HIV/AIDS
- HIV (Human Immunodeficiency Virus) is de naam van het virus
- AIDS (Acquired ImmunoDeficiency Virus) is de naam van de ziekte
- Kan niet genezen, maar met medicatie kun je het wel onderdrukken
- Eén keer gebeurd middels beenmergtransplantatie
Geschiedenis:
- 5 juni 1981: Begin (35 miljoen slachtoffers)
Kregen het door doordat:
- Zagen toen met name dat gewoon gezonde homoseksuele mannen aan een
luchtweginfectie overleden
- Artsen moesten steeds vaker pentamidine voorschrijven
- 1955-1976: 6 zeldzame gevallen, paarsachtige huidlaesies, gewichtsverlies, kortademigheid
Transmissie door onbeschermd seksueel contact, bloed van geïnfecteerd persoon, moeder tot kind
, College 1 - HIV/AIDS 1
Definities!
- Pathogeen: organisme dat ziekte kan veroorzaken
- Primair pathogeen: veroorzaakt ziekte in gezonde gastheer
- Opportunistisch pathogeen: veroorzaakt alleen ziekte in verzwakte gastheer
- Infectie: aanwezigheid van een vermenigvuldigend (micro-) organisme; hoef niet schadelijk te zijn
- Is eigenlijk een gevecht tussen gastheer en pathogeen
- Mens heeft als verdediging aangeboren en verworven immuunsysteem
- Commensalisme: + en ~
- Mutualisme: + en +
- Parasitisme: + en -
- Normale flora = microbiota
- Bescherming tegen andere microorganismen
- Digestie en productie vitamine B, K
- Stimuleert immuunsysteem
- Kan ook tegen je keren bij: immunodepressie, als balans verstoord is, wanneer het zich op
de verkeerde plek bevindt
- Virulentie: mate van pathogeniciteit/weefselschade geproduceerd door een organisme
- LD50 (lethale dosis): de dosis die nodig is om 50% van de individuen te doden
- ID50 (infectiedosis): de dosis die nodig is om 50% van de individuen te infecteren
Zelf-limiterende infectie: gastheer is in staat om de infectie zelf te klaren (bij HIV niet het geval)
Incubatie = periode tot aan symptomen (ziekte): toename pathogeen: transmissie mogelijk
Ziekte: afhankelijk van virulentie pathogeen en/of conditie gastheer
Herstel = afname en verdwijnen van symptomen (ziekte): afname pathogeen
maar: bij sommige infecties kan na herstel symptomen (ziekte) nog steeds
pathogeen aanwezig zijn en transmissie mogelijk
4 vragen:
Wat? Classificatie (behandeling): kennis organisme en
bijbehorende specifieke symptomen (etiologie)
Hoe? Transmissieroute (preventie): hoe en wanneer wordt het
pathogeen overgebracht naar andere gastheer
Wanneer? Pathogene levenscyclus (transmissieroute, monster
nemen voor diagnose): waar zit het pathogeen in het lichaam
Wie? Risicogroepen: wie behoren tot de risicogroepen
,Verschillende manieren van transmissie:
- Contact transmissie Direct contact (bv SOA’s)
Indirect contact (bv door een zakdoek of deurklink)
Druppeltjes (via de lucht)
- Vehicle transmissie Bv gecontamineerd water of voedsel
(iets gebruikt als vervoer) Stofdeeltjes
Je hebt virussen met en zonder envelop → ‘non-enveloped’ virus overleeft langer
Horizontale transmissie → van mens tot mens (bv door niezen)
Verticale transmissie → van moeder op kind (bv HIV)
Infectieproces:
1. Binden aan lichaam
2. Binnen komen
Krijgt te maken met natuurlijke barrières
3. Vermenigvuldigen en koloniseren
Krijgt te maken met immuunsysteem
4. Op tijd verlaten, zodat weer een nieuwe gastheer
geïnfecteerd kan worden
Virulentiefactoren: verzamelnaam voor alle pathogene
eigenschappen dat een organisme bezit om al deze stappen te
kunnen doorlopen
College 2 - HIV/AIDS 2
3 verschillende infectieverlopen, ze hebben de acute fase
overeen (niet iedereen wordt daar ziek van)
De eerste is de zelflimiterende infectie
De andere twee zijn chronische infecties → blijven
aanwezig. Bij de tweede vindt er geen reactivatie meer
plaats, maar bij de derde wel (bv koortslip)
Indeling Pathogenen
- Virussen → stukje eiwit met daarin erfelijk
materiaal, afhankelijk van gastheer, intracellulair
- Prokaryoten
- Bacteriën → eencellige, intra- en
extracellulair
- Eukaryoten
- Schimmels (fungi)
- Parasieten → complexer qua celopbouw, intra- en extracellulair
- Van protazoa (eencelligen) tot metazoa (wormen, meercelligen)
, Indeling parasieten:
- Protazoa (eencelligen)
- T. gondii (toxoplasmose)
- P. falciparum (malaria)
- Leishmania spp.
- Metazoa (meercelligen)
- Helminthen (wormen)
- Zuigwormen
- Lintwormen
- Rondwormen
- Arthropoda (insectachtigen) → zitten niet in, maar op ons lichaam
- Insecta (luizen, vlooien)
- Arachnida (mijten, teken)
Prion (Proteinaceous and Infectious) → alleen maar
een stukje eiwit, veroorzaakt gekke koeienziekte
Bij sommige dieren die een mutatie hadden, was het eiwit verkeerd gevouwen. Als het verkeerd
gevouwen eiwit in contact kwam met een goed gevouwen eiwit, dan werd dat eiwit ook verkeerd
gevouwen. Zo kwamen er steeds meer verkeerd gevouwen eiwitten
Acute fase ontbreekt. Het gaat heel geleidelijk en er gaat een lange tijd overheen voor ziekte ontstaat
Indelingscriteria virussen:
1. Genetisch materiaal (DNA/RNA; -ds (dubbelstrengs) of -ss (enkelstrengs)
2. Aan- of afwezigheid van envelop
3. Symmetrie van structurele eiwitten (capsid)
Capsomeer = eiwit dat capside vormt
Capsid = eiwitmantel
Nucleocapsid = capside met erfelijk materiaal
Virion = infectieus viruspartikel
Virussen kunnen op een verschillende manier de gastheercel verlaten:
- Lysis → Door er heel bruut uit te springen als het ware, dan heeft het virus geen envelop, gastheer
gaat dood, want cel breekt open
- Budding → Heel geleidelijk, dan heeft het virus wel een envelop, gastheercel niet persé dood
HIV virus is enveloped ssRNA-virus (retrovirus → kan repliceren middels DNA-kopie)
De symmetrie van de capside is icosahedraal
Het is een ssRNA-virus, maar het heeft wel twee RNA strengen