PB1302 Wetenschapsfilosofie
Exploring Humans
Philosophy of science for the social sciences
Hoofdstuk 1 De grot uit: rationalisme en empirisme in
de oudheid
Wat is kennis? Dit is de vraag die Socrates stelde. Soortgelijke vragen zijn nog steeds van belang: hoe
kunnen we kennis rechtvaardigen? Wat is de ultieme bron van kennis? Via welke methode
verzamelen we kennis?
We beginnen met twee rivaliserende benaderingen: rationalisme en empirisme.
Rationalisme Empirisme
Kennis over de realiteit is afkomstig van Zintuigelijke ervaringen zijn de ultieme
ons redeneervermogen (intellect, rede, bron van alle kennis
ratio) Via de zintuigen krijgen we ervaringen
Hiermee verkrijgen we ideeën die niet over de realiteit
met de zintuigen te verkrijgen zijn Aristoteles
Plato
1.2 Plato’s rationalisme
Plato was een leerling van Socrates. Veel van Plato’s werken hebben de vorm van dialogen met
Socrates als een van de deelnemers. Socrates stelde veel vragen aan zijn medeburgers en zei vaak
dat niet-weten zijn enige zekerheid was. Hij zocht vaak naar de essenties van dingen, zoals
schoonheid. Socrates werd uiteindelijk ter dood veroordeeld en stierf door de gifbeker.
Plato heeft veel werken geschreven maar we richten ons hier op zijn metafysica en epistemologie.
Metafysica Epistemologie
Waarom is er iets? Waaruit bestaat de Wat is kennis en waar komt het
wereld? vandaan?
Ook: ontologie (= zijnsleer) Kennisleer
Griekse filosofen hielden zich bezig met metafysica: het verschil tussen zijn en worden.
Heraclitus van Efeze: alles is verandering. Alles is in wording, ofwel: panta rei (= alles
stroomt).
‘Je kunt niet twee keer in dezelfde rivier stappen’. Zelf zijn we ook aan veranderingen
onderhevig. Alleen mensen die Logos (de verborgen en fundamentele wet) verkrijgen,
hebben echte kennis.
Parmenides: de zintuigen zijn misleidend en laten ons denken dat alles steeds verandert. Het
water voelt heet aan voor de een maar lauw voor de ander. Er is echter een permanente,
onveranderlijke realiteit. Alles is, niets wordt. Kennis ligt achter de veranderlijke
verschijningsvormen. We moeten op onze rede vertrouwen, niet de zintuigen.
Ze vroegen zich dus af wat echt is en wat niet. Dit heeft te maken met de vraag: wat is kennis?
1
,PB1302 Wetenschapsfilosofie
Plato’s filosofie kan worden begrepen tegen de achtergrond van de ideeën van Heraclitus en
Parmenides. Als we kennis zien als perceptie (empiristen) maken we volgens Plato kennis afhankelijk
van de observeerder. De mens is dan de maat van alle dingen (Protagoras). Zo kan niemand ooit iets
fout hebben. De waarheid is afhankelijk van de persoon. Dit maakt onderzoek en kritiek onmogelijk.
Het leidt tot relativisme.
Volgens Plato gaan kennis en waarheid over hoe de realiteit werkelijk is. We kunnen niet uitgaan van
observatie, omdat de natuurlijke realiteit veranderlijk is.
Plato sloot zich vooral aan bij Parmenides. Het zijnde is perfect, en dat betekende voor hem ook dat
het onveranderlijk was. De werkelijke wereld was voor hem een bovennatuurlijke wereld met
perfecte Vormen (Ideeën). Voorbeeld: een getekende driehoek is niet perfect, maar is een
representatie van de essentie van een driehoek. De werkelijke driehoek is te vinden in deze
bovennatuurlijke wereld.
Dit legde hij uit aan de hand van de allegorie van de grot.
Volgens Plato zijn mensen die af gaan op zintuigelijke ervaringen als de gevangenen in de grot. Ze
moeten echter leren de Vormen te zien. Empirisch onderzoek voldoet niet, het leidt tot
overtuigingen, maar niet tot kennis.
De Vormen bevinden zich in een bovennatuurlijke wereld, dus we kunnen ze niet waarnemen, maar
we kunnen ervan weten door ons redeneervermogen.
Plato is niet alleen een rationalist, maar ook een aanhanger van het nativisme. Dat houdt in dat
mensen aangeboren ideeën hebben als ze worden geboren. Volgens Plato bezitten we bij de
2
,PB1302 Wetenschapsfilosofie
geboorte zelfs alle kennis en hoeven we het ons alleen maar te herinneren. Leren is dus eigenlijk
herinneren.
Onze ziel behoort volgens Plato tot de wereld van de Vormen, maar als we geboren worden,
vergeten we ze weer (Plato’s theorie over reïncarnatie). Met goed redeneren kunnen we ze ons
herinneren. Plato demonstreerde dit met het voorbeeld van Meno en zijn slaaf (hoewel Socrates de
slaaf suggestieve vragen stelde en naar het juiste antwoord leidde).
1.3 Aristoteles’ empirisme
Volgens empiristen is de bron van kennis zintuigelijke ervaring. Onze zintuigen brengen ons
rechtstreeks in contact met de wereld. Onze ervaringen zijn het fundament van onze kennis.
Aristoteles heeft over een groot aantal onderwerpen geschreven. Hij voerde zijn eigen empirisch
onderzoek uit. Zijn langste werk is ‘Historia Animālium’. Theorieën moesten volgens hem
overeenkomen met observaties en gedeelde overtuigingen.
Hij wees Plato’s bovennatuurlijke wereld af. Alle kennis en alle ideeën komen voort uit de natuurlijke
wereld.
Thomas van Aquino (ook wel Thomas Aquinas) leidde uit Aristoteles werk het peripatetisch axioma
af:
"Niets bereikt het verstand voordat het eerst door de zintuigen is opgepikt"
(Latijn: "Nihil est in intellectu quod non sit prius in sensu").
Aangezien kennis afkomstig is van ervaring, bestaat er dus geen aangeboren kennis. We zijn bij onze
geboorte als een ‘schone lei’. John Locke verwijst in de 17 e eeuw naar hetzelfde: een leeg blad
papier. Een oudere versie is de tabula rasa: een leeg wastablet.
Voor Aristoteles was waarneming letterlijk de ‘impressie’ van een vorm in de geest: ‘in-formatie’.
De empirische doctrine is van belang voor wetenschappelijke methodologie, beschreven in de
Organon. Het ging om het ontdekken van oorzaken van objecten.
Voor oorzakelijke verklaringen moeten we redeneren vanuit theoretische basisprincipes naar
specifieke gevallen. Hiervoor gebruikte hij syllogismen, deductieve argumenten.
Voorbeeld:
(a) ALLE MENSEN ZIJN STERFELIJK
(b) SOCRATES IS EEN MENS
(c) SOCRATES IS STERFELIJK
(a) en (b) zijn de premissen en (c) is de conclusie.
Bij een wetenschappelijke deductie gaan we van een algemene waarheid naar een specifiek geval.
Aangezien de premissen universeel geldig zijn, is ook de conclusie waar.
De principes van wetenschappelijke kennis moeten volgens Aristoteles oorzakelijk, direct en waar
zijn. Maar hoe kan de waarheid van de principes zelf worden bewezen?
3
, PB1302 Wetenschapsfilosofie
We moeten gebruikmaken van inductie: van een observatie van specifieke fenomenen naar
universele wetten. Universele principes komen voort uit feiten die zijn afgeleid van zintuigelijke
waarnemingen.
Inductie levert echter een probleem op. Voorbeeld: enorm veel mensen zijn overleden. Ze waren dus
allemaal sterfelijk. Mogen we nu concluderen dat het een universele wet is dat alle mensen sterfelijk
zijn? NEE. Want misschien zijn er mensen die niet sterven. We kunnen dat niet geheel uitsluiten.
Hoeveel observaties we ook hebben gedaan, er is altijd een kans dat we een uitzondering hebben
gemist.
Empirische gegevens verzamelen is dus niet genoeg om waarheid te garanderen. Volgens Aristoteles
wordt de waarheid van universele causale oorzaken vastgesteld door een intellectuele eigenschap
genaamd nous. Intuïtieve inductie (inzicht) door de geest (nous) garandeert de waarheid.
Alle tot dusverre geobserveerde mensen zijn overleden, maar ons intellect zorgt voor het inzicht dat
mensen noodzakelijkerwijs sterfelijk zijn.
Aristoteles wordt vaak onder de empiristen geschaard, maar dit is controversieel.
1. Inductie is volgens hem niet geheel gebaseerd op observaties, maar op nous.
Dit heeft te maken met zijn vier oorzaken:
a. een materiële oorzaak (causa materialis)
b. een formele oorzaak (causa formalis)
c. een bewegende oorzaak (causa efficiens)
d. een finale oorzaak (causa finalis)
Kennis hebben is alle vier de oorzaken kennen, maar ze zijn niet allemaal gebaseerd op
zintuigelijke waarneming. Dus is Aristoteles geen radicale empirist. Aristoteles: voor alle
wetenschappelijke kennis is de rede nodig.
2. Zijn eigen theorieën zijn gebaseerd op beperkte en oppervlakkige datasets. Hij liet zich soms
leiden door aannames.
Aristoteles nam de empirie als belangrijkste bron van kennis, maar er moesten nog epistemologische
problemen worden opgelost.
Hoofdstuk 2 Voorbij de pilaren van Hercules: een
nieuwe (filosofie van de) wetenschap
2.1 Inleiding
Francis Bacon publiceerde in de 17e eeuw The Novum Organon (De nieuwe methode), ter vervanging
van de methode van Aristoteles. Het idee was dat wetenschap over de grenzen van antieke en
middeleeuwse wetenschap moest gaan. Bacon stelde een nieuwe wetenschappelijke methode voor;
deze moest worden geleid door observaties en experimenten.
4