Systeem 10
Taak: Nog eint
Fien van Kan, gepensioneerd postbezorger bij PostNL, betrekt in oktober een flat van de
woningbouwvereniging ‘Ons Belang’ aan de Fons Olterdissenstraat. De flat is in redelijke staat.
Niettemin laat Fien op eigen kosten een drietal nogal beschadigde binnendeuren vervangen.
Al snel krijgt Fien spijt van haar beslissing om aan de Fons Olterdissenstraat te gaan wonen.
Haar buurman, Frits Jongen, blijkt een fervent liefhebber van het carnaval. Vanaf 11 november
draait hij vrijwel dagelijks carnavalsmuziek, zelfs op beide kerstdagen. Klagen bij de buurman
helpt echter niet; onder het motto ‘iech bin zowie iech bin’ verklaart Jongen niet zonder de
muziek te kunnen. Klagen bij de woningbouwvereniging helpt evenmin. ‘Dat hoort erbij, zeker
in Maastricht’, krijgt Fien te horen van de baliemedewerker (die in zijn vrije tijd trompet speelt
in ‘Vreug en Neugter’). Begin januari wendt Fien zich tot de politie, ook dat is tevergeefs. De
door Jongen veroorzaakte geluidsoverlast blijkt – objectief gemeten – niet de grenzen van het
aanvaardbare te overschrijden.
Fien blijft niettemin klagen. De medewerkers van de woningbouwvereniging staan haar steeds
vriendelijk te woord; achter haar rug om wordt zij echter uitgemaakt voor querulant. Op grond
van de geluidsmeting door de politie voelt de woningbouwvereniging zich gerechtigd de
klachten verder naast zich neer te leggen.
In de week voor carnaval komt het tot een uitbarsting. Jongen draait vrijwel voortdurend het
nieuwste carnavalsliedje ‘Nog eint’. Fien is niet bestand tegen de voortdurende herhaling en
wendt zich op donderdagmorgen ‘in alle staten’ tot haar huisarts. Deze verhoogt – ten einde
raad – de dosering van de kalmerende pillen die Fien al enige tijd slikt. De nieuwe dosis heeft
echter niet het beoogde effect – integendeel! Op vrijdagmorgen is het voor Fien definitief één
liedje te veel. Om een einde te maken aan de muziek gooit zij, geheel overstuur, een baksteen
door het glas in de voordeur van buurman Jongens flat. Meteen daarop vertrekt zij, nog steeds
overstuur, per trein naar haar zus Annie in Barneveld. Op advies van Annie stuurt zij nog
diezelfde vrijdag een aangetekende brief aan de woningbouwvereniging, waarin zij te kennen
geeft niet meer terug te keren in de flat aan de Fons Olterdissenstraat.
De verhuurder reageert op Aswoensdag, eveneens schriftelijk. Fien wordt meegedeeld dat de
woningbouwvereniging akkoord gaat met de beëindiging van de huur met ingang van 1 maart
en dat de kosten van het vervangen van de ruit zullen worden weggestreept tegen de
verbetering van de flat door de nieuwe deuren.
Fien is inmiddels tot rust gekomen en schrikt van de reactie van de woningbouwvereniging:
‘zo had zij het nu ook weer niet bedoeld!’. Fiens huisarts blijkt bereid te verklaren dat zij door
het pilgebruik op de bewuste vrijdag niet wist wat zij deed. Onder overlegging van deze
verklaring en het aanbod de kosten van het vervangen van de ruit te betalen, verzoekt Fien de
woningbouwvereniging het gebeurde te vergeten. De woningbouwvereniging blijkt daartoe niet
bereid, ook al omdat zij de flat inmiddels schriftelijk heeft toegezegd aan
Wim Zeguers (waarvan de woningbouwvereniging bekend is dat hij hardhorend is).
1
,Vragen:
a) Geef gemotiveerd aan of Fien gebonden is aan de opzegging van de huur en of de
woningbouwvereniging zich op de onaantastbaarheid van de rechtshandeling kan beroepen?
b) Zo ja, kan de redelijkheid en billijkheid dan nog een rol spelen?
NB: Ga bij het maken van de opdracht in op de vraag wie wat moet bewijzen.
Vervolg casus
Stel je voor dat Fien de brief niet verstuurde, maar jou - als bevriend jurist - om advies vraagt
hoe ze de huurovereenkomst kan opzeggen. In de overeenkomst en in de considerans is onder
andere het volgende opgenomen:
“Bij de uitvoering van de onderhavige overeenkomst prevaleert de letterlijke tekst van deze
overeenkomst, in afwijking van het Haviltex-criterium, boven eventuele partijbedoelingen zodat
bij geschillen die onverhoopt op welke wijze dan ook uit deze overeenkomst mochten
voortvloeien, ook wanneer slechts een der partijen een geschil aanwezig acht, de competente
rechter de bepalingen zoals opgenomen in de onderhavige overeenkomst uitsluitend
grammaticaal dient uit te leggen en toe te passen.”
Verder geldt t.a.v. de opzegmogelijkheden:
“Beëindiging van de huurovereenkomst door opzegging dient te geschieden per aangetekende
brief en tegen de eerste dag van een kalendermaand en met inachtneming van een
opzegtermijn. De opzegtermijn is voor een opzegging gelijk aan de duur van een
betaalperiode, maar niet korter dan één maand en niet langer dan drie maanden.”
Vraag:
Wat zou je Fien adviseren over de opzegging?
Casus:
Een overeenkomst is een rechtshandeling, op grond van artikel 3:33 BW is een door een
verklaring geopenbaarde wil.
o Bij wilsontbreken is de wil er totaal niet
o Bij wilsgebreken is de wil gebrekkig tot stand gekomen
à Is er een rechtshandeling? Dit invullen aan de hand van artikel 3:33 BW.
Wat is de vraag wanneer je kijkt naar de uitlegging van de overeenkomst à om welke
rechtshandeling gaat het eigenlijk?
1. Is er sprake van een rechtshandeling? Fien wil graag een beroep doen op artikel 3:33
BW
2. Er is wil nodig die door verklaring is geopenbaard:
a. Wil
b. Verklaring
c. Overeenstemming tussen beide
3. Artikel 3:34 BW: de wil wordt geacht te ontbreken (de wil is er niet, geen tegenbewijs
mogelijk)
o Iemand geestesvermogens zijn gestoord ten tijde van het verrichten van de
rechtshandeling (verklaring = rechtshandeling)
2
, o Tijdelijk
o Blijvend
o Indien de stoornis een redelijke waardering der bij de handeling betrokken belangen
belette
OF
o Indien de verklaring onder invloed van die stoornis is gedaan
o De wetgever heeft geholpen omdat het moeilijk te bewijzen is: een
rechtsvermoeden à de verklaring wordt VERMOED (tegenbewijs is mogelijk)
te zijn gedaan onder invloed van de stoornis indien de rechtshandeling nadelig
was voor de geestelijk gestoorde TENZIJ het nadeel op het tijdstip van de
rechtshandeling niet te voorzien was
Als er voldaan wordt aan een van de opties zijn de geestesvermogens van de persoon
gestuurd en wordt de wil geacht te ontbreken.
Geacht: geen tegenbewijs mogelijk (in de procedure wel maar als het eenmaal is vastgesteld
is geen tegenbewijs meer mogelijk)
Vermoed: tegenbewijs wel mogelijk
4. Er wordt vastgesteld dat de wil ontbreekt. Op grond van artikel 3:34 lid 2 BW kan de
rechtshandeling vernietigd worden.
5. Artikel 3:34 BW kan doorbroken worden door artikel 3:35 BW. Dit artikel beschermt
tegen de werking van artikel 3:34 BW in geval van gerechtvaardigd vertrouwen van
artikel 3:11 BW.
Toepassen:
1. Artikel 3:33 BW: een wil en een verklaring die met elkaar overeenstemmen. De wil is
het opzeggen van de huurovereenkomst, en de verklaring wordt geuit in de
aangetekende brief, waarin ze zegt dat ze niet meer terugkomt.
a. In de ideale situatie komen de wil en verklaring overeen, maar dat is in de casus
niet het geval.
2. Fien zal zeggen dat haar wil en verklaring niet overeenkomen, en gaat zich beroepen
op artikel 3:34 BW. Als er geen wil is kan er namelijk ook geen overeenstemming zijn
met de verklaring.
3. Op grond van artikel 3:34 BW wordt de wil geacht te ontbreken indien:
a. De stoornis een redelijke waardering van de bij de handeling betrokken
belangen belette, hierbij kan de verklaring van de dokter aangevoerd worden
(er gebeurt iets en dan ga je meteen actie ondernemen). Door de stoornis had
ze geen rekening kunnen houden met haar woningbelangen.
b. Verklaring onder invloed van de stoornis gedaan
à Als optie 1 aangetoond kan worden is dit voldoende, de wil wordt geacht te ontbreken en
kan dus vernietigd worden op grond van lid 2.
à Optie 2 is niet mogelijk omdat het nadeel te voorzien was dat ze bij het opzeggen van de
huurovereenkomst uit haar woning moet, het nadeel was te voorzien en dus kan er geen
beroep worden gedaan op de tenzij bepaling, er kan wel een beroep worden gedaan op optie
2 maar niet meer op de tenzij bepaling, door de doktersverklaring kan er bepaald worden dat
de verklaring onder invloed van de stoornis is gedaan
3
, De overeenkomst is vernietigbaar op grond van artikel 3:34 lid 2 BW omdat de
geestesvermogens gestoord waren en daarom de wil wordt geacht te ontbreken.
4. De volgende stap is kijken of de vereniging een beroep kan doen op artikel 3:35 BW.
Als zij zich kunnen beroepen op artikel 3:35 BW dan geldt artikel 3:34 BW niet. Om
dit te bepalen moet je afwegen: alle omstandigheden van het geval (AOVHG). Fien
heeft op 1 dag geklaagd, de steen door de ruit gegooid, en de huurovereenkomst
opgezegd. Hierbij moet er dus worden gekeken naar de aard van de persoon. Er kan
gesteld worden dat de vereniging een onderzoeksplicht heeft, ze hadden bijvoorbeeld
moeten kijken wat er aan de hand was, omdat ze meerdere keren geklaagd heeft en
een steen door de ruit heeft gegooid.
Er is een afkoelperiode, Fien doet iets en in de periode daarna heeft Fien erover
kunnen nadenken.
De woningbouw had mogelijk moeten onderzoeken, Fien is hier de zwakkere partij.
Eelman/Hin: In casu heeft Eelman in 1954 besloten zijn boerderij te verkopen. Hij verkoopt
deze voor een goede prijs aan de wederpartij van deze zaak: Hin. Het probleem ontstaat
wanneer het op de levering van de boerderij aankomt op 1 juli van hetzelfde jaar. Eelman
weigert namelijk om aan deze levering mee te werken. Hij geeft aan dat hij niet meer aan de
koopovereenkomst gebonden wil zijn. Eelman geeft hierbij aan schizofreen te zijn, hij zag
namelijk geesten. Het feit dat hij geesten zag was dan ook de reden dat hij de boerderij wilde
verkopen. Vervolgens beroept Eelman zich op artikel 3:34 BW. Wanneer iemand wiens
geestvermogens blijvend of tijdelijk zijn gestoord iets heeft verklaard, wordt namelijk geacht
dat de wil die met de verklaring overeenstemde ontbreekt. Hierbij moet de verklaring nadelig
zijn geweest voor de geestelijk gestoorde. De uitzondering hierop is dat het nadeel op het
tijdstip van de rechtshandeling redelijkerwijze niet was te voorzien. Als verweer beroept Hin
zich op het gerechtvaardigd vertrouwen krachtens artikel 3:35 BW. Hij had er namelijk op
mogen vertrouwen dat hij de boerderij van Eelman kon kopen. Volgens de Hoge Raad is een
aantal factoren in casu van belang. Om te beginnen moet worden gekeken naar het
geldbedrag dat Eelman zou ontvangen voor de verkoop van boerderij: in casu was dit een
normale prijs. Verder is het essentieel om vast te stellen of Eelman ook echt een geestelijke
stoornis had terwijl hij de koopovereenkomst aanging. Als Eelman inderdaad tijdens het sluiten
van de overeenkomst handelingsonbekwaam was, is de vraag of Hin zich kan beroepen op
het feit dat hij echt dacht dat Eelman bekwaam was. In onderhavige zaak had Hin niet kunnen
weten dat Eelman handelingsonbekwaam was. De koopovereenkomst is derhalve geldig.
Westhoff/Spronsen-arrest: Westhoff is vrachtwagenchauffeur voor Spronsen, en dacht dat hij
na een rit naar huis gebracht zou worden. Eenmaal in Monster aangekomen, bleek daarover
niets te zijn afgesproken. Daarop heeft Westhoff tegen een in het bedrijfspand in Monster
aanwezige medewerker gezegd: “Ik pak mijn zooitje en je bekijkt het maar, ik kom niet meer
terug.” Hij heeft zijn bezittingen uit de vrachtauto gehaald en is toen vertrokken. Vervolgens
heeft Westhoff op maandag 3 en dinsdag 4 mei niets meer van zich laten horen. Per
aangetekende brief van dinsdag 4 mei heeft Spronsen aan Westhoff zijn ontslagname
bevestigd. Westhoff is het echter niet eens met deze beslissing en vecht zijn ontslagname aan.
Hij vordert van Spronsen salaris en vakantiegeld tot en met de dag waarop de
arbeidsovereenkomst regelmatig zal zijn beëindigd.
4