Samenvatting thema 1 - Motoriek en sensibiliteit + stoornissen
4.1. Inleiding zenuwstelsel
Functies zenuwstelsel:
Het waarnemen/reguleren van interne parameters (bloeddruk, zuurstofspanning,
hormoonhuishouding, enz.)
Het aansturen van gedragspatronen (ten aanzien van voeding, voortplanting,
zelfverdediging, gerichte acties motoriek en andere interacties met de omgeving)
Indeling:
Functioneel
Willekeurig (somatisch, animale zenuwstelsel)
Onwillekeurig (autonome, vegetatieve zenuwstelsel)
Aansturen interne milieu en behouden hemostase.
Anatomisch
Centraal zenuwstelsel (CZS), hersenen en ruggenmerg
Integreert en coördineert de verwerking van sensorische informatie en het
doorgeven van impulsen naar de spieren.
In het CZS zetelen ook de hogere functies, zoals intelligentie, het geheugen
en emoties.
Perifeer zenuwstelsel (PFS), al het zenuwweefsel buiten het CZS, zoals zenuwen en
ganglia.
Bestaat uit twee delen:
Afferente deel, geleidt sensorisch informatie vanuit receptoren in weefsel en
organen naar het CZS.
Receptoren zijn sensorische structuren die veranderingen in de omgeving
detecteren (intern of extern)
Efferente deel, geleidt motorische opdrachten vanuit het CZS naar spieren en
klieren. Deze doelorganen en weefsel reageren door iets te doen en worden
effectoren genoemd.
Bestaat uit twee delen:
o Somatische zenuwstelsel (SZS), reguleert skeletspiercontracties.
Zowel willekeurige als onwillekeurige reacties (reflexen bijv.)
o Autonome zenuwstelsel (AZS, ofwel vegetatieve zenuwstelsel),
reguleert automatisch het gladde spierweefsel, hartspierweefsel,
kliersecretie en vetweefsel op onbewust niveau.
Bestaat uit een sympathisch en parasympatisch gedeelte.
1
,Samenvatting thema 1 - Motoriek en sensibiliteit + stoornissen
Zenuwstelsel bestaat uit al het zenuwweefsel in het lichaam. Zenuwweefsel bestaat uit twee soorten
cellen; neuronen en neuroglia.
Neuronen zijn de basis functionele eenheden van het zenuwstelsel. Bij alle neurale functies
communiceren neuronen zowel onderling als met andere celtypen.
Neuronen hebben een elektrisch potentiaalverschil (binnenkant minder geladen dan de buitenkant).
Neuroglia is het steenweefsel van het zenuwstelsel bestaande uit een fijn ondersteund netwerk
waarin zich typische vertakte cellen, de neurogliacellen (ook wel gliacellen), bevinden.
Neuronen bestaat uit een:
Cellichaam/Pericarion
Centrum van een neuron (vindt stofwisseling en voeding plaats van de neuron,
kunnen ook signalen doorsturen
Bevat een grote, ronde celkern met een opvallend kernlichaampje.
Het cytoplasma van het cellichaam bevat ook organellen, die energie leveren en
organische verbindingen vormen.
Ook bevinden zich in het cytoplasma lichaampjes van Nissl (groepen
Endoplasmatisch reticulum (ER) en vrije ribosomen). Deze lichaampjes geven grijze
kleur aan gebieden die cellichamen van neuronen bevatten grijze stof.
Dendrieten
Betreft vaak verschillende gevoelige vertakkingen, die binnenkomende signalen
opvangen en een prikkel geleiden naar het cellichaam.
(ca. 1000 per neuron)
Axon
Geleidt uitgaande signalen in de richting van één of meerdere synapsknopen
Vanuit het cellichaam lopen verschillende
dendrieten en één axon.
Het plasmamembraan van de dendrieten en
het cellichaam is gevoelig voor chemische,
mechanische of elektrische prikkeling.
Aan het einde van elk axon bevindt zich een
synapskoop, ofwel axonuiteinde.
Een synapsknoop maakt deel uit van een
synaps, een plaats waar een neuron met een
andere cel communiceert.
Indeling van neuronen naar bouw
Multipolair neuron (meest
voorkomend)
Twee of meer dendrienten
en één axon.
Alle motorische zenuwcellen, die skeletspieren aansturen, zijn multipolair.
Axon kan wel een meter of langer zijn
Unipolair neuron / pseudoplolair
Dendrieten lopen over in het axon en het cellichaam ligt aan één zijde.
Meest sensibele neuronen van het PZS zijn unipolair.
Axonen kunnen even lang zijn als die van een multipolair neuron
Bipolair neuron
Één dendriet en één axon met cellichaam daartussenin. Zijn klein en zeldzaam,
voornamelijk voorkomend bij zintuigcellen (zien, ruiken of horen).
2
, Samenvatting thema 1 - Motoriek en sensibiliteit + stoornissen
Functionele indeling neuronen
Wat de functie betreft worden neuronen in drie groepen verdeeld
1. Sensibele neuronen (afferente neuronen)
Vormen het afferente deel van het PZS. Ontvangen informatie van zintuigcellen die
het uitwendige en inwendige milieu waarnemen en daarna de informatie naar
andere neuronen in het CZS doorgeven.
2. Motorische neuronen (efferente neuronen)
Van het efferente gedeelte geleiden impulsen vanuit het CZS naar andere weefsels,
organen of orgaanstelsels. De perifere doelcellen waarmee ze in verbinding staan,
worden effectoren genoemd (bijv. skeletspieren trekken samen na stimulatie)
3. Schakelcellen (associatieneuronen)
Bevinden zich geheel in het CZS. Zijn verantwoordelijk voor het doorschakelen van
sensorische informatie en voor de coördinatie van motorische activiteit.
Organisatie van neuronen in het zenuwstelsel
in het PZS:
Bevinden zich cellichamen van neuronen (grijze stof) zich in ganglia
Bevat de witte stof axonen die samengebundeld zijn in zenuwen; ruggenmergzenuwen zijn
verbonden met het ruggenmerg en hersenzenuwen met de hersenen. Een bepaalde zenuw
kan zowel sensibele als motorische axonen bevatten.
In het CZS:
Verzameling cellichamen met een gemeenschappelijke functie een centrum genoemd. Een
centrum met een duidelijke afgrenzing wordt een kern genoemd.
Gedeelte van het hersenoppervlak zijn bedekt met een dikke laag grijze stof, de zogenoemde
hersenschors.
Bevat de witte stof bundels van axonen die op een gezamenlijke plek ontspringen en een
gezamenlijke bestemming en functie hebben. Zo’n bundel wordt een baan genoemd.
Banen bestaan uit zowel witte als grijze stof. Ze verbinden centra in de hersenen met de rest
van het lichaam.
Sensibele banen (opstijgende banen), geleiden informatie vanuit zintuigen naar de
verwerkingscentra in de hersenen
Motorische banen (dalende banen), beginnen in de centra in het CZS die betrokken
zijn bij motorische activiteit en eindigen bij de skeletspieren die ze aansturen.
3