Thema 4 – Jeugdgezondheidszorg, rechten van het kind en kindermishandeling
De werkwijze van de jeugdgezondheidszorg schetsen en aangeven wat de belangrijkste speerpunten
zijn:
De jeugdgezondheidszorg (JGZ) is het onderdeel van de gezondheidszorg dat gericht is op het
bevorderen, beschermen en beveiligen van gezondheid, groei en lichamelijke en geestelijke
ontwikkeling van kinderen en jeugdigen.
Kenmerkend voor de JGZ is dat zij preventieve, multidisciplinaire zorg systematisch aanbiedt aan de
gehele jeugd, zowel individueel als groepsgewijs. De gemeentelijke overheden zijn verantwoordelijk
voor de uitvoering van de JGZ. Doelgroep: 0- tot 19 jarigen.
- 1e milieu: thuis, 2e milieu: kinderopvang/school, 3e milieu: sportclub, hobby’s etc., 4e milieu:
online
JGZ voor 0-3 jarigen Consultatiebureau:
- CB of jeugdartsen
- Verpleegkundigen
- Assistenten
o soms ondersteund door: diëtisten en logopedisten.
Zorg voor 4-19 jarigen GGD’s:
- (Jeugd)artsen
- Verpleegkundigen
- Assistenten
o Ondersteund door: functionarissen, epidemiologen en soms diëtisten, logopedisten,
psychologen en orthopedagogen.
Tijdens schoolloopbaan minstens 3 keer uitgenodigd voor individueel contact en nog eens 2 maal
voor een vaccinatie en een screening op spraak- en taalstoornissen.
Activiteiten JGZ:
1. Monitoring en signalering; groeidiagrammen en volgens van ontwikkeling (van
Wiechenschema).
2. Inschatten van zorgbehoefte; en zo nodig ouders adviezen geven of verwijzen.
3. Screenings en vaccinaties: Neonatale gehoorscreening (OAE), hielprik, amblyopiescreening
(VOV en visustest), RVP (huisbezoek 2 weken postpartum)
Vroegsignalering: Niet-ingedaalde testis, heupdysplasie, hartafwijking, gebitsproblemen, te
kleine lengte
Voorlichting, advies, instructie en begeleiding: Zindelijkheid, voorkomen wiegendood,
gebruik vitamine D en K, tandvoorlichting, passief roken
4. Voorlichting, advies, instructie en begeleiding; voeding, slapen, begeleiding bij bedplassen.
5. Beïnvloeden van gezondheidsbedreigingen; kindermishandeling, ongevallen, pesten.
6. Zorgsysteem, netwerken, overleg en samenwerking; met hulpverleners van buiten de JGZ.
De JGZ kan bij medische problemen een coördinerende rol spelen door bijvoorbeeld
rondetafelgesprekken te organiseren.
Informatieverstrekking en behandel’’beperkingen’’:
In twee uitzonderingsgevallen is de toestemming van alleen de jongere voldoende:
- Wanneer het niet behandelen van de jongere voor hem ernstig nadeel oplevert (denk aan
geslachtsziekte, vaccinatie) hoeven de ouders over de behandeling niet te worden ingelicht.
- Wanneer de behandeling de weloverwogen wens is van de jongere (denk aan abortus,
vaccinatie). In dit geval dient de arts in principe wel met de ouders/voogden te overleggen,
maar het goed hulpverlenerschap kan met zich meebrengen dat zij over de behandeling niet
worden geïnformeerd. Ook in deze leeftijdscategorie dienen de jongeren naar hun
bevattingsvermogen te worden geïnformeerd over de behandeling.
Ouders hebben automatisch het gezag als het kind geboren is tijdens hun huwelijk of geregistreerd
partnerschap
1
,Thema 4 – Jeugdgezondheidszorg, rechten van het kind en kindermishandeling
Rijksvaccinatieprogramma (RVP)
De infectieziektebestrijding kent vele verschillende interventies om de ziektelast van infectieziekten
te verlagen. Enkele belangrijke interventies zijn:
- Riolering
- Hygienemaatregelen (zeep, voedselveiligheid, etc)
- Vaccinaties
De vaccinaties opgenomen in het RVP zijn dermate effectief dat ze landelijk worden aangeboden. Het
uitvoeren van het RVP is daarmee een onderdeel van effectieve infectieziektebestrijding en wordt
uitgevoerd door het JGZ.
2
, Thema 4 – Jeugdgezondheidszorg, rechten van het kind en kindermishandeling
De diverse fasen van een normale ontwikkeling bij het kind (zuigeling, peuter, kleuter, adolescent) in
grote lijnen beschrijven; zowel fysiek als psychologisch:
Er wordt onderscheid gemaakt in diverse ontwikkelingsgebieden:
1. Ontwikkeling grove motoriek (van hoofdbalans tot lopen)
2. Visus en fijne motoriek (van kijken tot grijpen)
3. Horen, spreken en taal (verbaal- en non-verbale communicatie)
4. Sociaal emotioneel en gedrag (persoonlijkheid en sociaal gedrag)
5. Cognitieve gedrag
Ontwikkeling grove motoriek (grootste ontwikkeling in 1e jaar):
- Newborn; benen flexie, symmetrische positie; headleg bij optillen
- 6-8 weken; optillen hoofd tot 45 graden in buikligging
- 6-8 maanden; zitten zonder ondersteuning
- 8-9 maanden; kruipen
- 10 maanden; lopen rond tafel
- 12/15maanden; wankel/stabiel lopen
Ontwikkeling visus en fijne motoriek (vooral vanaf 1 jaar):
- 6 weken; volgen van bewegend object door gezicht te draaien
- 4 maanden; uitreiken naar speelgoed
- 4-6 maanden; vastpakken in handen van speelgoed
- 7 maanden: overpakken van ene hand naar andere
- 10 maanden; pincetgreep
- 14 maanden – 4 jaar: bouwen van toren met steeds meer blokjes, tekenen van voorwerpen
Horen, spreken, taal (grootste ontwikkeling na 18 maanden):
- Newborn; geluid maken
- 3-4 maanden; lachen en klanken maken
- 7 maanden; gezicht draaien naar kant waar geluid vandaan komt
- 7-10 maanden; geluid maken naar ouders (dada-mama)
- 12 maanden; 2-3 woorden anders dan papa-mama
- 18 maanden; 6-10 woorden. Aanwijzen van lichaam
- 20-24 maanden; korte zinnen van 2-3 woorden
- 2,5 – 3 jaar; maakt continu zinnen van 3-4 woorden
Sociaal, emotioneel en gedrag (meest uitgesproken na 2,5 jaar):
- 6 weken; automatisch lachen
- 6-8 maanden; eten in mond stoppen
- 10-12 maanden; zwaaien, kiekeboe spelen
- 12 maanden; uit beker drinken met 2 handen
- 18 maanden; eten met een lepel
- 18-24 maanden; symbolisch spelen (naspelen)
- 2 jaar; zindelijk overdag, uittrekken van kleding
Cognitieve ontwikkeling, ontwikkeling met leeftijd:
- Peuters/ kleuters; zijn zelf het centrum van de wereld, zien niet levende figuren als levend en het
hebben van een gevoel, gebeurtenissen zijn magisch, alles heeft een doel, fantasierijk spel.
- Scholieren; gedachten zijn ordelijk en praktisch, gebonden aan specifieke omstandigheden →
operationele gedachten.
- Adolescenten; volwassen stijl van denken en abstracte gedachten begint te ontwikkelen, met de
mogelijkheid om abstract te redeneren, manipuleren en hypotheses te testen.
3