W10 – MAMMACARCINOOM
Historie borstkanker
- 1882: Mastectomie volgens Halsted methode
- 1970: bij diagnose heeft
o 5% al afstandsmetastasen (long, lever, bot) > geen genezing meer mogelijk
o 95% geen detecteerbare afstandsmetastasen > lokale therapie (borstoperatie evt.
met radiotherapie)
o 50% sterft uiteindelijk aan borstkanker indien geen nabehandeling volgt
Hiervan heeft 50% micrometastasen (hematogeen) > deze mensen moet je
systemische therapie aanbieden
Al vroeg in ontwikkeling van BrC
- Na bekend worden dat ook kleine mammacarcinomen al hematogeen kunnen metastaseren
zijn er twee inzichten:
o Bij beperkte grootte van mammacarcinoom
Beperktere chirurgische ingreep mogelijk
Halsted operatie is niet meer mogelijk
Nu zijn borstsparende operatie en schildwachterklier procedure
mogelijk
Minder mutilerende ingreep
QoL verbeterend
o Naast lokale therapie ook systemische therapie nodig gericht tegen
micrometastasen
- 1977: eerste studie met adjuvante chemotherapie
o Mensen die niet nabehandeld waren met chemotherapie kregen vaker de ziekte
terug, ook leefden ze minder lang
- Borstkanker 2015-nu: niet één entiteit
o Huidige situatie: 4 subtypen afhankelijk van receptorstatus (ER/PR receptor, Her2
receptor)
o Elke borstkanker is uniek
Borstkanker in Nederland
- Frequentie optreden van mammacarcinoom in NL
o Bij ongeveer 14.000 vrouwen/jaar wordt BrC ontdekt (DCIS: 2.000)
o 1 op 7 vrouwen ontwikkeld BrC
o De grootste deel van de vrouwen in post-menopausaal wanneer ze borstkanker
ontwikkelen (>75% is >50j, gemiddeld 60j)
o Een kwart van de vrouwen krijgt voor het 50e levensjaar borstkanker
o Iedere vrouw in de leeftijd van 50-75 jaar wordt eens in de 2 jaar gescreend,
hiermee worden 56% van vrouwen met borstkanker gedetecteerd
o De 10-jaars overleving is >80%, indien uitgezaaid 2,5 jaar
o Bij ~100 mannen/jaar wordt BrC ontdekt
- Borstkanker bij mannen
o 1% van alle borstkankers
o Risicofactoren
Obesitas (meer ontwikkeling in borstklier)
Testiculaire afwijkingen (minder testosteron dus verhouding androgenen en
oestrogenen verandert)
Hypofyseadenoom (endocriene hormonen geproduceerd)
Bestraling op thoraxwand (lange termijn bijwerking van straling)
Etniciteit
o Fenotype: ER, PR en AR positief, Her2 negatief, meestal luminaal B
o Verschillen met vrouwen met mammacarcinoom: >40% N+, vaker ER+ (bij de
mannen is vaker al naar de oksels uitgezaaid, en mannen zijn vaak hormoon-
gevoeliger)
, o Vaker geassocieerd met genetische afwijkingen: BRCA2 (10%), BRCA1 (<5%),
Klinefelter (XXY, risico 50x hoger), CHEK2 (1100delC; risk BrC 35-55%), p53, PTEN
- Borstkankerincidentie in NL toegenomen
o Starten landelijke borstkankerscreening
o Vergrijzing (langere overleving)
- Borstkankersterfte in NL
o De sterfte in Nederland per 10.000 vrouwen in gedaald
o 1989-2007: 40% sterftedaling (2% per jaar)
o Redenen afname sterfte aan borstkanker
Starten landelijke borstkankerscreening
Betere detectiemethodes
Betere behandelingsmogelijkheden
Risicofactoren mammacarcinoom
- Sporadisch mammacarcinoom (80%)
- Familiair mammacarcinoom (5-10%): 2 a 3x verhoogd risico
- Heriditair mammacarcinoom: aangetoonde mutatie (5-10%)
o BRCA 1 of 2 genmutatie
60-80% life-time risk mammacarcinoom
Sterk verhoogd risico op ovariumcarcinoom (BRCA1 35-45%, BR2: 10-20%)
o Wanneer denken aan erfelijke borstkanker
Familiair voorkomen van borstkanker
Jonge leeftijd bij diagnose (<40 jaar)
Meerdere keren borstkanker bij 1 persoon
Man met borstkanker
Bepaalde combinaties van soorten kanker
BRCA 1&2: borstkanker/ovariumcarcinoom
> bij deze indicaties verwijzen naar klinische geneticus
- NB radiotherapie thoraxwand op jonge leeftijd geeft een risico op mammacarcinoom
conform BRCA1/2 genmutatie
Presentatie primaire
mammacarcinoom
- Klachten
o Palpabele afwijking in de mamma (meest voorkomend)
o Ingetrokken tepel
o Inflammatie van de mamma (peau d’orange)
o Ulceratieve afwijkingen
o Pijn is slechts zelden de primaire klacht
- Geen klachten
o Screening: bevolkingsonderzoek van vrouwen tussen 50-75 jaar, elke 2 jaar
o Toevalsbevinding bij ander onderzoek, bv. CT-thorax
Diagnostiek mammacarcinoom
Lichamelijk onderzoek
- Inspectie: huidafwijkingen, mastitis/peau d’orange, intrekking huid/tepel
, - Palpatie mamma: palpabele tumor
o Indien je een tumor voelt: grootte, glad/irregulair, mobiel/fixatie
- Palpatie oksels, infra- en supraclaviculair
Aanvullende diagnostiek
Stellen van diagnose en stagering, TNM-stadium
- Stap 1: mammografie en echografie mamma
- Mammografie
o Geschikt voor screening
o Goed vergelijkbaar met eerdere mammografie
o Eerste keus bij verdenking mammacarcinoom
o Een solide laesie (wit) is verdacht en microkalk kan een aanwijzing zijn voor een
voorstadium van borstkanker
- Echografie mamma
o Niet geschikt voor screening
o Wel geschikt voor gericht onderzoek van afwijkingen gevonden bij LO,
mammografie of MRI
Verdenking mammacarcinoom > direct biopt mogelijk
o Stagering oksel (N van TNM-stadium) > punctie bij verdachte/pathologische
lymfeklier
o Carcinoom: grillig, niet mooi afgegrensd
- Stap 2: cytologische punctie en histologisch biopt
- Cytologie: met een dunne naald losse cellen opzuigen (fine needle aspiration; FNA)
o C1: onvoldoende materiaal
o C2: benigne
o C3: atypie/onzeker
o C4: verdacht voor maligniteit
o C5: maligne
o Voordeel: snel, weinig invasief/belastend, goedkoop
o Nadeel: minder sensitief en specifiek, geen onderscheid mogelijk tussen in situ of
invasief carcinoom (weefselverband niet zichtbaar)
- Histologie: met een dikkere naald
o Echogeleid
o Stereotactisch (mammografisch)
o MRI-geleid
o Voordelen
o Voordeel: vaker classificerende diagnose, onderscheid tussen in situ en invasief
mogelijk, receptorbepaling mogelijk
o Nadeel: uitslag duurt enkele werkdagen
o Correlatie met beeldvorming is belangrijk: multidisciplinair overleg
o Klinische gegevens op PA-aanvraag formulier
- MRI
o Hoge sensitiviteit, maar 16-41% onverwachte bevindingen/fout positieve
bevindingen (maakt patiënt ongerust)
o Wanneer MRI
Diagnostische discrepantie LO/mammografie/echo
Preoperatief (wel/geen borstsparende behandeling mogelijk)
Lobulair carcinoom en wens tot borstsparende behandeling (bij lobulair
carcinoom vaak onderschatting grootte op mammografie, maar wel goed
beeld op MRI)
Screening hoogrisico patiënten (bv. BRCA1/2 genmutatie, jaarlijks MRI)
- Echo oksel
- Botscan
- CT-scan