Hoorcollege 1
Geschiedenis forensische psychologie
Voor Christus: Hippocrates werd gevraagd om een oordeel te geven
wanneer er een rechtszaak plaatsvond en een krankzinnige moest
beoordeeld worden. De krankzinnige kreeg minder of juist geen straf door
ontoerekeningsvatbaarheid: dit construct is dus al gesitueerd in de tijd
voor Christus.
Middeleeuwen: de onnozele werden onder curatele gesteld bij de familie.
Voor de Verlichting: drie zaken kwamen naar boven.
1. Dolhuizen: voorlopers van forensische klinieken, mensen werden in 15 e
eeuw behandeld en verzorgd.
2. Bezetenen: 16e en 17e eeuw waren er bedevaartstochten waar
criminele mensen werden vastgeketend aan de kerk. Hielp dit niet, dan
was er heksenvervolging.
3. Johannes Wier: eerste die zich afvroeg of een stoornis een natuurlijke
oorzaak kon hebben, waardoor ze een delict plegen. Hij twijfelde aan Satan
of de duivel.
De Verlichting: hier was een grote ommekeer.
- Men ging ervan uit dat mensen volledig konden kiezen of ze goed of
slecht gedrag vertoonden. Iedereen was gelijk in de wet en er was sprake
van willekeur: rechters konden zelf beslissingen maken.
- Code Pénal: de oorsprong van wetboeken zoals we die nu nog kennen.
De wetboeken zijn in de Verlichting ontstaan, hierdoor was er niet meer
sprake van willekeur.
Iedereen was gelijk, en er werd ook hard gestraft door de doodstraf. Maar
er kwam meer aandacht voor de natuurwetenschappelijke benadering van
Johannes Wier.
19e eeuw:
- Pinel heeft het construct manie sans délire geïntroduceerd: iemand
kan een problematiek hebben zonder dat het IQ is aangetast.
- In 1841 kwam de eerste krankzinnige wet: wanneer mensen vanuit een
problematiek een delict plegen, moet deze persoon onder toezicht
gehouden worden en behandeld worden.
- Vier verklaringen voor psychische stoornissen:
De volgende drie verklaringen zijn biologisch maar kunnen niet
aangehouden worden, pathologische genen kunnen niet direct overgeërfd
worden. We missen hier het stukje nurture.
1. Erfelijkheid: psychologische kenmerken worden geërfd van de
voorouders. Immoreel gedrag is af te leiden uit uiterlijke kenmerken,
groot voorhoofd en diepe ogen.
2. Degeneratie: door de jaren heen / over bepaalde generaties heen
worden mensen steeds meer immoreel en crimineel.
3. Evolutie: mensen gaan juist vooruit, de moraliteit blijft over en dat is
goed.
De volgende verklaring kunnen we wel aanhouden:
4. Neurologisch: hier kwamen ze achter bij Phineas Gage. Door een
neurologisch ongeval, was er persoonlijkheidsveranderingen, dus
door iets neurologisch kan je ook delicten plegen. Er kan dus een
rechtstreekse relatie zijn tussen neurobiologische oorzaak en
antisociaal gedrag. Neuropsychologische risicofactor kan ook zijn
wanneer er problemen zijn geweest tijdens de zwangerschap,
moeder heeft bijvoorbeeld alcohol gebruikt.
, Strafrecht jeugdigen 19e en 20e eeuw: tijdens de Code Pénal ontwikkelde
men een construct ‘zonder oordeel des onderscheids’: jongeren onder 16
jaar konden nog geen onderscheid maken tussen goed of slecht, die
werden hierdoor minder zwaar gestraft.
- 1905 invoering van de kinderwetten: kinderen onder de 18 jaar waren
er aanpassingen voor, er was een onderscheid tussen kinderen en
volwassenen.
- Er kwam vanaf nu een verschuiving naar helpen en verbeteren, ze gingen
kijken naar de dader en niet naar de daden, hierdoor kwamen er mildere
straffen.
20e eeuw: Voorstel van Hamel: hij stelde voor om onderverdeling te
maken tussen mensen met ene licht, zwaarder en zeer zwaarder delict (10
jaar behandeling, nu tbs).
- 1928 psychopatenwetten: voorloper van de huidige tbs, het werd toen
TBR genoemd. Vanaf nu werden mensen afgezonderd en opgesloten en
tegelijkertijd ook verzorgd en behandeld.
- 1933 Stopwet: door psychopatenwetten kwamen er te veel mensen in
een instelling terecht, terwijl er maar 88 plaatsen waren. Door stopwet
kwamen alleen mensen met die een ernstig delict gepleegd hadden, vooral
met fysieke of psychische agressie in TBR terecht.
Na de Tweede Wereldoorlog: Commissie naoorlogs strafrecht: misdaad
is context gebonden, na de wereldoorlog kreeg men een meer
genuanceerde opvatting.
- Utrechtse school: Baan, Pompe en Kempe zeiden dat er zorg moest
komen voor de gevangenen en dat er ook speciale zorg moest komen voor
gedetineerde met psychische stoornis.
- Jaren ’60: toename duur TBR-maatregel. Er waren weer minder mensen
die opgenomen moesten worden, dus de duur kon ook stijgen bij
zwaardere delicten.
- 1955: de Longstay-afdelingen worden geïntroduceerd.
- 1988: TBR is veranderd naar TBS.
Dit onderzoek is vereist om een besluit te nemen over een passende
maatregel:
1. Proportionaliteit: de maatregel moet in verhouding staan tot het te
voorkomen gevaar.
2. Subsidiariteit: een maatregel is alleen toelaatbaar als met een lichtere
niet kan worden volstaan.
3. Doelmatigheid: de maatregel moet effectief zijn in het afwenden van
het gevaar.
Basis voor opleggen maatregel: wil je tbs krijgen moet je minimaal 4 jaar
gevangenisstraf krijgen, je moet ontoerekeningsvatbaar zijn of verminderd
ontoerekeningsvatbaar, kans op recidive moet bijna 100% zijn wanneer je niet
behandeld.
Kern tbs-maatregel: behandelmaatregel en geen strafmaatregel. Beveiliging
van de samenleving is het directe doel, terugkeer in de samenleving uiteindelijke
doel, daarom verlof ook onderdeel van tbs-stelsel.
2006 Commissie Visser Parlementair Onderzoek:
- Tbs-gestelde moeten langer gevolgd worden na voorwaardelijke
beëindiging.
- Meer onderzoek naar risico’s en effecten van tbs-behandelingen.
, - Betere aansluiting tussen de justitiële en de reguliere zorg.
- Meer voorzieningen op maat, eerst teruggaan naar ambulante zorg.
Behandeling tbs: behandeling moet gericht zijn op herstel, shared decision
making: samen beslissingen maken draagt bij aan de motivatie van de cliënt. Je
moet de zorg aanpassen op de cliënt en altijd eerst werken aan motivatie.
Belgisch forensische context: in België noemen ze de tbs internering. Er
kwam veel kritiek in België op de maatregel voor onbepaalde duur. Sinds kort is
de forensisch psychiatrisch circuit (FPC) opgericht, eerst zaten alle geïnterneerde
in de gevangenis tussen de mensen zonder psychische stoornis en zonder zorg,
ze wisten niet of ze ooit uit de gevangenis mochten komen.
2016 nieuwe interneringswet: er wordt niet meer zo snel geïnterneerd, er
moet nu echt sprake zijn van fysieke schade of psychische schade bij het
slachtoffer. Daarnaast is er meer inzet op zorg en is er een verdere opbouw van
FPC.
Hoorcollege 2
Twee verklaringsmodellen antisociaal gedrag:
- Risk-Need-Responsivity (RNR- model)
- Good Lives Model (GLM)
Risk-Need-Responsivity (RNR) model: Andrew, Bonta en Wormith vroegen
zich af ‘what works?’, en kwamen met drie principes voor effectieve
daderrehabilitatie:
1. Risicoprincipe: altijd je behandeling aansluiten op het risiconiveau van de
dader. Inschatten van het recidiverisico.
2. Behoefteprincipe: je moet de behoeftes en risicofactoren gaan
behandelen, factoren die op een wijze gerelateerd zijn aan het delict. Bij
de Needs beschrijven ze de Central 8, dit zijn dynamische risicofactoren.
Met de 1e 7 kan je iets, die zijn dynamisch, kan je behandelen. Nummer 8
is statisch: crimineel / delict geschiedenis, dit is de best voorspellende
factor. Wanneer je vroeger al een delict gepleegd hebt, is dat de best
voorspellende facotr dat je dat in de toekomst nog eens gaat doen.
3. Responsiviteitsprincipe: je gaat aansluiten bij de capaciteiten van de
dader, zoals IQ of motivatie.
Algemene responsiviteit zijn de algemene principes van een therapie zoals
goed gedrag belonen, goed voorbeeld zijn. Kosten-baten analyse
criminaliteit en beloning: je omgeving, jijzelf en de daad zelf kunnen je
belonen of juist straffen.
Specifieke responsiviteit is specifiek aansluiten bij de cliënt, IQ en
motivatie.
Hoofddoel: reductie van dynamische risicofactoren, dus veranderbare
risicofactoren.
, Effectiviteit: hoe meer principes je gebruikt van het Risc-Need-Responsivity
model, hoe minder recidive. Wanneer je nul principes gebruikt, dan stijgt je kans
op recidive = increase. Gebruik je de drie principes dan verbetering ambulant
35% en in residentiële settingen 17%.
Kritiek: pure focus op risicofactoren en niet op kwaliteiten van de mens, weinig
focus op responsiviteit van de cliënt en motivatie voor therapie, weinig focus op
relatie cliënt-therapeut en ‘one-size fits all’ benadering: scheren alle cliënten over
hetzelfde kamp.
Vanuit deze kritiek is het Good Lives Model ontwikkeld.
Good Lives Model (GLM): in dit model wordt er vooral naar de sterktes
gekeken van de mens, hoe kunnen ze tot een good life komen. Het RNR model is
vooral bezig met het verminderen van risicofactoren. Het GLM zegt dat
risicofactoren moeilijk weg kunt halen, je moet risicofactoren beschouwen als
hindernissen en door sterkte te gebruiken moet je het leven verbeteren:
1. Positieve benadering: focussen op sterke punten van de dader.
2. Risicofactoren: er zitten hindernissen in de interne en externe
voorwaarden voor verwezenlijken van psychosociale goederen. Interne
voorwaarden, zijn capaciteiten die je hebt om iets te krijgen zoals studie
door middel van IQ. Externe voorwaarden zijn kansen die je krijgt zoals
geld of support vanuit familie.
3. Treatment readiness: motivatie is sterk van belang wil je kunnen starten
met behandeling.
4. Houding van therapeut naar cliënt-therapeut relatie.
Problemen bij criminelen: ze gebruiken een foutief middel, hebben problemen
met hun capaciteiten, hebben conflictueuze doelen en een slecht
toekomstperspectief.
Effectiviteit: kunnen er nog geen conclusies over trekken, er is nog niet goed
onderzoek over gedaan. Mensen die worden behandeld volgens dit model
vertonen wel meer motivatie, hierdoor is er ook minder behandel uitval.
Focus op primaire doelen: dit is goed maar ook lastig te definiëren wat dat nu
eigenlijk is. Sociale relaties krijg je ook wanneer je in een bende zit en je
vermoord iemand, dan ben je de held. Dit model bedoelt pro-sociale vrienden.
Probleem in dit model is dus de definitie van primaire goederen.
Kritiek: dit kwam vooral van de ontwikkelaars van het RNR-model, alles wat in
GLM model zit, zat ook al in het RNR model. In principe zaten alle
basiskenmerken inderdaad ook al in het RNR model, maar in het GLM model
wordt er nog meer de focus gelegd op sterke punten, motivatie en de patiënt-
therapeut relatie.