lOMoARcPSD|945481
Samenvatting
Informatie Systemen
Eric Kalee
Melissa van Rossum
Miranda Gabriëls
Rick Beukers
Gedownload door Sjaak Banaan (rdpnnbrg@live.nl)
, lOMoARcPSD|945481
Samenvatting Informatiesystemen 2.1
Hoofdstuk 1:
1.1: Informatie is nodig, omdat bedrijven open systemen zijn. Hierdoor hebben ze interactie met de
omgeving nodig. Ze nemen bronnen op (input), transformeren deze (output) en geven ze weer af
aan de omgeving. Zo is er voortdurend informatie nodig om de benodigde output te produceren.
Data (gegevens): Beschrijvingen van dingen, gebeurtenissen, activiteiten en transacties.
Informatie: Informatie is een verzameling van gegevens (data) die iets betekenen voor de ontvanger.
Informatie is subjectief, de één vindt het wel waardevol, in tegenstelling tot een ander.
Kennis: Een eigenschap van de mens dat hen aanmoedigt om op een bepaalde manier te gedragen.
Kennis omvat een kernbegrip, ervaring en leren, en wordt bevestigd of vervormd terwijl men nieuwe
informatie omvat. Door kennis kunnen we reageren op informatie en data.
Zie figuur 1.2!!!
Een informatiesysteem is een groep van mensen, procedures en bronnen die gegevens verzamelen,
wat wordt getransformeerd en verspreid. Computergestuurde informatiesystemen zijn een stuk
goedkoper en sneller in het verwerken van gegevens en het verspreiden ervan.
1.2: De infrastructuur van informatietechnologie bestaat uit vijf onderdelen:
- Computer hardware: de technologie voor het verwerken en opslaan van gegevens, waarna het
verzameld wordt en weer wordt uitgegeven als output. Gegevens kunnen op eerstehands zijn
opgeslagen (op de computer zelf) of tweedehands (zoals CD-ROM en DVD).
- Computer software: een groep van instructies wat de bediening van een computer beheerst.
Voorbeelden zijn Windows, Unix en Linux.
- Data management technology: een systeem wat klantgegevens verzameld; alle transactiegegevens.
Tevens geeft dit systeem die gegevens door een mensen die het kunnen gebruiken. Dit doen ze door
middel van databases (een groep bestanden van data die gerelateerd zijn met elkaar). Als een
database ontworpen is voor belangrijke en zakelijke onderwerpen, wordt het een data warehouse
genoemd. Als dit gebruikt wordt om trends of patronen te onderzoeken, heet dat data mining.
- Netwerking and Communications technology: Dit combineert hardware en software die informatie
kan ontvangen en versturen tussen gerelateerde computers. Dit kan op lokaal niveau (Local Area
Networks), wat dan beperkt is tot een bepaald gebouw, of op een breder niveau (Wide Area
Networks), zoals het internet.
- Technology services: Personeelsleden die de onderdelen van de IS infrastructuur regelen.
Vier ontwikkelingen die de kosten en de tijd van het verwerken van informatie en gegevens
aanzienlijk hebben verlaagd: de telefoon, de televisie, de computer en het internet.
1.3: Face-to-face contact voegt nog meer waarde toe aan een informatiesysteem. Zeker bij moeilijke
problemen, kan uitwisseling van kennis tussen mensen een grote toegevoegde waarde hebben.
Information systems management: hierbij zijn allerlei elementen nodig: hardware bestaat uit de
computer zelf en andere apparatuur zoals printers, software om de gegevens te verwerken en
personen om alle gegevens in te voeren en om hun kennis te gebruiken om het hele proces te
volgen en waarde toe te voegen.
Gedownload door Sjaak Banaan (rdpnnbrg@live.nl)
, lOMoARcPSD|945481
Hardware en software zijn nog onderdeel van een groter geheel, het ‘organisational’ ofwel ‘internal
context’. Hiervan zijn ook de mensen en de processen onderdeel.
1.4: Figuur 1.5!!! Aan de hand van dit figuur (interaction model) kan een manager een
computergestuurd informatiesysteem proberen te ontwikkelen, of een soortgelijk project.
1.5: Belanghebbenden in het bedrijf gedragen zich naar de combinatie van ‘human needs’ (ambitie,
macht, etc.) en hun verwachtingen van het bedrijf. Als zij denken dat het bedrijf niet presteert zoals
zij zouden willen, stellen ze vaak voor een IS project te starten (als hier de mogelijkheid voor is, op
het gebied van technologie). Dit heeft ook vaak grote gevolgen voor hun concurrent, die zich hierop
moet aanpassen. Bovendien kunnen de belanghebbenden een project goed- of afkeuren.
1.6: Pettigrew toonde de betekenis aan van het analyseren van de context waarin de
belanghebbenden van een bedrijf werken. Die context heeft interne, externe en historische
dimensies.
De externe dimensie verwijst naar politieke, economische, technologische en andere soort
omgevingsfactoren waarin een omgeving werkt. Deze factoren hebben van invloed hoe een
manager het IS ontwikkelt.
De interne dimensie verwijst naar de omgeving waarin zelf het IS ontwikkeld wordt en het milieu
waarin de mensen werken. Onderdelen hiervan zijn de technologie, strategie, bedrijfsprocessen,
cultuur, structuur en macht, mensen en relaties, financiële middelen. Managers richten zich op
meerdere onderdelen bij het ontwikkelen van een informatiesysteem.
De historische dimensie laat zien dat het verleden van invloed heeft op de manier waarop mensen
nu reageren.
1.7: Het interactiemodel implementeert dat de context van het informatiesysteem invloed heeft op
hoe de mensen erop reageren. Andersom is dat ook het geval, de mensen (of het project) vormt het
informatiesysteem zo dat het past aan de wensen van de omgeving. Het is dus een voortdurende
cirkel. Hierdoor is het lastig om de uitkomsten van het informatiesysteem te voorspellen.
1.8: Het uitvoeren van een informatiesysteem zorgt voor vier uitdagingen. Namelijk:
- de complexiteit van de verandering die voortdurend gaande is in de omgeving. De technologie, de
concurrentie, afnemers etc. zijn allemaal aan verandering onderhevig;
- de dynamiek van de context van projecten van informatiesystemen;
- belanghebbenden van het bedrijf zien andere problemen en implementeren problemen anders dan
dat de rest van het bedrijf dat doet;
- het personeel zo aansturen dat ze goed kunnen omgaan met het nieuwe informatiesysteem en er
juist voordeel uit gehaald kan worden.
1.9: Het effect van het ontwikkelen van een informatiesysteem kan op meerdere manieren gemeten
worden. Zo kan op tijd en budget gemeten worden. Een systeem kan zo als efficiënt gevonden
worden, maar dat wil niet zeggen dat de klanten er ook tevreden mee zijn. Zie tabel 1.2!! Als een
systeem veranderd wordt, wil dat zeggen dat het er dus niet zo uitgekomen is zoals de bedoeling
was.
1.10: Managementproblemen bij het ontwikkelen van een informatiesysteem:
- Foundations: Een bedrijf kan wel een goed informatiesysteem ontwikkeld hebben, het personeel
Gedownload door Sjaak Banaan (rdpnnbrg@live.nl)
, lOMoARcPSD|945481
moet er ook mee kunnen werken. Iedereen ziet het vanaf een andere kant en wil het dan ook op een
andere manier ontwikkelen.
- Strategy: het informatiesysteem moet wel aansluiten op het bedrijf.
- Organising: Bedrijven die in ieder geval proberen een heel ander systeem ontwikkelen zijn vaker
succesvol dan degene die zich alleen richten op de technologie.
- Implementing and learning: Iedereen moet er wel achter staan; ook om eventueel hun manier van
werken volledig te veranderen.
Hoofdstuk 2:
Emerging Technologies for information systems
2.1: Tussen 1965 en 1975 focusten managers zich steeds meer op de vraag hoe alles
geautomatiseerd kon worden, met name waar grote schaalvoordelen gehaald konden worden.
Hierdoor werd er voornamelijk gericht op routinematige handelingen. In de periode erna werden de
systemen steeds verder ontwikkeld en kwamen er ook informatiesystemen voor kleinere
organisaties.
Sinds 1985 zijn informatiesystemen één van de belangrijkste dingen geworden binnen een bedrijf.
Dat is nog meer gegroeid sinds de uitkomst van internet. Hierdoor worden de bedrijfsprocessen
steeds meer geïntegreerd met de klant.
2.2: Informatiesystemen ingedeeld op formaliteit:
- Human information systems: Dit zijn informele informatiesystemen. De mens gebruikt alle
zintuigen om impulsen uit de omgeving op te vangen, wat wordt verwerkt en daarna leidt tot
bepaalde beslissingen. De mens is dus eigenlijk ook een informatiesysteem. Studeren is hier ook een
onderdeel van.
- Paper-based informations systems: Dit is nog steeds een veelgebruikt informatiesysteem, omdat
het vrij goedkoop is en makkelijk om te begrijpen. Het wordt veel gebruikt als het belangrijk is om
alle transacties goed na te kunnen gaan en als de verantwoordelijkheid hoog is. Voorbeelden zijn de
statussen van een patiënt in een ziekenhuis, agenda’s en adressenboeken.
- Computer-based information systems: De meeste informatiesystemen gebruiken elektronische
middelen om data en informatie te verzamelen. Ze manipuleren, versturen en verwerken de
gegevens, en legt waar nodig ‘paper-output’ vast. Voorbeelden zijn het scannen van barcodes en het
online bankensysteem.
Informatiesystemen ingedeeld op hun doel:
- Operational systems: Alle informatiesystemen die routinematige transacties uitvoeren.
Operationele informatiesystemen wisselen ook gegevens uit tussen organisaties (bijvoorbeeld
binnen een bedrijfskolom). Electric point-of-sale systems (EPOS) registeren elke verkoop, door
middel van het scannen van barcodes op het product. Radio frequency identification (RFID)
technology is een systeem dat automatisch registreert wat er in en uit een winkel gaat m.b.t.
producten, waardoor het ook automatisch weer aangevoerd wordt.
- Monitoring systems: Deze systemen controleren het uitvoeren van activiteiten, functies of mensen
op regelmatige tijden. Een voorbeeld hiervan is het controleren van de vooruitgang van een student
op een universiteit.
- Decision support systems: Hiermee worden consequenties van bepaalde beslissingen berekend.
Een DSS doet dit aan de hand van gegevens van een operationeel systeem. Wordt ook wel ‘expert’
Gedownload door Sjaak Banaan (rdpnnbrg@live.nl)
, lOMoARcPSD|945481
of ‘knowledge’ system genoemd.
- Communication systems: Communicatiesystemen worden ontworpen om barrières van tijd en
afstand te overbruggen. Informatie tussen organisaties wordt makkelijker uitgewisseld. Een
voorbeeld is e-mail.
Informatiesystemen ingedeeld op hun bereik:
- Individual systems: Voorbeelden zijn word-documenten, spreadsheets en databases om individueel
professioneel werk aan te sturen. Het voordeel is dat het individu beslist waar het systeem voor
gebruikt wordt, de nadelen zijn dat de software misschien niet vergelijkbaar zijn met de gegevens
van andere personeelsleden en dat anderen het niet altijd even makkelijk kunnen gebruiken.
- Local or departmental systems: locale informatiesystemen worden gebruikt voor een bepaalde unit
of afdeling in een bedrijf. Ze hebben dezelfde voor- en nadelen als het individuele systeem.
- Company-wide systems: Deze systemen integreren verschillende afdelingen en mensen in een
organisatie. Bijvoorbeeld een gecentraliseerde database met gegevens van patiënten in een
ziekenhuis.
- Inter-organisational systems: Een systeem waardoor verschillende organisaties met elkaar
verbonden worden. Hierdoor kunnen kopers, leveranciers en andere partners van andere bedrijven
opgenomen worden in het bedrijfsproces waardoor de productiviteit, kwaliteit, snelheid en
flexibiliteit kan verbeteren.
- Community systems: Voorbeelden hiervan zijn MySpace en YouTube. Blogs hierop zijn een
community system. Hoewel het niet is gerelateerd aan één bedrijf, het kan voor managers toch veel
betekenen.
Informatiesystemen ingedeeld op hun mogelijkheid tot aanvulling:
- Functional systems: systemen wat mensen helpt om hun taken die ze alleen moeten uitvoeren,
meer efficiënt te voltooien, zoals word-documenten. Dit wordt voornamelijk gebruikt door mensen
die individuele en onafhankelijke taken hebben.
- Network systems: Deze systemen helpen mensen om te communiceren. Hierin behoren o.a. e-mail
en blogs. Ze laten mensen toe om op elkaar in te werken, maar ze kunnen experimenteren op de
manier waarop.
- Entreprise systems: Deze systemen staan bedrijven toe om interactie tussen groepen en
werknemers te herstructureren. Deze systemen zijn ‘top-down’; ze zijn gekocht en ontwikkeld door
het hoger management. Ze staan bedrijven toe om bedrijfsprocessen te herontwerpen, en ervoor te
zorgen dat de werknemers de correcte procedures volgen. Zij laten ook bedrijven toe, zodra ze
bijkomende bedrijfsprocessen hebben geïdentificeerd, om hen wijd en betrouwbaar door de
organisatie uit te laten voeren. Bovendien laten zij dicht toezicht toe op wat er rond de onderneming
gebeurt. Bij deze systemen zijn er meer organisatorische beslissingen nodig, dan bij het functionele
systeem. Voorbeelden hiervan zijn ERP (entreprise resource planning), KM (knowledge
management), CRM (customer relationship management) en IOS (inter-organisational system). Deze
worden allen in de volgende paragrafen besproken.
2.3: Enterprise systems, ook wel entreprise recourse planning system, coördineert activiteiten,
besluiten en kennis over verschillende functies, niveaus en bedrijfseenheden in de hoop de
efficiëntie te laten stijgen. Deze systemen geven het management de mogelijkheid tot:
- het integreren van de klant met financiële informatie
Gedownload door Sjaak Banaan (rdpnnbrg@live.nl)
, lOMoARcPSD|945481
- het standaardiseren van productieprocessen en het verminderen van de voorraad
- het verbeteren van informatie voor de beslissingen die het management moet nemen
- de online connectie mogelijk maken met afnemers en klantensystemen.
Figuur 2.2!!
Entreprise systems zijn systemen die nog niet helemaal af zijn. Organisaties kunnen ze nog
aanpassen naar hun behoeften, dat heet configuration. Als er aan de software nog niet-standaard
toepassingen worden toegevoegd, heet dat customisation. Customisation is kostloos en erg risicovol.
ERP systemen zijn niet erg flexibel. Veel problemen ontstaan doordat het ERP systeem niet meer
aansluit op de organisatie, omdat de organisatie veranderd is. Het is namelijk erg moeilijk om een
ERP weer zo aan te passen dat het weer bij het karakter van een organisatie past. Bovendien kunnen
bedrijven niet optimaal profiteren doordat de ERP systemen veelal gestandaardiseerd zijn; een
onderneming kan dit dus vaak niet aanpassen.
Ook zijn ERP systemen erg duur om te installeren; het is niet alleen maar een stuk technologie. Het
omvat strategie, structuur, mensen, cultuur, besluitvorming en nog vele andere elementen van een
bedrijf.
2.4: Knowledge management verwijst naar het verbeteren van de manier waarop organisaties
kennis creëren, verwerven, vangen, opslaan, delen en gebruik maken ervan. Over het algemeen is
dit gerelateerd aan klanten, markten, producten, diensten en interne processen, maar dit kan ook
gaan over relevante ontwikkelingen in de externe omgeving.
Drie doelen van kennismanagement zijn:
- het coderen en delen van de beste oefeningen
- het creëren van collectieve kennis
- het creëren van kennisnetwerken
Veel systemen waar mensen naar verwijzen als kennismanagement systeem, gaan meer om de
gegevens en informatie te onderzoeken dan echt over kennis.
Er zijn twee soorten kennis volgens Nonaka en Takeuchi, namelijk explicit en tacit. Explicit
knowledge is de kennis die gestructureerd en opgeschreven is (formules, instructies). Tacit
knowledge is niet opgeschreven. Het is een gevoel hoe men dingen moet doen en hoe dingen en
situaties aan elkaar te relateren. Dit is de meest nuttige manier van kennis, omdat het persoonlijk en
specifiek gerelateerd is met de situatie.
Cognitive model (explicit knowledge) Community model (tacit knowledge)
De kennis wordt vergeleken met objectief Kennis wordt sociaal geconstrueerd en is
bepaalde concepten en feiten gebaseerd op ervaring.
Kennis wordt overgedragen door tekst; Kennis wordt overgedragen door deelneming in
informatiesystemen spelen een cruciale rol. sociale netwerken, inclusief beroepsgroepen en
teamverbanden.
De aanwinsten van kennismanagement zijn het Aanwinst van kennismanagement is een groter
recyclen van kennis en het standaardiseren van bewustzijn van interne en externe bronnen van
systemen. kennis.
De voornaamste functie van kennismanagement De voornaamste functie van kennismanagement
is het coderen en vangen van kennis. is het aanmoedigen van het delen van kennis
tussen groepen en individuen.
Wordt het meest vergeleken met het menselijk Wordt het meest vergeleken met een
Gedownload door Sjaak Banaan (rdpnnbrg@live.nl)
, lOMoARcPSD|945481
geheugen. gemeenschap.
De succesfactor is technologie. De succesfactor is vertrouwen.
Nadelen van kennismanagement: Als er sprake is van een heterogene groep heeft het uitwisselen
van kennis niet zoveel nut. Ook kan kennismanagement niet meer zo waardevol zijn voor komende
moeilijkheden en projecten; meer nuttig voor de projecten die al geweest zijn. Het hergebruiken van
kennis is minder nuttig dan het creëren van nieuwe kennis wat aansluit bij de situatie.
Bovendien ligt het heel erg aan de structuur en cultuur van de organisatie: mensen zullen eerder
kennismanagement gebruiken als het delen van kennis beloond wordt.
2.5: Het is duurder om klanten aan te lokken dan om ze vast te houden, dus veel bedrijven proberen
met IS hun relatie met de winstgevende klant te behouden. Customer Relationship Management
systems zijn ervoor om een lange-termijn relatie met de klanten op te bouwen. Dat kan op drie
manieren:
- one-to-many broadcast: dezelfde boodschap naar elke klant
- direct targeting: één kant op (van bedrijf naar klant), maar verschillende berichten
- one-to-one: interactief model; berichten worden gepersonaliseerd wat kan leiden tot echte
interactie
De belofte van CRM is om:
- klantengegevens snel te verzamelen
- identificeren en vangen van waardevolle klanten t.o.v. de minder waardevolle klanten
- klantenloyaliteit en klantenbehoud verhogen
- kosten van het dienen van klanten verminderen
- gemakkelijker maken om gelijkwaardige klanten te bereiken
RFM model:
- klanten die onlangs iets hebben gekocht zullen eerder weer iets kopen t.o.v. klanten die al een tijd
niets hebben gekocht (Recency)
- klanten die vaker wat kopen zullen eerder weer wat kopen t.o.v. klanten die nog maar één of twee
keer wat gekocht hebben (Frequently)
- klanten die meer hebben uitgegeven zullen eerder wat kopen t.o.v. klanten die wat minder geld
hebben uitgegeven (Monetary)
Met dit model kan de ‘lifetime value’ van een klant worden onderzocht. Lifetime value is de
verwachte winst wat de klant zal meedragen zolang de klant een klant blijft. Op de meest
waardevolle klanten kan dan worden gericht.
Onderzoekers verwachten dat mobiel adverteren steeds efficiënter zal worden, zeker omdat het
aantal mobieltjes (vooral in arme landen) veel sneller groeit dan het aantal computers. Per telefoon
worden potentiële klanten beter bereikt dan via de computer.
Veel van de CRM projecten slagen niet; gemiddeld zo’n 55 procent. Het is lastig om een goede CRM
strategie te ontwikkelen. Bij CRM draait het namelijk meer om de klantenstrategie dan om de
technologie. Hierop zullen de andere dimensies (zoals bedrijfsprocessen en de structuur) moeten
worden aangepast. Het moet allemaal bedacht worden vanuit het oogpunt van de klant. Maar ook
een groot gedeelte van de redenen van het falen van CRM projecten komt doordat het erg veel tijd
en geld kost om een goed CRM systeem te ontwikkelen.
Gedownload door Sjaak Banaan (rdpnnbrg@live.nl)
, lOMoARcPSD|945481
2.6: Inter-organisational systems zorgen ervoor dat processen kunnen plaatsvinden tussen
organisaties op grote afstand. Door deze systemen kunnen er nieuwe relaties ontstaat tussen
organisaties en klanten, afnemers en zakenpartners. Het wordt voornamelijk gebruikt om samen te
werken met afnemers en andere zakenpartners voor productontwerp en –ontwikkeling en bij het
plannen van de stroom van het werk in productie, verwerving en distributie.
IOS bestaat uit twee onderdelen:
- e-commerce: het proces van het product of dienst verkopen aan de klant via internet;
- e-business: de integratie (via internet) van alle organisatorische processen vanaf de afnemer tot de
klant.
Een businessmodel is gedefinieerd als de organisatie van een product, dienst en informatiestromen,
en de bron van opbrengsten en winsten voor afnemers en klanten. Een e-businessmodel is
hetzelfde, maar dan via het internet.
E-businesses kunnen worden geclassificeerd in de volgende categorieën: business-to-business (B2B),
business-to-consumer (B2C), business-to-employee (B2E), business-to-government (B2G),
government-to-business (G2B), citizen-to-government (C2G, bijv. Paspoort), consumer-to-consumer
(C2C) en consumer-to-business (C2B, bijv. het boeken van een ticket).
Verschillende IOS toepassingen: informatie verstrekken via het internet, informatie opvragen via
internet, goederen kopen via internet, integratie tussen het eigen informatiesysteem en de klant en
afnemer en als laatste het transformeren van de interne bezigheden.
Disintermediation = het veranderen van de relatie tussen een bedrijf en zijn partners door het
internet. De transactiekosten worden hierdoor lager en direct contact met de klant is nu mogelijk,
waardoor het bereik van het bedrijf groter wordt.
Reintermediation = de verwezenlijking van nieuwe tussenschakels tussen klanten en afnemers door
(nieuwe) diensten te verlenen.
Infomediaries = reintermediators, maar dan voor internet.
Bedrijven zullen niet overleven zonder internetsite, maar ze kunnen geen concurrentievoordeel
halen als ze er wel één hebben. Het grootste probleem bij IOS is of men wel de bijbehorende fysieke
processen kan handhaven. De strategie zal aangepast moeten worden aan de verschuivingen die
plaatsvinden bij e-business.
2.7: User-generated content (UGC): dit zijn elektronische platformen die zijn opgezet, ontwikkeld en
onderhouden door de gebruikers zelf, zoals Wikipedia. Hiernaar ook vernoemd de Wikinomics, wat
verwijst dat de klant niet langer een klant is, maar een soort co-ontwerper en co-producer.
Metcalfe’s law: de waarde van een netwerk stijgt met het aantal gebruikers van dat netwerk.
Bij open source initiatives nemen mensen actief mee aan het ontwikkelen, de productie, de
consumptie en de beoordeling van de producten.
Hoofdstuk 3
Paragraaf 3.1
Gedownload door Sjaak Banaan (rdpnnbrg@live.nl)
, lOMoARcPSD|945481
Politieke systemen bepalen wat managers kunnen doen en wat ze niet kunnen doen. Regels bepalen
wat bedrijven moeten doen en hoe ze het moeten doen. Soms kunnen politieke regels ook
competitie, management en bedrijfsinformatiesystemen veranderen of beïnvloeden.
Regels op markten komen vrijwel voor in alle landen. Ook zijn regeringen, nationaal en
internationaal, zijn betrokken bij overnames. Zeker wanneer het gaat over politieke zichtbare
gebieden (zoals internet).
Regeringen kunnen het gebruik van internet op verschillende manier beïnvloeden:
- Het ontmoedigen of aanmoedigen van internet gebruik
- Wetgeving aannemen om data en privacy te beschermen
- Regulering maken dat concurrentie tussen internetbedrijven beïnvloedt
- Trainingen aanbieden zodat mensen relevante IT-vaardigheden krijgen
- Aanmoedigen van het online leveren van overheidsdiensten
- Bedrijven oprichten om online diensten aan te bieden
Samenvatting 3.1:
Politiek beïnvloedt het management van informatiesystemen op de manier dat het de belangen reflecteert van
grote belangen in een land. Deze worden vaak in regulering worden uitgedrukt. Inclusief datgene gebaseerd op
internet.
Het is inclusief de mogelijkheid om toe te staan, of te weigeren, om in een land te mogen opereren
Het kan de vrijheid van beïnvloeden hoe individuelen het internet gebruiken
Politiek kan ook zakelijke activiteiten lanceren als rivalen van commerciële belangen
Paragraaf 3.2
Eén van de belangrijkste factoren die beslissingen in IS investeringen beïnvloeden is het patroon van
klanten in potentiele marketen.
Idealiter weten managers precies elk type klant voor elk digitaal kanaal, internet, mobiel, digitale tv,
enz.) en de proportie van klanten dat:
Toegang heeft tot internet
Dat beïnvloedt wordt door het gebruik van het kanaal
Kopen via het kanaal
Het aantal mensen dat toegang tot internet verschilt sterk tussen verschillende werelddelen, maar
ook tussen demografische factoren zoals geslacht, leeftijd en sociale status.
Een studie van chaffey (2007) heeft het volgende opgeleverd:
1. 73% van de internetgebruikers zegt meer tijd te besteden aan het zoeken en onderzoeken
van producten. Het aankoopproces is overwegend en complex
2. Het internet wordt elke stage van het onderzoeksproces gebruikt: van de algemene scan tot
de meer getailleerde vergelijking en laatste check voor de aankoop
3. Klanten zijn beter geïnformeerd door meerdere bronnen; prijs is niet de enige drijfveer om
iets te kopen.
4. Online informatie en belevenissen leiden tot offline aankopen
De meesten mensen dat producten koopt online doen dat na het opbouwen van vertrouwen in het
medium: ze beginnen met een kleine aankoop en als dat naar tevredenheid gebeurd gaan ze steeds
duurdere producten kopen.
Samenvatting 3.2
Grote aspecten van de economische omgeving beïnvloeden managementbeslissingen over IS investeringen: het
aantal mensen met toegang tot de technologie, hoe ze die gebruiken en hoeveel ze kopen.
Deze zijn geïllustreerd door middel van het internet maar vergelijkbare data is beschikbaar voor andere
technologie
Internettoegang verschild tussen landen en demografie
Gedownload door Sjaak Banaan (rdpnnbrg@live.nl)