Self-regulation
Artikelen
Samenvatting van de artikelen voor het vak Self-regulation dat wordt gegeven
in blok 2 vanaf jaar 2. De samenvatting is gebaseerd op de verplichte artikelen:
Wagner & Heatherton (2015), Werner & Milyavskaya (2018), De Ridder et al.
(2012), Ryan & Deci (2000), Nisbett & Wilson (1977), Tice & Bratslavsky (2000),
Wood & Carden (2018) en Friese et al. (2011). Waar nodig zijn plaatjes
toegevoegd. Belangrijke begrippen zijn gemarkeerd.
,Artikel 1 – Wagner & Heatherton (2015) – Self-regulation and its failure: the
seven deadly threats to self-regulation
Zelfregulatie gaat om het initiëren of inhiberen van gedrag en draait om mentale
controle om gedrag en gedachten te beheersen. Het gaat om het reguleren van
aandacht en de inhoud van het werkend geheugen. Zelfregulatie heeft als doel
om gedachten en gedrag in lijn te brengen met doelen en intenties.
In de psychologie sprak James het eerste over zelfregulatie. Hij refereerde ernaar
als ‘effort’ ofwel getraind zijn om verleidingen te weerstaan.
Sully stelde dat zelfcontrole kan falen als er te veel impulsen zijn, maar ook als er
sprake is van onafscheidelijke associaties.
De 7 dodelijke gevaren voor zelfregulatie
1) exposure aan een cue en impulscontrole
Impulsen zijn cravings of desires om bepaald gedrag uit te voeren. Impulsen
ontstaan door een activerende stimulus, zoals blootstelling aan een object. Alleen
in staten van deprivatie zijn interne stimuli (honger) dominanter dan externe
stimuli (het zien van eten).
Schachter ontwikkelde de internality-externality theorie van obesitas en stelde dat
obese personen zich minder bewust zijn van interne fysiologische cues (honger)
dan van externe invloeden. Dit bewees Schachter aan de hand van experimenten
met lampen, zodat er sprake was van visuele opvallendheid (salience).
Blootstelling aan cues zorgde voor een verhoging in fysieke indicatoren van
arousal, zoals hartslag en kwijlrespons. Echter leidt blootstelling aan externe cues
niet altijd tot falende zelfregulatie, onder bepaalde omstandigheden activeert het
zelfs de zelfregulerende doelen, waardoor de kans op falende zelfregulatie
afneemt. Dit kan bv. als je het eten wel ziet, maar het ver weg staat.
Volgens de counteractive control theorie zal een individu die een geschiedenis
heeft van zelfregulatie wanneer hij/zij een verleiding ziet, activatie ondervinden
van de zelfregulerende doelen.
De sterkte van de associatie bepaalt hoe goed iemand de impuls uit kan
schakelen. Sommige impulsen zijn sterker dan andere. Er is ook sprake van een
aandachtsbias, mensen die roken richten sneller hun aandacht op cues die te
maken hebben met roken, dan niet-rokers.
Het falen van de zelfregulatie kan op verschillende manieren, cues trekken de
aandacht, zorgen voor gedachten, inhiberen competitieve regulerende doelen en
houden het werkend geheugen bezig. Dit zorgt allemaal voor toenaderingsgedrag
van het gewenste item.
2) sociale en emotionele distress
Negatief affect kan zorgen voor slechte keuzes waar men later spijt van heeft.
Negatieve emoties maken de kans op een terugval groter en zorgen voor het
minder lang kunnen uitstellen van bevrediging.
Negatief affect kan voortkomen uit een gevoel van afwijzing, eenzaamheid, het
gevoel voor gek gezet te worden of schaamte.
Het wijzen op een minderheidsstatus zorgde voor verminderde resultaten, maar
dit effect werd gemedieerd door een vermindering in de capaciteit van het
werkend geheugen (WM). Dit zou kunnen komen door angst.
Maar waarom leiden negatief affect en sociale distress tot falende zelfregulatie?
Dit kan komen doordat de capaciteit van het WM verminderd. Een andere optie is
dat men hierdoor alleen kijkt naar de onmiddellijke aspecten van de situatie en
, niet naar de toekomst. Dit draait om een verandering in focus van aandacht.
Daarnaast kan het ook zijn dat er sprake is van een associatie met het negatieve
affect, waarbij er sprake is van een geconditioneerde cue.
Een andere manier waarop negatief affect kan leiden tot falen van de zelfregulatie
is dat emotionele distress zorgt dat mensen vatbaarder zijn voor beloningen. Dit
zou komen doordat er glucocorticoïden vrijgelaten worden die het mesolimbische
dopaminesysteem activeren, dit systeem wordt ook door drugs sensitief. Hierdoor
wordt de impuls om drugs of eten te nemen sterker.
Deze theorieën over de invloed van negatief affect kunnen ook naast elkaar
bestaan, waardoor negatief affect erg gevaarlijk is voor zelfregulatie.
Bij mensen die diëten zouden vooral reminders van het zelfbeeld (vaak negatief)
een gevaar opleveren voor de zelfregulatie, omdat het zelfbewustzijn ervoor zorgt
dat men dit wil vergeten en wil vluchten.
3) patronen geactiveerd door lapses (fouten) en schendingen van onthouding (lapse-
activated patterns and abstinence violations)
Mensen denken na een slip (uitglijder) vaak dat het nu toch niet meer uitmaakt en
drinken i.p.v. 1 glas wijn de hele fles. Hierbij is er sprake van een verleiding die
zorgt voor totale disinhibitie. Doordat men denkt dat ze hun doel niet gehaald
hebben ontstaat controleverlies. Dit is een cognitief fenomeen, want mensen die
aan een dieet deelnamen en dachten hun dieet te hebben overtreden met een
milkshake (die in feite weinig calorieën bevatte), aten veel meer dan mensen die
dachten zich aan hun dieet gehouden te hebben met een salade (die heel veel
calorieën bevatte).
Lapse-activated disinhibitie kan komen doordat men te hoge standaarden heeft
ontwikkeld voor zelfregulatief succes, meestal met een zerotolerancebeleid. 1 fout
leidt dan tot compleet falen. Mensen zouden te maken krijgen met een
abstinence violation effect, dit is een cognitieve en emotionele reactie op een
lapse van zelfcontrole, wat zorgt voor wanhoop en een schuldgevoel. Daarbij
wordt de lapse gezien als persoonlijke fout. De totale disinhibitie kan voorkomen
worden door de oorzaak van de lapse toe te wijzen aan externe factoren.
4) verslechteringen (impairments) in zelfmonitoring en zelfbewustzijn
Monitoring is het proces waarbij men de eigen gedachten en het eigen gedrag in
het oog houdt en vergelijkt met doelen en standaarden. Factoren die met
zelfmonitoring interfereren, interfereren ook met zelfregulatie.
Manipulaties die zorgen voor zelfbewustzijn (spiegel) zorgen ervoor dat mensen
hun standaarden meer naleven. Dit zou kunnen wijzen op het primaire doel van
zelfbewustzijn (self-awareness) om te zorgen voor zelfregulatie.
Cognitieve load zorgt voor falen van de zelfregulatie. Dit komt doordat het
werkend geheugen verslechterd, waardoor men doelen minder goed monitort.
De attentionele myopie theorie stelt dat cognitieve load zorgt voor een smallere
focus van aandacht, waardoor men vatbaarder is voor externe cues. Dit hoeft
echter niet altijd te leiden tot falende zelfregulatie, want die cues kunnen ook
inhiberend zijn. Personen met weinig cognitieve load waren dus ook minder
vatbaar voor inhiberende cues, die juist hielpen een doel te bereiken.
Uit onderzoek bleek dat wanneer er sprake was van veel cognitieve load, bij
mensen met een dieet de consumptie bepaald werd door automatische reacties,
terwijl consumptie bij weinig cognitieve load bepaald werd door voorkeuren voor
bepaald voedsel.