Inhoud
Hoofdstuk 1: over klinische psychologie en ‘abnormaal’ gedrag .............................................. 2
Hoofdstuk 2: Neurobiologische benadering van psychopathologie ........................................... 8
Hoofdstuk 3: leer theoretische benadering van psychpathologie ............................................. 19
Hoofdstuk 4: Cognitieve benadering van psychopathologie.................................................... 27
Hoofdstuk 5: Psychodynamische benadering van psychopathologie....................................... 32
Hoofdstuk 6: Humanistische benadering van de psychopathologie......................................... 36
Hoofdstuk 7: Systeembenadering van psychopathologie......................................................... 41
Hoofdstuk 8: Wetenschap en praktijk ...................................................................................... 48
Hoofdstuk 9: Classificatie ........................................................................................................ 54
Hoofdstuk 10: Klinische psychodiagnostiek ............................................................................ 65
Hoofdstuk 11: Neurobiologische ontwikkelingsstoornissen bij volwassenen ......................... 72
Hoofdstuk 12: Schizofreniespectrum- en andere psychotische stoornissen ............................. 81
Hoofdstuk 13: Depressieve- en bipolaire-stemmingsstoornissen ............................................ 95
Hoofdstuk 14: Angststoornissen ............................................................................................ 108
Hoofdstuk 15: Obsessieve-compulsieve en verwante stoornissen ......................................... 122
Hoofdstuk 16: Trauma- en stressor gerelateerde stoornissen................................................. 131
Hoofdstuk 17: Dissociatieve stoornissen ............................................................................... 141
Hoofdstuk 18: Somatische-symptoom-stoornis en verwante stoornissen .............................. 153
Hoofdstuk 19: Eetstoornissen................................................................................................. 163
Hoofdstuk 20: Slaap- en waakstoornissen ............................................................................. 171
Hoofdstuk 21: Seksuele stoornissen ....................................................................................... 181
Hoofdstuk 22: Disruptieve, impulsbeheersings- en andere gedragsstoornissen .................... 200
Hoofdstuk 23: Middel gerelateerde en verslavingsstoornissen .............................................. 209
Hoofdstuk 24: Neurocognitieve stoornissen .......................................................................... 222
Hoofdstuk 25: Persoonlijkheidsstoornissen ........................................................................... 236
,Hoofdstuk 1: klinische psychologie en ‘abnormaal’ gedrag
Hoogleraar Duijker onderscheidt twee soorten disciplines in de psychologie:
1. Basisdisciplines
• Functieleer
• Ontwikkelingspsychologie
• Sociale psychologie (gedragsleer)
• Persoonlijkheidspsychologie
• Methodenleer
2. Toepassingsgerichte disciplines
• Klinische en gezondheidspsychologie
• Arbeids- en organisatiepsychologie
• Onderwijspsychologie
Klinische psychologie:
De kern van de klinische psychologie wordt gevormd door psychische stoornissen, gedrag dat
afwijkt van een bepaalde norm. Daarbij gaat het vooral om afwijkingen, die lastig zijn voor de
persoon zelf of voor zijn omgeving. Er zijn verschillende definities van klinische psychologie.
Definitie Reber:
Het gebied van de psychologie dat zich richt op afwijkend, slecht-aangepast en abnormaal
menselijk gedrag. Onder de paraplu van klinische praktijken vallen diagnose, classificatie,
behandeling, preventie en onderzoek.
Afwijkingen van de norm kunnen betrekking hebben op:
• De individuele persoon Onderstaande afwijkingen kunnen afzonderlijk optreden, maar
vaak is er als gevolg van de onderlinge samenhang sprake van een combinatie op deze
drie gebieden.
o Afwijkend gedrag (bijvoorbeeld excessief drinken)
o Afwijkende gedachten (bijvoorbeeld dwanggedachten)
o Afwijkende belevingen (bijvoorbeeld extreme angsten)
• Relaties met andere mensen Bijvoorbeeld agressie, over bezorgdheid en zich
onttrekken aan sociaal gedrag. Afwijkingen hier hebben vaak invloed op gedrag,
gedachten en belevingen in de persoon.
Belang basisdisciplines:
Kennis van ‘normale’ psychologische functies (zoals waarnemen, denken en geheugen), van
de ‘normale’ ontwikkeling, van sociale psychologie en persoonlijkheidspsychologie is nodig
om afwijkingen van de norm te kunnen vaststellen en begrijpen.
,De klinisch psycholoog vs de psychiater:
- Klinisch psycholoog – academische opleiding in de psychologie
o Door de nadruk op empirisch onderzoek vaak methodologisch goed onderlegd.
- Psychiater – academische opleiding geneeskunde
o Vaak meer verstand van de biologische aspecten van mentale psychische
stoornissen.
Zeven factoren, die bepalen of gedrag abnormaal of pathologisch is (Seligman, Walker en
Rosenhan):
1. Persoonlijk lijden.
Bij veel psychische stoornissen lijdt de persoon daar erg onder. Persoonlijk lijden is
echter niet voldoende om van pathologie te kunnen spreken, omdat gebeurtenissen ook
voor korte of lange tijd leed kunnen veroorzaken. Andersom veroorzaakt ook niet elke
stoornis leed.
2. De (dis)functionaliteit van het gedrag
De mate waarin gedrag het dagelijks functioneren en welzijn van de persoon
ondermijnt. Het gaat dan vooral om de vraag of iemand beroepsmatig kan
functioneren en bevredigende relaties met anderen kan onderhouden en het
functioneren van anderen al dan niet beperkt.
3. Irrationeel en onbegrijpelijk gedrag.
Als mensen in het gedrag van anderen geen logica of zin kunnen ontdekken, zijn ze
geneigd die ander als abnormaal te zien. Hierbij kun je denken aan het gedrag van een
boulimia nervosa-patiënte of de bizar aandoende gedachtegang van iemand in een
psychose.
4. Onvoorspelbaarheid en controleverlies.
Twee soorten situaties waarin gedrag vaak als controleverlies zal worden gezien
(Seligman):
• Situaties waarin regels die normaal iemands gedrag sturen plotseling niet meer
werken.
• Situaties waarin de toeschouwer de oorzaak van het gedrag niet kent / kan
achterhalen.
5. Opvallend en onconventioneel gedrag.
Alleen als mensen opvallend of non-conformistisch gedrag ook sociaal onwenselijk
achten, zijn ze geneigd dat gedrag pathologisch te vinden. Dat geldt niet voor
opvallend gedrag dat wenselijk wordt geacht en alleen statistisch gezien afwijkt (zoals
uitzonderlijke prestaties).
6. Gedrag dat een ongemakkelijk gevoel bij anderen teweegbrengt (observer
discomfort).
Als de persoon gedrag vertoont waarmee hij de ongeschreven regels in een bepaalde
cultuur overschrijdt kunnen anderen zich daar ongemakkelijk bij voelen. Het gaat
, daarbij om impliciete sociale verwachtingen, die door Scheff (1966) restregels worden
genoemd.
7. Het overtreden van morele normen.
Mensen vellen vaak een moreel oordeel over gedrag in termen van ‘goed’ en ‘kwaad’,
waarbij ‘slechte’ gedragingen abnormaal worden gevonden. Daarnaast wordt gedrag
dat niet overeenkomt met eigen opvattingen van optimaal functioneren eerder als
abnormaal gezien.
Om van abnormaal gedrag te kunnen spreken moet ten minste een van deze factoren aanwezig
zijn. Dat wil echter niet zeggen dat er dan meteen sprake is van een psychische stoornis.
DSM-5 (2013):
Diagnostic and Statistical Manual of Psychological Disorders ontwikkeld door de American
Psychiatric Association (APA). DSM-5 specificeert criteria voor wat een officiële stoornis is
en wat niet.
Psychische stoornis:
Syndroom gekenmerkt door klinisch significante symptomen in cognitieve functies,
emotieregulatie of gedrag van de persoon, dat een uiting is van een disfunctie in de
psychologische, biologische of ontwikkelingsprocessen, die ten grondslag liggen aan
psychisch functioneren.
Psychische stoornissen gaan gewoonlijk gepaard met significante lijdensdruk of beperkingen
in het functioneren op sociaal of beroepsmatig gebied of bij andere belangrijke bezigheden.
Een reactie op een veelvoorkomende stressor of een verlies, zoals het overlijden van een
dierbare, die te verwachten valt en cultureel wordt geaccepteerd, is geen psychische stoornis.
Sociaal deviant gedrag (politiek, seksueel of religieus) en conflicten die zich vooral afspelen
tussen een individu en de maatschappij zijn geen psychische stoornissen, tenzij de deviantie
of het conflict het gevolg is van disfunctioneren van het individu, zoals in het voorgaande
wordt beschreven.
Voor een psychische stoornis moet er dus sprake zijn van:
- Een syndroom (een aantal samenhangende symptomen).
- Op het gebied van cognitieve functies, emotieregulatie of gedrag.
- Dat klinisch significant nadeel veroorzaakt.
- Dat afkomstig is van een innerlijke bron.
- Dat niet onderhevig is aan vrijwillige controle.