Sociology of Business and Consumption: lectures
Leerdoelen brightspace (toepassen op voorbeeld belangrijk)
5 blogposts (25%)
Tentamen open vragen (75%) - NL / ENG
Bonuspunten voor benoemen juiste socioloog / theorieën, strafpunten als het fout is
Werkcolleges, niet verplicht
Mondeling presenteren loopt parallel aan dit vak
Begrijpen, toepassen, verbanden zien, kritisch denken
Blogpost
Voorbeeld: uitleggen wat je hebt geleerd in die week
Minimaal 200 woorden, maximaal 250 (excl referenties)
Inleveren vrijdag van die week voor 13:30 (1x feedback mogelijk van docenten W1,2,3)
Discussion Forum Brightspace
Beoordeling: uitleg concept / theorie, koppeling dagelijks leven, orginaliteit, creativiteit,
schrijfstijl, referenties, citeren
Week 4: feedback of 2 blogposts geschreven in week 3
Minimaal 100, maximaal 250 woorden
Deadline: dinsdag, week 4, 13:30
4 nov voor 13:30 doorgeven welke blogposts geschreven in 1 e week beste vd groep
1. Introduction (29 okt.)
Mensen doen niet wat ze doen omdat ze gebonden zijn aan onveranderlijke regels, maar doordat ze
overtuigingen, waarden, belangen en intenties hebben.
Wat we als vanzelfsprekend beschouwen wordt in stand gehouden door allerhande sociale normen,
structuren, etc.
Sociologen: Mens, menselijk gedrag, in de dagelijkse omgeving proberen te begrijpen
Consumptiesociologie= hoe het sociale tot stand komt door middel van consumptie (stuff)
Samenleving komt met elkaar tot stand. Binnen de sociale omgeving.
Grote groepen (collectiviteit)
Kleinere groepen of individuen
Relatie tussen deze
Verwondering samenleving: wat? Waarom? Wat betekent het voor hen die de samenleving vormen?
Sociologie: werkelijk geen vaststaand gegeven maar social geconstrueerd = werkelijkheid komt tot
stand binnen sociale processen die verschillen door de tijd en binnen verschillende (sociale)
contexten.
Sociological imagination: relatie individu en samenleving. Onzekerheid lichaam: sociale wortels.
Sociologische verbeelding= idea that one can use sociology to shed light on the social origins and
context of personal problems and isues.
,Somebody with sociological imagination sees their troubles not simply as an issue of their individual
failings, but can identify how ones difficulties can have social roots.
Core concepten
Social structure= enduring patterns in the organisation of social life, including things, like capitalism,
bureaucracy and gender inequality. Social structures are fixed, although it is important to remember
that they are constructed by, and related to human actions.
Agency= refers to the extent to which individuals are seen as having the capacity to think and make
decisions with relative independence form larger structural forces (resistance)
Structure and agency heb je beide
Social location= individuals position within various overlapping social groups (gender, age, race, class,
sexuality, religion, language)
Material= physical and economic aspects of social life
Cultural= systems and patterns of symbols, meanings and values that shared by members of a group
Micro= niveau van creëren van betekenissen en sociale interactie – kleinere groepen en individuen
Macro= niveau van grotere groepen (collectiviteti) of volledige systemen of structuren
Consumer culture (consumptiemaatschappij) VS subsistence culture (=zelfvoorzienend)
Capitalism= economic system enabled and regulated by the state, based upon the private ownership
of the means of production and subsistence and oriented towards the generation of profit for
reinvestment or private gain
Betaald werk, dominantie markt
Winst en groei
Marx: vraagstukken rond kapitalisme (exploitatie arbeiders), hoe werkt economie (drijfkracht),
ongelijkheid
Drukheim: wegvallen tradities onder industrialisering
Weber: complexiteit en bureaucratie
Klasse= mensen die gelijke zijn in inkomen, rijkdom, scholing, levenstijl, smaak, sociale status… within
systems of social satisfication.
Conspicuous consumption= opvallende consumptie, highly visible luxury goods by elites to
distinguish themselves form their social inferiors.
Thorstein Veblen
Globalisation= series of social, political, economic, cultural and environmental processes by which
people, places and economies are increasingly interconnected (and people have become increasingly
aware of this interconnectedness).
Glocalisation= describes a product or service that is developed and distributed globally, but is also
fashioned to accommodate the user or consumer in a local market (Coca Cola met Chinese letters).
,2. Culture, norms, values (31 okt.)
Theoretische perspectieven
Marxistisch
Macro
Conflict (samenleving veranderde door conflict)
Ongelijkheid
Arbeidsomstandigheden: uitbuitingsrelaties tussen werkgever en werknemer
Exploitatie natuur en milieu
Commodity Fetishism: aard van productie is verborgen voor consument (proces is versterkt)
Arbeid, natuur, gezondheid
Verboden aan het kapitalistisch system, maar versterkt door specialisering in de samenleving
en globalisering
Functionalistsich
Macro
Sociale samenhang (samenleving als organisme: functioneerd goed)
Voedsel heeft functie
Groepsidentiteit
Totum: voorwerp dat symbool staat voor een groep en groep bij elkaar houdt (groepsidentiteit)
Dier, plant, voedsel
Genereert sociale solidariteit
Feministisch
Micro (interacties man en vrouw in vergadering) en macro (zorgtaken binnen samenleving)
Conflict (situatie verbeteren dmv conflict)
Feminity (vrouwelijkheid) en masculinity (mannelijkheid)
Gender ongelijkheid
Foodwork en gender
Wie doet het werk? Hoe verdeeld (bereiden eten, afwas, boodschappen)
Verdeling voedsel in het huishouden (ongelijkheid) man/jongens meer voedsel bij schaarste
Voedsel gekoppeld aan gender spareribs man, vegetarische mannen meer negatieve
feedback, proteïnetransitie
Speelt ook een rol in verzet tegen verandering
Interactionistisch
Micro
Sociale interactie (conflict en samenhang)
Betekenissen
Wat drijft alledaags handelen
Rituelen (verjaardagstaart) en routines (patronen in ontbijt: niet elke dag iets anders)
Micro of Macro – alledaagse gebeurtenissen of grote verbanden
Foodpractices zijn geïntegreerd in een food system: vereist micro en macro begrip
Voeselpraktijken: alles wat we doen met voedsel (eten, bereiden, verwerven, verkopen)
Voedselsysteem: processing, distribution, consumer, food wase management, production (en
daaromheen subonderwerpen)
Marxistisch perspectief en food system
Hoe draagt het voedsel systeem bij aan commodity fetishism, ongeljikheid,
arbeidsomstandigheden
, Functionalistisch perspectief en food system
Hoe draagt het voedsel systeem bij aan voedsel als totem, sociale samenhang, groepsidentiteit
Feministisch perspectief en food system
Hoe is foodwork / gender ongelijkheid verdeeld, hoe verdeeld in het voedselsysteem
Leerdoel: emperische en normative benaderingen
Emperisch= hoe ziet het er uit, kenmerken, data verwerken en zo emperisch kunnen beschrijven
voedselsysteem
Normatief= hoe zou het eigenlijk moeten zijn, hoe kan het beter, wie draagt de verantwoordeljkheid
Food injustice
Ongelijkheid in toegang tot voedsel (voedselbank)
Duurzaamheid
Hoe kunnen we dit systeem duurzamer maken (normatieve vraag), beter maken
Leerdoel: belangrijkste begrippen rondom cultuur begrijpen en kunnen koppelen aan een voorbeeld
rondom voedsel
Cultuur= systemen en patronen van betekenisgeving gedeeld door leden van een groep
Elementen
Materieel (gerechten)
Immaterieel: normen, waarde, symbolen
Waarden= individuele of groepsideeën over wat goed, belangrijk en wenselijk is
Deze sturen: normen, handelen van individuen
Waarde rondom voedsel: smaak genot, dierenwelzijn (norm= bv biologisch vlees / scharreleieren
kopen), gezondheid
Waarden leiden tot samenhang, maar ook tot conflict.
Sociale controle: socialisatie (hoe je wordt opgevoed), surveillance, sancties
Cultureel relativisme= ideeën, gedrag, emoties en wereldbeeld begrijpen vanuit iemands cultuur
Etnocentrisme= iemands culturu begrijpen en evalueren vanuit eigen cultuur
Vaak vanuit een idee van eigen superioriteit