BLOK 1. Vorm en functie werkgroepen
Werkgroep 1.
Antwoord op vragen
1. Buikvlies (peritoneum), longvlies (pleura pulmonalis) en hartvlies (pleura pericardium).
2. Een ruimte tussen beide longen in, die ventraal begrensd wordt door het borstbeen en
dorsaal door de wervelkolom. Hier bevinden zich onder andere het hart en de longen.
3. Bursae
4. De ventrale zijde van de arm zorgt voor flexie en extensie en de dorsale zijde van de been
zorgt ook voor flexie en extensie. Dus dit zorgt uiteindelijk voor de mogelijkheid om de
armen en benen te kunnen bewegen. Afzetten en handoogcoörinatie.
5. Abductie/adductie, ante- en dorsaalflexie/extensie, circumductie
6. Pronatie
7. Nee
8. Duim: adductie/abductie, flexie/extensie, opponeren/reponeren (naar vingers/van vingers
af) = carpametacarpale en metacarpophalangeaal gewricht.
Vingers: abductie/adductie, flexie/extensie, circumductie = metacarpophalangeaal gewricht
9. Carpametacarpaal gewricht: zadelgewricht
Metacarpophalangeaal gewricht duim: scharniergewricht
Metacarpophalangeaal gewricht vinger: condilair gewricht
Interphalangeaal gewricht: scharniergewricht
10. Plantairflexie in enkel en flexie in knie; een samengestelde spier van de musculus
gastrocnemius en de musculus soleus
11. Dikke huid (eelt), vetweefsel opgebouwd uit ruimtes met septa (meer druk)
Aantekeningen
- Sereuze vliezen: smeermiddel, om organen heen en bekleden holtes waarin de organen
liggen, geeft bewegingsmogelijkheid. Elk sereus vlies heeft een visceraal (wand van holte) en
pariëtaal vlies (over het orgaan heen) vlies. Pleura holte is ruimte tussen visceraal en
pariëtaal vlies.
- Structuren in mediastinum: hart, vena cava, aorta, slokdarm, luchtpijp
- Bursae vooral bij grote gewrichten, maakt bewegingsmogelijkheid groter. Ook om pezen.
- Pronatie (proost): radius over ulna. Suppinatie (soep): radius van ulna af. Ulna op plek. Radius
heeft d dus duimkant. Deze beweging mogelijk door rolgewricht.
- M. triceps surae: kietspier. M. gastrocnemius steekt het kniegewricht en het enkelgewricht:
(bi-articulair) en zorgt voor flexie in knie en plantairflexie in enkel. M. soleus kan alleen
plantairflexie veroorzaken.
, Werkgroep 2.
Sensibiliteit
Vermogen om prikkels waar te nemen en te kunnen verwerken, gevoelsgewaarwording.
Twee verschillende soorten
- Gnostische sensibiliteit: grove tast, pijn, temperatuurwisseling (dreigingen)
- Vitale Sensibiliteit: fijne tast, druk, waarneming, positie, vibratie (herkenning)
Somatosensorisch, vanuit de huid en spieren
Viscerosensorisch, vanuit organen
Dermatoom: stukje huid dat wordt geinnerveerd door 1 sensorische zenuw
patroon is bij iedereen anders
Sensibele informatie treedt dorsaal het ruggenmerg binnen via radix dorsalis
Motorische informatie treedt ventraal het ruggenmerg uit via radix ventralis
Ramus ventralis naar organen en extremiteiten (sensibel + motorisch)
Ramus dorsalis naar de rug (sensibel +motorisch)
Efferent (effect) = motorisch geeft een effect dus gaat weg, neuron ligt buiten het ruggenmerg.
Afferent gaat naar het CZS toe = sensorisch, neuron ligt in het ruggenmerg
Motoriek
Motoriek is het vermogen om te bewegen
Grove motoriek, Fijne motoriek
Centraal Motorisch Neuron, loopt van hersenschors —> hersenstam/ruggenmerg
Perifeer Motorisch Neuron, loopt van hersenstam/ruggenmerg —> verschillende spieren
Mimische spieren, aangestuurd door nervus facialis
Oorspronkelijk een visceromotorische zenuw vanuit het autonome zenuwstelsel. daarom niet altijd
hele controle over mimische spieren
N. Mandibularis is de enige van de drie grote aftakkingen van trigeminus die ook motorisch
innerveert???
Zenuw vanaf het ruggenmerg naar een spier in de onderarm : nervus Ulnaris
loopt vanaf nek, over mediale kant van de humerus, over olecranon (weinig bescherming), mediale
zijde onderarm.
Autonoom zenuwstelsel
Somatisch/animaal versus visceraal/autonoom zenuwstelsel
Orthosympatisch (actie) en parasympatisch (rust) zenuwstelsel
Orthosympatisch en orthosympatisch hebben allebei een andere oorsprong
Orthosympatisch schakelt in grensstreng = verschillende ganglia
Parasympatisch niet door grensstreng heen schakelt 1:1
ortho:
Preganglionair zenuwcel = nog niet door grensstreng heen
Postganglionair zenuwcel = al wel door grensstreng heen
Verhouding pre en post ganglionaire zenuwcellen is 1:20, dus minder specifiek want 1 innerveert 20.
para: ganglion pas dichter voor doelorgaan
verhouding pre en post zenuwcellen is 1:1, dus specifieker
sympatisch: bij ganglion acetylcholine, doelorgaan noradrenaline