Samenvatting Nedcat en Wiscat. 2 in 1!
Spelling met werkwoorden
Persoonsvorm? Tegenwoordige tijd lopen vervangen
Verleden tijd stam + te(n)/de(n) met n als mv
Voltooid deelwoord? (ge) T’kfschp staat in: dan t anders d
Bijvoeglijk naamwoord? Zo kort mogelijk ge…en dan ook
Eindigen op ee dan zee zeeën
Eindigen op ie dan melodieMelodieën alleen bij klemtoon laatste lettergreep
Anders bacterie bacteriën
Buitenlandswoord - filosoof – filosofen
Fotograaf- fotografen normaal: graf-graven
Paragraaf –paragrafen
Klemtoon niet laatste lettergreep in mv alleen en monnik-monniken
Dreumes-
dreumesen
“ wel “ dubbele laatste letter barones-
baronessen
Altijd dubbel bij as, us, is cursus-cursussen
Bezit met s piets moeder
Behalve als uitspraak veranderd Anna’s Jo’s
Eindig op s klank. Dan allen appestrof ‘ jos’ hans’
Allen= mensen alle= niet mensen behalve voor zelfstandig
naamwoord.
Alle leerlingen wisten het antwoord alle stonden op stal allen wisten het antwoord.
Alleen meervoud op en pannen pannenkoek
2 mv uitgangen: groenten/groentes groetesoep ( zonder n)
Uitzonderingen: Koninginnedag, zonneschijn, beresterk, reuzeleuk, klotewedstrijd, apetrots
Auto-ongeluk politie-uniform zo-even klinkerbotsing
,s’ Avonds ’s morgens
jou of jouw? Vervangen door mijn/mij (zelfde voor uw/u)
hoofdletters= Nederlands Noord-Holland Nederlanders
kleine letters= maandag januari zomer, het noorden
feestdagen met hoofdletters, samenstellingen zonder hoofdletter
Kerst, kerstvakantie Pasen, paasei Moederdag, Suikerfeest
Hoofdletters en namen, alleen eerste en laatste naam met hoofdletter dus:
Linda van der Weele
mevrouw Van der Weele
Die/dat?
Het schip dat. Onzijdig= dat het boek DAT en niet WAT
Tweemaal zoveel als bij zoveel altijd als..
Lijdend voorwerp is altijd hen en geen hun
Waaraan/wie? Aan wie= bij een persoon waaraan= ding?
Aanhalingstekens: als iemand iets zegt, maar niet bij eigen gedachte.(gedachte= geen
hoofdletter
Zeggen= wel hoofdletter.
Dubbelepunt: begin citaat, begin opsomming, voor aankondiging van
omschrijving/conclusie/toelicht
Komma: natuurlijke pauze, tussen opsomming, tussen bijvoeglijke naamwoorden
(verwend,vervelend meisje), tussen 2 persoonsvormen, voor/na
aangesproken persoon. Voor maar. (maar=voegwoord) Amsterdam, de hoofdstad van
nl, is mooi land.
Punt komma: als je twijfelt tussen punt en komma. ik heb het geprobeerd; het lukt me niet.
Vraagteken: bij alle vragen, maar niet bij gedachte vragen
Uitroepteken: na woord/zin met emotionele lading. Je kletst uit je nek! Als een vraag een
uitroep is. He, kan ik jou niet ergens van!
Gedachtestreepje: voor en na een mededeling die niet bij de zin hoort. ( kan weg worden
gelaten)
Onze leraar- hij is trouwens familie van me- had het tentamen meteen
nagekeken
Haakjes: hebben zelfde reden als gedachtestreepje, dat gedeelte kan weg worden gelaten.
, Lidwoorden: de, het, een.. spreekt vanzelf
Zelfstandig naamwoord: waar je: de/het/een voor kunt zetten en namen ( Stef =Haarlem)
Bijvoeglijk naamwoord: zegt iets over een zelfstandig naamwoord: mooie toespraak.
Werkwoord:
belangrijkste werkwoord (staat meestal achteraan) en is voltooid deelwoord
Koppelwerkwoord: belangrijkste werkwoord in rijtje van: zijn, worden, blijven, blijken,
lijken, schijnen, heten, dunken, voorkomen
Hulpwerkwoord: is het niet koppelwerkwoord en is zelfstandig naamwoord al bezet, dan is
het hulpwerkwoord. ( alle overige werkwoorden zijn hulpwerkwoorden.
Ineke had stewardess willen worden.
Worden= ( meest achteraan) staat ook in rijtje dus koppel ( anders zelfst.). Rest is dan hulp.
Voorzetsel: naar, op, door, in , met , vanaf ( voor zelfstandig naamwoord.)
Telwoord: acht, vierde, eerste, twee. Maar ook alle ( bv vijf).
Bijwoord: zegt iets over werkwoord, of over bijvoeglijk naamwoord.
We liepen hard, erg leuke hond. Leuke= bv naamwoord. Dus niet een bv
naamwoord. Meer een overgebleven woord.
Bijwoorden zeggen iets van:
Een gezegde: Hij loopt hard. Vandaag komen de nieuwe computers.
Wanneer gaat hij weg?
Een bijvoeglijk naamwoord: Dat is een erg mooie kanarie. Dat is een
tamelijk uitgekookt meisje.
Een ander bijwoord:Hij loopt heel snel. Hij praat erg hard.
Opmerking:
Sommige bijwoorden kunnen gesplitst worden: Daarbij laat ik het. -
Daar laat ik het bij.
Je benoemt beide delen als één geheel.
Voegwoord: en, of, maar, want, als, dat, omdat, zodat, doordat, voordat, opdat, ofschoon.