Introducing sociology – using the stuff of
everyday life
H1. Introductie
Sociologie = het bestuderen van de maatschappij en het sociale leven. Sociologen
onderzoeken, verklaren, identificeren en beschrijven sociale contacten.
Sociologische verbeelding ontwikkeld zich – C. Wright Mills
= De capaciteit om verbanden te zien tussen het leven van individuen en de historisch –
maatschappelijke context waarin ze leven.
- tussen het individu en de samenleving persoonlijke ervaring gelinkt aan
institutionele krachten zoals economie, cultuur en educatie.
- ontkent individuele keuzes niet, maar laat ons kijken naar hoe factoren van buiten
meewerken aan de situaties en de gebeurtenissen in het leven.
- Sharon Zukin – We doen niet wat we doen omdat regels zeggen dat we het moeten
doen, maar doordat we overtuigingen, waarden, belangen en intenties hebben.
Civil society = Burgers organiseren zichzelf om voor hun belangen en idealen op te komen.
(bv. de boeren protesten)
Samenleving komt tot stand met elkaar, binnen de sociale omgeving.
De werkelijkheid is sociaal geconstrueerd = komt tot stand binnen sociale processen,
tijd en context afhankelijk
Roberta Sassatelli – Consumer culture
= Een maatschappij waarin we tevreden zijn, als onze ‘needs’ worden vervuld door het
gebruik van ‘commodities’. (= goederen die worden geproduceerd om te verhandelen, en
verkocht worden op de markt, bulkgoederen)
Kapitalisme = Economisch systeem, geregeld door de staat, gebaseerd op privé-
eigendommen van de productiemiddelen. Gefocust op winst die gebruikt kan worden om te
investeren of voor eigen uitkering. De meeste producten zijn verkregen op de markt, en niet
geproduceerd door een persoon zelf.
- Winst en groei, betaald werk, dominantie van de markt.
- Een element van de sociale structuur
- Gevolgen: 1. ‘Wage Labour’ = het werken in loondienst
2. De markt werd dominant in goederenvoorziening
consumer culture (sociale status, waardes, en activiteiten zijn gebaseerd op de
consumptie van goederen en services) vs. Subsistence culture (Zelf je eten verbouwen etc.)
Peter Berger – we moeten werken om het vreemde te zien in dingen die wij als
vanzelfsprekend ervaren. stel vragen als: Waarom is alles op deze manier
georganiseerd? Hoe kan het anders?
17de eeuw – Middenklasse gingen meer huishoudelijke spullen en kleren verzamelen/maken.
18de eeuw – Industriële Revolutie: Er konden steeds meer ‘consumer goods’ geproduceerd
worden.
20ste eeuw – massa consumptie; dagelijkse producten worden op de markt gekocht.
Karl Marx
- Ongelijkheid tussen fabriekswerkers, werkende klasse (= proletariaat) en de
eigenaren van het bedrijf, heersende klasse (Bourgeoisie)
- Ongelijkheid in plaats in het productie systeem, maar ook in de consumptie.
- Economie is de drijvende kracht
, - Uitbuiting (exploitatie) van arbeiders
Emile Durkheim
- Wilde beter begrijpen hoe grootschalige, geïndustrialiseerde, stedelijke
samenlevingen samen konden blijven wanneer tradities werden verbroken door
industrialisering.
Max Weber
- Bezig met de complexiteit en bureaucratie (= ambtenaren heerschappij, veel regels)
van geïndustrialiseerde, kapitalistische samenlevingen. E.g. de toename van massa
productie zorgt voor een vermindering van de menselijke beleving. Je kunt
bijvoorbeeld iets niet meer ruilen zonder bonnetje.
Klasse = mensen met hetzelfde inkomen, welvaart, scholing, werk, levensstijl, smaak,
sociale status, en/of beschikbaarheid tot materiele goederen en services in systemen van
social stratification
Social stratification = ongelijkheid, waarbij mensen worden ingedeeld in een hiërarchie. De
indeling is op basis van waarde en macht, gebaseerd op ras, klasse en gender.
Thorstein Veblen – Conspicuous Consumption
= Het consumeren van luxe producten om status aan te duiden. Elite laat hiermee macht
zien, en hun afstand van de werkende klasse.
Harriet Martineau
- Campagne voor vrouwenrechten.
- Sociologisch onderzoek moet perspectieven van ‘lagere’ groepen zoals vrouwen en
mensen met een donkere huidskleur meenemen.
Globalisering
= sociale, politieke, economische, culturele en milieu processen waarbij mensen, plaatsen en
economieën in toenemende mate met elkaar verbonden zijn. (en men hiervan bewust is)
Glokalisering
= Een product of service dat ontwikkeld, en verkocht is in de globale markt, maar aangepast
is aan de wensen van een consument in de lokale markt
3 soorten thinking frames:
1. Material / cultural
- Materialen zijn de fysieke en economische aspecten van het sociale leven, zoals de
wol, de broek, de arbeiders etc.
- We moeten ook kijken naar de betekenis van het eindproduct. De culturele dimensie
is bijvoorbeeld wat de waarde is voor onze identiteit etc.
- Centrale punt = we kunnen de wereld van spullen niet volledig begrijpen zonder te
kijken naar zowel het materiaal, als het culturele belang.
- Cultureel = systemen en patronen van symbolen, betekenissen en waarden die door
groepen gedeeld worden.
2. Structure / Agency
- Sociale structuur = patronen en instellingen die het sociale leven organiseren.
Hieronder vallen het kapitalisme, bureaucratie en gender ongelijkheid.
- Agency = de mogelijkheid voor individuelen om zelf beslissingen te maken en actie te
ondernemen.
- Bepalend voor het uitvoeren van de agency is je sociale locatie (= de positie die je
hebt in verschillende sociale relaties, zoals ras, gender, leeftijd en het economisch
systeem).
- De sociale locatie is ook van belang voor de keuzes die je hebt, mensen met meer
geld, kunnen makkelijker kiezen voor een broek die niet lang mee gaat of duur is, en
dunne mensen hebben meer kleding om uit te kiezen.
, 3. Micro / Macro
- Micro focust op sociale interacties en betekenissen. Hoe is het sociale leven, en
sociale ongelijkheid, gecreëerd door alledaagse interacties.
- Macro onderzoekt grotere groepen, of zelfs systemen of structuren. Gefocust op hoe
de samenleving werkt op organisatie, nationaal, of globaal niveau.
H2. Cultuur, normen en waarden.
Eten = sociologie. Het is een basisbehoefte, maar per plaats, tijd en cultuur variëren de
rituelen en eetgewoonten van een groep mensen.
Hangt vast aan onze identiteit.
Onze cultuur vormt een groot deel van onze smaak.
Op een sociologische manier naar eten kijken: Kosten voor de gezondheidsrisico’s
dat het eten meebrengt voor de consument en de producent. (ongezond eten en
slechte arbeidsomstandigheden.
4 theoretische perspectieven op voedsel:
1. Marx – Food as “Fetish”
- Conflicten; tussen klassen in Kapitalistische samenlevingen
- Commodity Fetishism = De werkelijke sociale relaties die te maken hebben met het
maken van een product, blijven onbekend voor de consument.
- De natuur en de arbeiders worden uitgebuit
- Gevolg van het kapitalisme
2. Durkheim – Food as Totem (symbool), functionalistisch perspectief
- Begrijpen hoe de samenleving samenkomt, en als een geheel functioneert.
- Eten (als symbool, totem) brengt ons samen en vormt een sociale samenhang.
- Heilig vs. Profaan. Totem behoord tot het heilige.
- Cultuur brengt mensen samen door specifieke objecten.
- Op dit moment is totem: TV en eten. (bv. Samen kalkoen eten op Thanksgiving)
- Voedsel kan een groepsidentiteit uitdragen. (van een land, streek, familie)
- Door voedsel kun je ook op een bepaalde manier naar een andere cultuur gaan
kijken. (bv. Wat wij zien als een Mexicaanse taco, is goedkoop, pittig en gevaarlijk.
Hierdoor worden we sneller racistisch tegenover Mexicanen)
- Macro
3. Feminism – Food as a Women’s Issue
- Foodwork, het traditioneel klaarmaken van eten door de vrouw, is onbetaald werk
- Majorie DeVault: Een vrouw moet zichzelf bewijzen door haar gezin te voeden.
- Brenda Beagan: De meeste mensen ontkennen het idee dat ‘Foodwork’ voor
vrouwen is, maar uiteindelijk gebeurt het toch.
- Voedsel is gekoppeld aan gender identiteit\
- Conflict
- Zowel micro als macro
- Gender ongelijkheid, ongelijke verdeling van voedsel in een huishouden
4. Intertactionistisch
- Micro perspectief
- Sociale interacties, conflict en samenhang
- Betekenissen
- Wat drijft het alledaagse handelen
- Rituelen en routines
- Hoe de sociale wereld wordt gevormd binnen alledaagse relaties en interacties.
-