2 Hoofdstuk 2: Beton.............................................................................................................................................. 11
2.1 Betonbestanddelen..................................................................................................................................................11
2.2 Beton maken............................................................................................................................................................14
2.3 Vers beton (zeer jong beton, tot en met ontkisting)................................................................................................17
2.4 Jong beton (na ontkisten)........................................................................................................................................21
2.5 Nieuwigheden..........................................................................................................................................................24
, 12.1 Opbouw van kunststoffen......................................................................................................................................95
12.2 Eigenschappen.......................................................................................................................................................96
12.3 Kunststoffen en milieu (verwerking van kunststoffen)..........................................................................................96
12.4 Kunststofafdichtingen............................................................................................................................................97
12.5 Rubbers................................................................................................................................................................100
,1 Hoofdstuk 1: Inleiding
1.1 Omschrijving
Goede materialen kiezen door info te kennen over: eigenschappen, keuring, sortering en milieu- en
energieaspecten van de materialen
Onderscheid materialenleer – materiaalkunde
Materialenleer Materiaalkunde
- Welke materialen zijn voor jou van - Chemische en natuurlijke samenstelling
toepassing op de markt? van het materiaal?
- Hoe zijn materialen vervaardigd? - Factoren die invloed hebben op
- Hoe kan je materialen herkennen? levensduur van het materiaal?
- Welke vormen, kleuren, afmetingen…? - Sterkte van het materiaal?
Bouwmateriaal = materiaal waarmee je in staat bent een huis of dergelijke constructie te bouwen (steen of
beton), af te dekken (dakbedekking) en te dichten (glas).
1.2 Materialisatie
Materiaalkeuze vloeit niet enkel voort uit ethische redenen, maar kan ook beïnvloed worden door:
- Politieke overwegingen - Economische overwegingen
- Culturele en religieuze overwegingen - Beschikbaarheid
- Klimaat - Vervoer
- Toepasbaarheid
Materialen hebben door tijd enorme evolutie doorlopen blijft versnellen, daar:
- Het gebouw de maatschappij van zijn tijd reflecteert
- Een complexere maatschappij leidt tot complexere materialen
- De betekenis & architectonische verschijning geuit wordt door:
Materialen waaruit het gebouwd werd
De functie waarvoor het gebouwd werd
De materiaalkeuze heeft een invloed op:
1) Akoestiek
2) Textuur
3) Lichtweerkaatsing
4) Kleuren
5) Energieverbruik
6) Kwaliteit van het binnenhuisklimaat
7) Geur
1.3 Keuze van materialen
Primaire bouwmaterialen = bouwmaterialen die kant-en-klaar in de natuur gevonden worden
> Grondstof = meteen ook het bouwmateriaal
> Bv. hout, zand, grind, natuursteen
Secundaire bouwmaterialen = zijn samengesteld uit bestaande grondstoffen, maar grondstof moet alvorens
deze gebruikt kan worden als bouwmateriaal nog een bewerking ondergaan
> Bv. gebakken producten (o.a. baksteen, dakpannen, tegels (= keramische producten))
> Bv. niet gebakken producten (o.a. beton, kalkzandsteen…)
> Bv. cement, glas, kunststoffen, metalen, bitumineuze producten, verfsoorten…
,1.4 Duurzaam bouwen
Rapport: Our Common Future (1987): gezorgd voor opmars van concept ‘duurzame ontwikkeling’
Duurzame ontwikkeling = ontwikkeling die beantwoordt aan de behoeften van vandaag zonder die van de
komende generaties in gedrang te brengen
> Gaat dus over visie op lange termijn
> Maar 3 aspecten moeten als gelijkwaardig beschouwd worden (Brundtland-commissie):
Economie, ecologie, het sociale
Drie principes die hieruit voor de bouw gelden:
1) Materiaalverbruik dat rekening houdt met complete levenscyclus van de betreffende elementen
2) Ontwikkeling van hernieuwbare energiebronnen
3) Rationeel gebruik van zowel energie als natuurlijke hulpbronnen
Maar: er moet steeds rekening gehouden worden met aspecten in productie, verbruik en afbraak- of
recyclingmogelijkheden van alle elementen.
> Dus onmogelijk om 3 principes absoluut toe te passen
Afval reduceren?: studies bewijzen dat stimuleren plaatselijk voorradige materialen interessant zou kunnen zijn
> Bv. hout, beton…
Ook invloed van materialen op gezondheid speelt grote rol
- Veel materialen in onmiddelijke leefomgeving zijn schadelijk
- Maar: in bouw is nog geen algemeen label ontwikkeld dat garant staat voor bouwmaterialen die de
gezondheid niet schaden
Er bestaat wel een algemeen ecolabel van de Europese Unie: de Margriet
Bouwsector is belangrijke verbruiker van natuurlijke hulpbronnen
> Grond en vooral WATER
> Adhv basisfiltratie, doorgevoerde filtratietechnieken en UV-sterilisator kan opgevangen regenwater
herbruikt worden als wc- of zelfs drinkwater
1.5 Kwaliteitsonderzoek – certificering
1.5.1 Wetenschappelijk en Technisch Centrum voor het Bouwbedrijf (WTCB)
= onderzoekscentrum opgericht in 1960
- Basisactiviteit = onderzoek: o.a. bouwsystemen, groendaken, houten vloeren, installatie van
zonneboilers…
- Doel: beste bouwmethode en meest geschikte materialen bepalen in specifieke omstandigheden 1
Naast bovenstaand doel is informeren een belangrijke opdracht!
- Technische voorlichtingen (VT): brochures over specifiek onderwerp
- WTCB-contract: driemaandelijks blad van WTCB
- Infofiches: korte praktische publicaties over specifiek onderwerp
- Gedetailleerde technische publicaties
- Databank ‘bouwproducten’: hulpmiddel ter beschikking van publiek
1
Niet: testen van producten
, 1.5.2 Normen en conformiteitskenmerken
Normen = gedocumenteerde ovk’en betreffende technische specificaties of andere nauwkeurige criteria die
systematisch kunnen worden gebruikt als regels, richtlijnen of kwaliteitsbepalingen en de verzekering bieden dat
de materialen en producten geschikt zijn voor het gebruik waarvoor ze bestemd zijn.
1) NBN: Belgische Normen (Belgisch Instituut voor Normalisatie)
2) EN: Europese Normen (voorkeur op nationale normen)
3) ASTM: American Society for Testing Materials
4) DIN: Deutsche Industrie Normen
5) BS: British Standard
6) NF: Normes Françaises
NBN- normen en normen van andere Europese lidstaten worden meer en meer gelijkgesteld met de Europese
(EN) of internationale normen (ISO)
1.5.2.1 CE-label (zie foto’s P17 – 18)
Maakt het mogelijk producten uit verschillende landen/van verschillende fabrikanten met elkaar te vergelijken
via een geharmoniseerde weergave van de producteigenschappen.
Verplichte vereisten betreffende
- Mechanische weerstand & stabiliteit - Geluidsisolatie
- Brandveiligheid - Energiebesparing en thermische isolatie
- Hygiëne, gezondheid & milieu - Duurzaamheid
- Werkveiligheid
Dus: CE-merk beschrijft prestaties van het product
> Is dus geen kwaliteitslabel
> Stelt geen eisen m.b.t. specifieke producteigenschappen
1.5.2.2 BENOR-merk
= technische eisen waaraan producten die BENOR-merk dragen moeten voldoen, zijn opgenomen in Belgische
normen (NBN)
> Eventueel vervolledigt door Technische Voorschriften (PTV)
> Hebben betrekking op traditionele producten & zijn algemeen van toepassing (ongeacht het merk of de
herkomst)
Normen worden opgesteld & in Staatsblad gepubliceerd door BIN 2
Instituut is erkend als instelling van openbaar nut & staat als vzw onder toezicht van Ministerie van Economische
zaken
1.5.2.3 ATG-merk
Technische eisen voor producten zijn opgenomen in Technische Goedkeuring (ATG)
> Merk geeft gunstig oordeel over toepassingsgeschiktheid van welbepaald product
> Wordt opgesteld voor nieuwe en innoverende producten waarvoor geen norm of PTV bestaat
> Wordt toegekend op aanvraag van de producent of verschillende producenten van hetzelfde product &
is gebonden aan de commerciële productnaam
Technische Goedkeuring ATG wordt opgesteld & gepubliceerd door de Belgische Unie voor de Technische
Goedkeuring in de Bouw (BUtg)
- Is officiële label van Technische Goedkeuring
- In contractuele teksten (zoals bestek) kan overeenkomstigeheid met normen, PTV & ATG als verplichting
worden opgelegd
BENOR & ATG mogen niet verward worden met ISO 900 (0-1-2)-certificatie: ISO 900 heeft betrekking op
kwaliteitsgarantie van de producent & geeft aan dat het productieproces & de interne werkorganisatie
overeenkomen met de specificaties van de normen NBN en ISO 900 (0-1-2).
2
Belgisch Instituut voor Normalisatie
,BENOR en ATG zijn 2 overeenkomstigheidsmerken of conformiteitsmerken voor bouwproducten in België die
door officiële instanties worden gecontroleerd
> Om BENOR-merk te mogen dragen moeten producten voldoen aan een aantal eisen die in technische
voorschriften zijn vastgelegd
> Bouwproducten met een van deze merken geeft bouwpartners zekerheid van goede kwaliteit & van hun
geschiktheid voor verwerking in het gegeven bouwwerk
1.5.2.4 ISO-normen
Internationale Organisatie voor Normalisatie = federatie op wereldniveau van nationale organismes van
normalisatie in 140 landen (o.b.v. 1 organisme per land)
> Is niet regeringsgebonden & werd in 1947 opgericht
Doel: ontwikkeling van de normalisatie en aanverwante activiteiten in de wereld
bevorderen om:
- Uitwisseling van goederen en diensten tss de naties te vergemakkelijken
- De samenwerking op intellectueel, wetenschappelijk, technisch & economisch gebied te verbeteren
Werkzaamheden van ISO zijn vastgelegd in internationale verdragen (worden gepubliceerd in vorm van
internationale normen)
1.5.2.5 Komo-keurmerk
Belangrijk kwaliteitskeurmerk in de bouw
> KOMO-kwaliteitsverklaring staat voor onafhankelijk getoetste kwaliteit o.b.v. objectieve maatstaven
> Voldoen aan Bouwbesluit, Bouwstoffenbesluit en specifieke kwaliteits-, prestatie- en
veiligheidseisen die de marktpartijen stellen
1.5.3 Eigenschappen van materialen
1.5.3.1 Eigenschappen in relatie tot de levensduur
1 Mechanische eigenschappen (sterkte & vormstabiliteit)
1.1 Sterkte
= de weerstand tegen breuk
- Maximale sterktewaarde van een materiaal = de waarde vlak voor het moment van breken
- Waarden worden in tabellen weergegeven
- Waarden staan voor kwaliteit van het materiaal voor een dragende functie
Formule: wordt als spanning uitgedrukt kN/m2 of N/mm2)
= drukproef (bepalen van druksterkte)
Vb’n: druksterkte, treksterkte, buigsterkte, schuifsterkte
1.2 Vormstabiliteit
= de eigenschap om in veranderende uitwendige omstandigheden zijn afmetingen te behouden
2 Doorbuiging
= stijfheid geeft aan in welke mate een materiaal of een constructie buiging kan vertonen
3 Elasticiteitsmodus
= stijfheid wordt in breukleer beschreven met de elasticiteitsmodus (E)
- Hoe hoger de elasticiteitsmodulus, hoe stijver het materiaal
- Stijf materiaal is beter bestand tegen elastische vervorming wanneer het mechanisch belast wordt
,4 Krimp
Chemische = volumevermindering
krimp/verhardingskrim - Omdat het volume van het resulterende geheel kleiner is dan het
p volume van de som van de afzonderlijke volumes
Plastische krimp = volumevermindering tijdens de plastische fase (voornamelijk beton)
Temperatuurkrimp/ = volumevermindering door afkoeling
thermische krimp
Hygrometrische krimp = vormverandering ten gevolge van het opnemen & afgeven van water
& uiteenzetting
Uitdrogingskrimp/ = volumevermindering door vochtafgifte aan de omgeving
haudralische krimp > Gevolgd door samentrekking van de poriën
Autogene of inwendige = volumevermindering door inwendige uitdroging
krimp
Uitwendige krimp = volumevermindering door verdamping
5 Kruip
= materiaal blijft onder een constante druklast na een eerste (onmiddellijke) vervorming gedurende een
bepaalde tijd verder vervormen
> Belasting wordt weggenomen? beton veert terug en vervorming wordt ongedaan gemaakt
> Maar: deel van kruipvervorming is onomkeerbaar
6 De volumieke massa of volumieke dichtheid
= verband tussen massa en volume (uitgedrukt in kg/m3 formule: p = m/V)
- Volumieke massa = gewicht is niet constant (bv. meer of minder poreuze materialen: baksteen, beton,
hout…)
Wordt voor groot deel bepaald door de samenstelling van het materiaal
- Soortgelijke massa = volumieke massa is constant (bv. staal)
7 Transport van gassen en vloeistoffen
Gassen & vloeistoffen dringen makkelijker binnen in materiaal/verplaatsen zich makkelijker naarmate de
poriënstructuur fijner is en naarmate de poriën meer met elkaar verbonden zijn
8 Capillariteit
= verschijnsel uit natuurkunde waarbij (bv) water in zeer fijn buisje hoger stijgt dan het omringende
vloeistofniveau & zo een concaaf oppervlak vormt
- Fijne buisjes = haarbuisjes of capillairen
- Hoe fijner de buisjes, hoe hoger het water kan stijgen
- Maar bv. ook: suikerklontje in koffie doppen zuigt zich vol koffie
Capillaire kracht = kracht waarmee het water in de buisjes omhoog gezogen wordt
- Kracht is groter naarmate capillairen fijner zijn
- Adhesie, cohesie en oppervlaktespanning spelen een rol
9 Porositeit/poreusheid
= aanwezigheid van kleine openingen (poriën) in een materiaal
- Heeft tot gevolg dat het materiaal langzaam vocht doorlaat
- Opzuigen of opstijgen van vocht door capillaire werking is mogelijk
- Voor isoleren gebouw: poreus materiaal = gewenst
Door warmtehoudende eigenschap van de grote hoeveelheid lucht in het materiaal
Bv. baksteen, ongeglazuurd aardewerk, marmer, gesteenten (bv. kalksteen, zandsteen…)
10 Hygroscopisch vochtgehalte
= stoffen die uit de lucht waterdamp aantrekken en daardoor gaan klonteren of zelfs geheel vervloeien
> Bv. natriumchloride/keukenzout (klontert in vochtige atmosfeer)
> Bv. calciumchloride = sterk hygroscopisch: lost op in aangetrokken water 3
3
Wordt om deze eigenschap als droogmiddel gebruikt (bv. in winkel verkrijgbare vochtvreters)
,11 Waterdoorlatendheid of permeabiliteit
= materiaaleigenschap die beschrijft in welke mate een vaste stof een andere stof doorlaat
> Permeabiliteit van een materiaal verschilt per door te laten stof
12 Diffusieweerstand (μ))
= hoeveel keer is de weerstand van het betreffende materiaal tegen diffusie groter dan die van lucht?
- Varieert met temperatuur en luchtvochtigheid (dus doorgaans wordt gem. waarde vermeld
- Perfecte dampopenheid (lucht): μ-waarde = 1
- Volledige dampdichtheid: μ-waarde = oneindig
Bv. baksteen (μ = 15), multiplex (μ = 50), gewapend beton (μ = 150), roofing (μ = 10 000)
13 Wateropneming
Kan van belang zijn bij stenen die schuin of horizontaal (en dus niet loodrecht) geplaatst worden
- Want krijgen grote hoeveelheden water te verwerken
- Wateropneming aanduiding van gevoeligheid voor mosgroei
14 Vorstweerstand
= mate waarin materiaal weerstaat aan opeenvolgende vorst-dooiwisselingen
- Vorstschade ontstaat meestal door expansie van water in poriën t.g.v. vorst
- Inwendige druk bij vriezen (in materiaal) kan zorgen dat materiaal barst
15 Invloed van agressieve stoffen
Zuren Zuurtegraad: pH (< 7) hoe lager, hoe sterker het zuur
Bv. zure regen, scheikundige producten, afvalwater, gistingsproducten
Sulfaten Graad van aggresiviteit wordt bepaald door sulfaatgehalte
Bv. zeewater, grondwater met sulfaten, meststoffen
Chloriden Graad van agressiviteit wordt bepaald door het chloridegehalte
Bv. zeewater, zeelucht, dooizouten
16 Invloed van brand
1 Thermische uitzetting
= geeft maat aan temperatuursafhankelijkheid van de dichtheid
- Meeste materialen zetten bij warmte uit (positieve uitzettingscoëfficiënt) 4
- Behalve: water
Temperatuur < 4° C dichtheid neemt toe
Temperatuur > 4° C dichtheid neemt af
Hoe beter atomen aan elkaar gebonden zijn, hoe lager de uitzettingscoëfficiënt
> Waardes van bv. wolfraam en diamant zijn erg laag
2 Brandweerstand
Brandreactie = geheel van eigenschappen ve bouwmateriaal m.b.t. het ontstaan en de ontwikkeling van brand:
Ontvlambaar materiaal Vertoont neiging om gassen te ontwikkelen waarvan de aard & hoeveelheid
een verbranding in gasvormige fase kunnen veroorzaken
Onbrandbaar materiaal Vertoont geen enkel uitwendig verschijnsel van merkbare
warmteontwikkeling indien het tijdens een proef aan een voorgeschreven
verhitting blootgesteld wordt
Brandbaar materiaal Beantwoordt niet aan bepaling van onbrandbaarheid
5 klassen (in Belgische classificatie – A0, A1, A2, A3 & A4) i.f.v. proefresultaat:
- Klasse A0 materialen die als onbrandbaar worden beschouwd
- Andere klassen geven indeling in gradaties v ontvlambaarheid & vlamvoortplantingssnelheid
Europese norm (EN 13501-1) bevat 7 euroklassen (A1, A2, B, C, D, E & F)
- Beste behoren tot klasse A1 materialen die niet mee branden of bijdragen aan de brandhaard5
- Klasse F: materialen die geen enkele brandreactieprestatie vertonen
4
Bij hogere temperatuur trillen de atomen sterker, waardoor ze een grotere ruimte innemen en het volume stijgt
5
En die ook geen enkele rookontwikkeling veroorzaken
, Brandweerstand van bouwelement (Rf2) drukt uit in aantal uren hoe lang de wand standhoudt bij brand &
gelijktijdig aan de volgende 2 criteria blijft voldoen in dit tijdsbestek:
1) Stabiliteit (R): tijd gedurende welke het element zijn dragende functie blijft vervullen zonder
vervormingen te vertonen die onverenigbaar zijn met zijn functie in de stabiliteit van de constructie
2) Vlamdichtheid (E): tijd gedurende welke geen vlammen dor de niet-blootgestelde zijde van de wand
gaan6
3) Thermische isolatie (I): tijd gedurende welke de gem. temperatuur aan de niet-blootgestelde zijde
kleiner blijft dan 140° C en de max. temperatuur kleiner blijft dan 180° C
Norm NBN 713-020 voorziet Rf-graden i.f.v. de genormaliseerde tijden: 6u, 4u, 3u, 2u, 1,5u 1u, 1/2u, 1/4u
Brandweerstand bouwelement geeft aan hoe lang bouwelement zijn functie kan uitoefenen ondanks
blootstelling aan brand
Functie kan zijn: dragend (R), scheidend (EI), dragend en scheidend (REI)
3 criteria worden afzonderlijk behandeld in Europese norm
- Bv. RE60: bouwelement voldoet gedurende 60 min aan criteria stabiliteit en vlamdichtheid, maar
temperatuur loopt op aan niet-blootgestelde zijde van het element op
1.5.3.2 Eigenschappen in relatie tot gebruikscomfort
1 Thermische geleidbaarheid (/ warmtegeleidingscoëfficiënt - symbool λ))
= materiaalconstante die aangeeft hoe goed het materiaal warmte geleidt
> Thermische isolatoren hebben lage waarde, geleiders een hoge
2 Thermische capaciteit (/ inertie / warmteopslagcapaciteit)
= materialen waaruit woning is opgebouwd kunnen warmte opslaan
- Massieve muren en stenen vloeren slaan overdag warmte op en geven deze bij afkoeling van de ruimte
weer af (op vertraagde manier)
3 Akoestische eigenschappen
Akoestisch comfort van ruimte wordt bepaald door:
- Akoestische eigenschappen van ruimte zelf (geluidsabsorptie & nagalmtijd)
- Geluidsisolatie (bescherming tegen geluid buiten)
Geluidsenergie verplaatst zich van zendruimte naar ontvangstruimte
Onderscheid tss luchtgeluid en contactgeluid = belangrijk
4 Duurzaamheid
= economische gebruikswaarde van materialen en constructies in tijd
- Hoe lang het bouwmaterieel of -deel onder belastingsvormen functioneel zal blijven
- Onderhoud speelt grote rol
Bouwwerken & bouwmaterialen zijn onderworpen aan afbrekende invloeden:
1) Chemische, bv. zure regen
2) Fysische, bv. vorstschade van metselwerk
3) Mechanische, bv. windinvloeden op gebouwen
Maatregelen om duurzaamheid van bouwwerken te garanderen (voor de beoogde tijd): ontwerp,
materiaalkeuze, uitvoering, beheer
5 Hardheid en verwering
Hardheid: bepaald a.d.h.v. hardheidsschaal van Mohs
- Geeft op schaal van 1-10 aan hoe hard een materiaal is
- Hardheid kan bepaald worden door te zien welke stof de andere een kras kan toebrengen
- Diamant (10) kan op elke andere stof een kras zetten
6
Katoenprop op 2-3 cm voor de wand mag niet ontvlammen
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper vastgoedstudentap. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €6,99. Je zit daarna nergens aan vast.