Taak 3A Charlotte & Pien
Probleemstelling
Wat is een angststoornis?
Leerdoelen
Algemeen
Wat is het onderscheid tussen normale en pathologische angst?
Mash & Wolfe – Abnormal Child Psychology. P. 356
Alle kinderen ervaren vrees, zorgen of angst als een normaal onderdeel van het opgroeien.
Als mens zijn we geprogrammeerd om tekenen van angst bij onszelf en bij anderen op te
sporen en erop te reageren.
Een angststoornis (pathologische angst) is een stoornis die buitensporig en slopend is. Een
angststoornis is een van de meest voorkomende psychische problemen bij jongeren, met
een geschatte levensduur prevalentie tussen 8% en 30%. Angststoornissen blijven vaak
onopgemerkt en onbehandeld. Minder dan 20% van de jongeren met angststoornissen
ontvangen diensten voor hun probleem
Angst is een gemoedstoestand die wordt gekenmerkt door een sterke negatieve emotie en
lichamelijke spanningssymptomen waarbij het kind angstig anticipeert op toekomstig gevaar
of ongeluk (fight/flight response). Angst raakt ons
vaak als we iets belangrijks doen en in gematigde
doses helpt het ons effectiever te denken en te
handelen.
Wanneer kinderen angst boven een bepaalde
leeftijd ervaren, in situaties die geen echte
bedreiging of gevaar vormen, en in een mate die de
dagelijkse activiteiten ernstig belemmert, is angst
een serieus probleem (neurotic paradox).
Van kinderen die overmatige en slopende angsten
ervaren, wordt gezegd dat ze angststoornissen
hebben. De normaal nuttige emotie werkt deze
kinderen tegen. Deze aandoeningen komen in vele
vormen voor.
Veel jongeren met angststoornissen lijden aan meer
dan één type, gelijktijdig of op afzonderlijke tijden
tijdens hun ontwikkeling
,Welke angststoornissen zijn er en wat zijn de kernkenmerken ervan?
Mash & Wolfe – Abnormal Child Psychology. P. 362
Scheidingsangst (Separation Anxiety Disorder (SAD))
Gekenmerkt door overmatige zorgen over scheiding van huis of ouders. Jongeren kunnen
tekenen van angst en lichamelijke symptomen vertonen bij scheiding, onrealistische zorgen
ervaren over schade aan zichzelf of anderen wanneer ze gescheiden zijn, en de onwil tonen
om alleen te zijn.
SAD is een van de meest voorkomende angststoornissen bij kinderen, met de vroegst
gerapporteerde leeftijd bij aanvang en verwijzing.
, Specifieke fobie (Specific Phobia)
Gekenmerkt door ernstige en onredelijke angsten en vermijding van een specifiek object of
een bepaalde situatie (zoals honden, spinnen en duisternis).
De evolutietheorie beweert dat menselijke baby’s biologisch vatbaar zijn om bepaalde
angsten te leren die hen attent maken op mogelijke bronnen van gevaar (bv. dieren). De
DSM-V categoriseert specifieke fobieën in 5 subtypen op basis van de focus van fobische
reactie en vermijding: dier, natuurlijke omgeving, bloed/injectie/letsel, situaties, overige.
Ongeveer 4-10% van de kinderen ervaart specifieke fobieën, maar slechts een paar worden
doorverwezen voor behandeling.
Sociale angst (Social Anxiety Disorder (SOC) / Social Phobia)
Gekenmerkt door een ernstige en onredelijke angst om beschaamd of vernederd te worden
bij het doen van iets voor leeftijdsgenoten of volwassenen. Ze zijn bang het middelpunt van
de aandacht te zijn of iets in het openbaar te doen.
SOC komt vaak voor, met een levenslange prevalentie van 6-12% en betreft bijna 2 keer
zoveel meisjes als jongens. Het ontwikkelt zich meestal na de puberteit, in een tijd waarin de
meeste tieners een verhoogd zelfbewustzijn ervaren en zich zorgen maken over wat anderen
van hen denken.
Selectief mutisme (Selective Mutism)
Gekenmerkt door een consequent falen om te spreken in specifieke sociale situaties waarin
er een verwachting is om te spreken (bv. op school), ook al kan het kind thuis of in andere
instellingen luid spreken.
Selectief mutisme is een zeldzame aandoening die voorkomt bij ongeveer 0,7% van alle
kinderen. De gemiddelde leeftijd bij aanvang is ± 3-4 jaar.
Paniekstoornis (Panic Disorder (PD))
Gekenmerkt door terugkerende, onverwachte en ernstige paniekaanvallen. Deze aanvallen
kunnen bestaan uit een versnelde hartslag, kortademigheid, zweten, maagklachten,
duizeligheid, angst om te sterven etc. Het individu ervaart ook een aanhoudende
bezorgdheid over extra paniekaanvallen of de gevolgen daarvan, of vertoont een significante
onaangepaste gedragsverandering om paniekaanvallen te vermijden (bv. vermijden van
lichaamsbeweging of nieuwe situaties).
PD komt ongeveer bij 2,5% van de tieners voor, waarbij twee keer zo vaak bij vrouwen als
mannen. Het is een stabiele en langdurige stoornis, die geassocieerd is met vele andere
stoornissen.
Agorafobie (Agoraphobia)
Gekenmerkt door angst of bezorgdheid over 2 of meer situaties, zoals het gebruik van het
openbaar vervoer, in openbare ruimtes zijn, in besloten ruimtes zijn, in een menigte zijn, of
buitenshuis zijn. De angst of bezorgdheid over deze situaties doet zich voor omdat het
individu denkt dat ontsnappen moeilijk of onmogelijk kan zijn als ze paniekachtige of andere
symptomen zouden ontwikkelen.
Agorafobie komt ongeveer bij 2,5% van de tieners voor, waarbij twee keer zo vaak bij
vrouwen als mannen. Het is een stabiele en langdurige stoornis, die geassocieerd is met vele
andere stoornissen.