Week 1 Formalisering van belastingschuld en de ABBBB
Aangifteplicht
Art 6 t/m 8 AWR gelden voor zowel aanslag- als aangiftebelastingen. Art 9 AWR
geldt alleen voor de aanslagbelasting en art 10 AWR voor de aangiftebelasting.
Het begrip “heffing” dient gezien te worden als het formaliseren van de materiele
belastingschuld.
Aangifteplichtig is degene die door de inspecteur is uitgenodigd tot het doen van
aangifte (art 8 AWR).
Art 6 lid 3 jo artikel 2 Uitv.Reg. AWR: degene die niet is uitgenodigd tot het doen
van aangifte, verplicht om de inspecteur een uitnodiging tot het doen van
aangifte te verzoeken.
Aanslagbelasting
In beginsel wordt door de belastingplichtige een aangifte ingediend, waarnaar de
inspecteur de aangifte beoordeeld en een aanslag oplegt. De aanslagbelastingen:
- Inkomstenbelasting (art 9.1 lid 1 IB)
- Vennootschapsbelasting (art 24 lid 1 VPB)
- Schenk- en erfbelasting (art. 37 lid 1 SW)
De materiele belastingschuld vloeit voort uit de wet. In de aanslag wordt
vervolgens geformaliseerd door het opleggen van een aanslag en daaruit blijkt
hoeveel belasting moet worden betaald. Bij het uit de wet voortvloeien van de
materiele belastingschuld wordt onderscheid gemaakt in twee situaties:
- Tijdstipbelasting: belasting wordt geheven naar een op een bepaald
moment plaatsvindende gebeurtenis of handeling.
o Successiewet
- Tijdvakbelasting: over een bepaald tijdvak, belasting wordt geheven.
Ingevolge art 2 lid 5 Uitv.reg. AWR wordt de belastingschuld geacht te zijn
ontstaan op het tijdstip waarop het tijdvak eindigt.
o Inkomstenbelasting (einde van het kalenderjaar)
De aanslag geeft geen invloed op de omvang van de belastingschuld. Het is van
belang voor het moment waarop een betalingsverplichting ontstaat en de
ontvanger over kan gaan op invorderen. Voordat de aanslag is vastgesteld is er
geen betalingsverplichting van belastingplichtige naar belastingschuldige.
Een aanslag is een beschikking (art 1:3 Awb). Bij het vaststellen van een
beschikking zijn de hoofdstukken 3 en 4 Awb van toepassing. Het gevolg van
toepassing van H3 is dat de inspecteur bij het opleggen van de aanslag de in dit
hoofdstuk gecodificeerde ABBB in acht neemt. De staatssecretaris van Financiën
heeft de wijze waarop de belastingdienst uitvoering moet geven aan o.a. de
bepalingen uit de Awb, neergelegd in het Besluit Fiscaal bestuursrecht (BFB).
Voorheffingen op een aanslag
De verrekening van voorheffingen vindt plaats met de aanslag van het jaar
waarop ze betrekking hebben. Op grond van artikel 9.2 Wet IB is de
loonbelasting een voorheffing. Artikel 15 AWR vertelt dat voorheffingen worden
verrekend met de aanslag. Indien er geen aanslag volgt, krijgt je deze
voorheffingen niet terug. Deze voorheffingen staan op zichzelf. Het zijn
zelfstandige heffingen (BNB 1991/339 & 340).
1
,Vaststellen van de aanslag
Definitieve aanslag
Art 11 lid 1 AWR bepaalt dat de inspecteur de aanslag vaststelt. De inspecteur
heeft de bevoegdheid om van de aanslag af te wijken (art 11 lid 2 AWR), voordat
wordt afgeweken dient de belastingplichtige daarvan in kennis worden gesteld.
De inspecteur heeft tevens de bevoegdheid om ambtshalve een aanslag op te
stellen (art 11 lid 2 AWR), indien naar het oordeel van de inspecteur een aanslag
moet worden opgelegd, maar door de belastingplichtige geen aangifte is
ingediend (moet op een redelijke schatting zijn gebaseerd). Ter bepaling van de
aanslag mag de inspecteur gebruikmaken van gegevens die strafrechtelijk
onrechtmatig zijn verkregen, tenzij de belastingdienst daardoor zo zeer in strijd
handelt met hetgeen van een behoorlijk handelende overheid mag worden
verwacht (HR 1 juli 1992 ECLI:NL:HR:1992:ZC5028)
Art 11 lid 3 AWR: de bevoegdheid tot het vaststellen van de aanslag vervalt na
verloop van drie jaren na de desbetreffende gebeurtenis of handeling
(tijdstipbelasting) of na verloop van drie jaren na afloop van het tijdvak
(tijdvakbelastingen).
Art 9 lid 2 AWR inspecteur kan uitstel verlenen voor het doen van aangifte, indien
uitstel is verleend, wordt met de duur daarvan ook de termijn van drie jaren
verlengd waarbinnen de aanslag moet zijn vastgesteld.
Artikel 5 lid 1 AWR bepaalt dat de inspecteur de aanslag vaststelt door ter zake
daarvan een aanslagbiljet op te maken. Dit aanslagbiljet wordt vervolgens aan de
ontvanger ter hand gesteld ter invordering.
Voorlopige aanslag
Art 13 en 14 AWR verlenen de inspecteur de bevoegdheid om aan de
belastingplichtige een VA op te leggen. Voorlopige is de zin dat geen sprake is
van een definitieve standpuntbepaling omtrent de omvang van de materiele
belastingschuld. De VA wordt onder meer opgelegd voordat de materiele
belastingschuld volledig tot stand is gekomen. De VA is invorderbaar zes weken
na de dagtekening van het aanslagbiljet (art 9 lid 1 IW). Pay-as-you-go-beginsel:
belasting wordt betaald op het moment dat de belastingplichtige het geld voor
handen heeft.
Tijdvakbelasting
Art 13 AWR: de voorwaarde voor het opleggen van de VA:
- Tijdvak waarop de VA betrekking heeft, is aangevangen.
- Het bedrag van de VA wordt vastgesteld op het bedrag waarop de aanslag
vermoedelijk zal worden vastgesteld en wordt beperkt met ten hoogste het
bedrag waarmee de aanslag vermoedelijk de in de belastingwet
aangewezen voorheffing te boven zal gaan. Bedrag VA is nader uitgewerkt
in art 23 Uitv. Reg. AWR.
o IB: aan de hand van de meest recente vaststelling van het
belastbaar inkomen over het meest recente jaar (art 23 lid 2-a
Uitv.reg. AWR).
o VPB: ‘automatische’ voorlopige aanslag is gebaseerd op het
gemiddelde. Van de gegevens inzake de belastbare
2
, (binnenlandse)bedragen over de twee voorgaande jaren, zoals deze
bijv. blijken uit reeds ingediende aangiften of schattingen, daarop
wordt een correctiefactor toegepast.
Art 13 lid 3 AWR: nadere informatie of het verstrijken van een tijdvak kan
rechtvaardiging zijn voor het opleggen van een nieuwe VA.
Art 13 lid 4 AWR: de belastingplichtige kan de inspecteur verzoeken om een
voorlopige aanslag vast te stellen.
Art 13 lid 5 AWR: de inspecteur kan afzien van het opleggen van een VA of een
ander bedrag dan in lid 1 vaststellen.
Opleggen VA buiten termijn
De voorlopige aanslag vormt een formele grondslag voor vooruitbetalingen op de
nog vast te stellen definitieve aanslag. Er geldt geen wettelijke termijn voor het
opleggen van een voorlopige aanslag echter heeft de HR in haar heffingsrente
arresten gespecifieerd dat ernaar moet worden gestreefd om binnen drie
maanden na ontvangst van de aangifte een voorlopige aanslag op te leggen.
HR 16 oktober 1991, BNB 1991/339: indien binnen 3 jaar na het ontstaan van
de belastingschuld een voorlopige aanslag is verzonden en niet binnen drie jaar
een definitieve aanslag is opgelegd, dan moet de reeds opgelegde positieve
voorlopige aanslag worden vernietigd (en derhalve worden terugbetaald). Het is
niet mogelijk om buiten de termijn van art 11 lid 3 AWR een voorlopige aanslag
op te leggen, indien het buiten deze termijn wordt opgelegd dan kan de
belastingplichtige zich beroepen op verjaring en moet het tevens worden
vernietigd en terugbetaald.
Negatieve voorlopige aanslag
Bij tijdvakbelastingen kan een negatieve VA worden vastgesteld. Hiervoor moet
aan een aantal voorwaarden zijn voldaan:
- Er moet sprake zijn van een tijdvakbelasting: IB, VPB, LB, OB
- Er moet aangifte zijn ingediend. Hierdoor vallen LB en OB af.
- Belastingbedrag: negatief of bedraagt minder dan de in de belastingwet
aangewezen voorheffing. In artikel 23 Uitv.reg. AWR is bepaald hoe de
voorlopige aanslag voor de IB en VPB moet worden vastgesteld. Art 24
Uitv.reg. AWR: is opgenomen dat bij een VA voor de IB de
belastingplichtige melding moet dien indien een relevante wijziging
optreedt.
Tijdstipbelasting
Art 14 AWR: is beperkt tot belastingen van de Successiewet. Voor deze
belastingen kan een voorlopige aanslag pas worden opgelegd na het tijdstip
waarop de belastingschuld is ontstaan. De voorlopige aanslag blijkt beperkt tot
het bedrag waarop de aanslag vermoedelijk zal worden vastgesteld (art 14 lid 1
AWR)
Aangiftebelasting
Er zijn twee soorten aangifte belastingen:
- Voldoeningsbelasting (bij wege van voldoening op aangifte): de
belastingplichtige betaalt de belasting zelf op aangifte. De
belastingplichtige stelt zelf de materiele belastingschuld vast en betaalt
vervolgens de schuld. Tegelijk met de betaling vindt een aangifte plaats,
zodat de fiscus kan controleren.
3
, Tijdstipbelasting Tijdvakbelasting
OB, LB, assurantiebelasting en Dividendbelasting en
kansspelbelasting kansspelbelasting die wordt geheven
van buitenlandse casinospelen en
overdrachtsbelasting.
- Afdrachtsbelasting (bij wege van afdracht op de aangifte): hierbij draagt
de inhoudingsplichtige de door iemand anders – belastingplichtige -
verschuldigde belasting op aangifte af. De af te dragen belasting is door
inhouding van de belastingplichtige verkregen. Bij de afdrachtsbelasting
spelen drie partijen een rol: belastingdienst, inhoudingsplichtige en
belastingplichtige. Met het afdragen door de inhoudingsplichtige vindt de
betaling plaats.
Tijdstipbelasting Tijdvakbelasting
Dividendbelasting en Loonbelasting
kansspelbelasting
Termijn van betalen
Tijdvakbelasting: voldoening of afdrachtsbelasting vindt plaats binnen 1 maand
na het einde van dat tijdvak (art 19 lid 1 AWR). Tijdvak art 19 lid 2-a jo art 25
Uitv.Reg. AWR en voor de loonbelasting art 28 lid 1 Uitv.reg. AWR
Tijdstipbelasting: voldoening of afdrachtsbelasting vindt plaats binnen 1 maand
na het tijdstip waarop de belastingschuld is ontstaan (art 19 lid 3 AWR). Tijdstip,
zie de wet van de tijdstipbelasting. Bij overdrachtsbelasting bijvoorbeeld tijdstip
van verkrijging. Dividendbelasting op het tijdstip waarop de opbrengst ter
beschikking wordt gesteld (art 7 lid 3 DB).
Algemene beginselen van behoorlijk bestuur
De materiele belastingschuld vloeit rechtstreeks voort uit de wet
(legaliteitsbeginsel art 104 GW). Het is de taak van de inspecteur om de
materiele belastingschuld zo goed mogelijk vast te stellen. Op slechts enkele
plaatsen voorziet de AWR in een discretionaire bevoegdheid (bevoegdheid om
naar eigen inzicht en beleidsopvattingen beslissingen te nemen). Belastingrecht
maakt deel uit van het bestuursrecht.
Verschil tussen de formele beginselen en materiele beginselen:
- Formele beginselen: hebben betrekking op de voorbereiding en de
totstandkoming van besluiten en leiden daarom niet tot nietigheid of
vernietigbaarheid van een besluit. Voorbeeld:
o Zorgvuldigheidsbeginsel (onderzoeksplicht)
o Fair play beginsel
o Motiveringsbeginsel: de inspecteur heeft niet voldoende
gemotiveerd. In de rechter neemt in de meeste gevallen de taak van
de inspecteur over devolutieve werking van het beroep. De
formele beginselen leiden niet tot een ander besluit.
- Materiele beginselen: puur materiele beginselen van behoorlijk bestuur
hebben betrekking op de inhoud (dictum) en uitvoering van besluiten). Bij
schending van een van de materiele beginselen kan dit leiden tot een
ander besluit. Voorbeeld:
o Vertrouwensbeginsel
o Gelijkheidsbeginsel
4
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper carmen97. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €15,48. Je zit daarna nergens aan vast.