Samenvatting literatuur ‘De ondergang en daarna’ deeltentamen II
Week 7, B. van der Boom Wij weten niets van hun lot, hfst. 7
Stemming: de Jodenvervolging 1942-1945
Op 11 juni 1942 werd besloten dat de Joden uit Nederland weggevoerd zouden moeten worden.
Aanvankelijk wilde men hen vooral aan het werk zetten: slechts een minderheid zou gelijk gedood
worden. De beslissing om het tempo van de uitroeiing sterk te verhogen werd echter kort hierna
genomen. Vanaf dat moment speelden economische overwegingen geen rol meer.
De Joodse Amsterdammers werden als eerste opgeroepen om zich te melden. Weinigen gaven hier
echter gehoor aan; de meesten werden via razzia’s opgepakt en daarna ‘s avonds thuis opgehaald.
Men wilde namelijk de illusie wekken dat het om een ordelijk proces ging.
Samen met de deportaties voerde men de Sperre in. Dit was een voorlopige vrijstelling van
deportatie, omdat de betreffende persoon hier nog van waarde kon zijn, bijvoorbeeld als
fabrieksarbeider of lid van de Joodse Raad. Ook hiermee probeerden de Duitsers de illusie te wekken
dat er een legale manier van ontsnapping was, waardoor verzet en onderduiken minder logisch
werd.
Ook de deportatie van Joodse mannen naar Nederlandse werkkampen ging door. Kamp Westerbork
werd het doorvoerkamp. Commandant Gemmeker slaagde erin van het kamp een omgeving te
maken die de Joden het idee gaf dat ze in een geordende omgeving waren, waardoor ze geen idee
hadden van wat ze na hun deportatie naar het Oosten te wachten stond.
De meeste Nederlandse Joden werden naar Auschwitz vervoerd en daar gelijk vergast.
Vanaf begin 1943 begonnen de Duitsers alle Joodse instellingen, zoals bejaardentehuizen leeg te
halen. Uiteindelijk werden in september 1943 de laatste legaal in Amsterdam verblijvende Joden
opgepakt, waaronder de leiding van de Joodse Raad.
In september 1944 vertrokken de laatste treinen uit Westerbork. 107.000 Joden waren toen uit
Nederland gedeporteerd.
Medeplichtigen
De Duitsers stonden er niet alleen voor. Zo hielpen onder andere de Nederlandse Spoorwegen mee.
De leiding daarvan had al aan het begin van de oorlog besloten dat het belang van het voortbestaan
van het bedrijf het werken voor de Duitsers rechtvaardigde.
Het Nederlandse bestuur, voornamelijk hoge ambtenaren, waren kritischer op de Duitse
maatregelen. De Duitsers wilden echter geen water bij de wijn doen. Het bestuur reageerde hierop
met de ‘theorie van de krimpende competentie’ (P. Romijn). Dit hield in dat men geen
verantwoording voor de maatregelen wilde dragen, maar dat men zich er ook niet tegen verzette.
1
,De politie verrichtte het meeste werk van de deportaties. Later werden hiervoor speciale NSB-
eenheden ingezet, omdat veel politiemensen niet goed mee wilden werken.
De deportatie van de Joden zorgde uiteindelijk niet voor een breuk tussen de bezettende macht en
de Nederlandse instanties. Men zag meewerken nog steeds als noodzakelijk in het proces van
accommodatie. Deze redenering werd echter ook in Joodse kringen gevolgd. De Joodse Raad besloot,
soms na twijfelen, altijd mee te werken met de maatregelen die de Duitsers van hem vroegen.
Kamp Westerbrok werd voor een groot deel draaiende gehouden door gevangenen. In het algemeen
maakten de Duitsers de Joden zelf verantwoordelijk voor het uitvoeren van de bevelen. Ook
Westerbork was zo een voorbeeld van de accommodatie. Er heerste een licht regime: er werd weinig
geweld gebruikt om opvolging van de orders te forceren.
Slachtoffers
Toen de massale deportaties bekend werden, zorgde dit voor een schok. Men wist dat de Joden geen
goede situatie tegemoet gingen wanneer ze naar het Oosten afreisden. De Joden wantrouwden de
Duitse mededelingen dat men in Duitsland tewerkgesteld zou worden, in het beroep wat men voor
de oorlog in Nederland had uitgeoefend. ‘Polen’ boezemde veel angst in. Dit blijkt ook uit de stijging
van zelfmoorden onder Joden. De slachtoffers zagen de deportaties niet als een logisch gevolg van de
eerdere maatregelen, maar als een trendbreuk. Nu ging men ook voor het eigen leven vrezen.
Omstanders
Ook de omstanders waren geschokt. Veel Nederlanders werden geconfronteerd met de deportaties.
Na de eerste maanden van deportaties nam de belangstelling van de dagboekschrijvers af. Men ging
eraan wennen. Wel viel het mensen op dat ook de bejaarden en zieken op transport gingen. Veel
dagboekschrijvers voelden zich machteloos.
Antisemitisme
Ondanks dat veel mensen de deportaties afkeurden, waren ze niet per definitie vrienden van Joden.
Zo vonden ze ruimtelijke segregatie van Joden niet erg. Ook vonden sommigen dat Joodse
onderduikers zich niet goed gedroegen. Zo waren ze lastiger dan niet-Joodse onderduikers. Ook
vreesden sommigen dat er hierdoor na de oorlog nog steeds, of weer, een Jodenprobleem zou zijn.
Ook kwam hierin het oude christelijke verhaal dat Joden de Messias gedood hadden weer terug. Men
gebruikte dit echter niet om de vervolging te rechtvaardigen. Doordat Joden voortdurend als
slachtoffers in beeld kwamen, gingen sommigen zich aan hen ergeren.
Afschuw
Onverschilligheid of instemming ten aanzien van de deportaties waren aanwezig, maar waren de
uitzondering. Of het algemeen was men wel boos en verontwaardigd over het beleid van de Duitsers.
De verhalen die over de deportatie werden verteld, werden voortdurend aangedikt en overdreven,
en kwamen zo extra extreem over.
Ook kerken en de illegale pers protesteerden. Kerken deden verzoeken aan het Duitse bewind om
met de deportaties te stoppen, en de illegale pers publiceerde.
2
, Slot
De grote meerderheid van de Nederlanders wees de Jodenvervolging dus af. Men praatte het niet
goed, maar dramatiseerde het veelal. Er was geen sprake van blaming the victim. Juist
dagboekschrijvers die zich daarvoor nooit met Joden bemoeid hadden, maakten zich in hun
dagboeken boos over de Jodenvervolgingen. Men zag het als strijdig met de Nederlandse cultuur.
Joden werden nadrukkelijk beschouwd als mede-Nederlanders.
Deze conclusie is strijdig met de algemeen gangbare gedachte dat de inheemse bevolking in de
Jodenvervolging vaak samenwerkte met de Duitsers. Alhoewel de Nederlandse bevolking zich in
beperkte mate verzette, was er zeker geen sprake van goedkeuring. Ook de Nederlandse literatuur
stelt vaak dat er veel binnenlands antisemitisme was, en dat dit een belangrijke rol gespeeld heeft.
Uit de dagboeken blijkt dat dit onjuist is.
Week 8, J.C.H. Blom Geschiedenis van de joden in Nederland, hfst. 8 (P.
Romijn)
De oorlog (1940-1945)
Het antisemitisme was de essentie van de nationaalsocialistische ideologie en vormde dus een
belangrijk onderdeel van de oorlog. Men begon met het isoleren van de Joden, om hen vervolgens te
deporteren en te doden. Het doel van de Duitsers was dat de Joden geen banden meer zouden
hebben met de samenleving waar ze in leefden. Voor de Joden betekende dit een verandering ten
opzichte van de situatie van voor de oorlog, waarin ze zichzelf duidelijk als leden van de Nederlandse
samenleving beschouwden.
Terwijl de Duitsers hun anti-Joodse beleid doorvoerden, was het voor de meeste Joden moeilijk om
nu precies te doorgronden wat er aan de hand was. Dit kwam mede doordat ze geen normaal
onderdeel van de maatschappij meer uitmaakten. Ondanks alles bleef er echter hoop op overleven
en een positieve toekomst.
De Duitse inval
Op het laatste moment vertrokken nog enkele honderden Joden die zich realiseerden welk gevaar
men liep toen de Duitsers binnengevallen waren. De meesten wisten echter niet wat hen boven het
hoofd hing. Sommigen zagen dit wel en pleegden zelfmoord. Directe antisemitische maatregelen
bleven uit, om het volk gerust te stellen. Veel Joden probeerden confrontatie te vermijden, en
schikten zich in de situatie in de hoop verder met rust gelaten te worden.
Registratie
In september 1940 werden Joodse Nederlanders die openbare functies hadden de eerste
slachtoffers. Zij moesten geregistreerd worden. Overheidsfunctionarissen protesteerden wel, maar
werkten uiteindelijk mee omdat ze niet het complete bestuursapparaat in handen van de nazi’s
wilden geven. In november werden vervolgens alle Joden ontslagen.
Daarna ging men Joden uitsluiten uit het economische leven. De efficiënte vormgeving van de
bevolkingsregistratie was voor de Duitsers een handig hulpmiddel.
3