Luister je wel naar mij?
Gespreksvoering met kinderen
tussen vier en twaalf jaar
MARTINE F. DELFOS
COMPLEET BOEK
,Hoofdstuk 1 – Inleiding: Luister je wel naar mij?
Volwassenen luisteren vaak niet naar hun kind. Volwassenen willen dat kinderen
gehoorzamen, kinderen willen dat er naar hun verhaal geluisterd wordt. Er is weinig
tot geen onderzoek gedaan naar gesprekvoering met jonge kinderen. Er is wel
ontdekt dat het bij communicatie met kinderen belangrijk is om rekening te houden
met het verschil in perspectief, belangstelling en de behoeften op verschillende
leeftijden.
1.1 De dominantie van taal
Hoe jonger het kind, des te onhandiger volwassenen zich lijken te voelen in gesprek
met kinderen. Voor het jonge kind is deze communicatie net zo vreemd. De
taalontwikkeling bij jongens verloopt vaak trager dan die van meisjes. Echter zijn
kinderen bijzonder sensitief ingesteld op hun omgeving, waardoor ze situaties al
begrijpen voordat er woorden bij horen. Kinderen geven hun eigen vervoeging aan
bepaalde werkwoorden “ik loopte”, gaandeweg leren ze hierbij de juiste vervoeging
toe te passen (=overregulariseren).
Vanaf de geboorte tot ongeveer 7 jaar, heeft het kind een sensitieve periode voor
taal. Het kind is dan erg op taal gericht en leert de taal vloeiend te beheersen. Hierna
volgt een periode (tot ongeveer 10 jaar) waarin het kind de taal leert verfijnen.
Volwassenen denken vaak dat kinderen die kunnen praten, ze ook in staat zijn om
vragen te formuleren. Tot 10 jaar is een kind hiertoe niet in staat. Kinderen kunnen
bijvoorbeeld, doordat ze hun vraag niet onder woorden kunnen brengen,
repeteervragen gaan stellen. Dit wilt zeggen dat ze eenzelfde vraag steeds herhalen.
Tot ongeveer 8 jaar komen deze vragen veel voor.
Intika is vier, ze is vol belangstelling voor baby Bas bij de buren. Iedere keer vraagt ze: “Krijgt baby
Bas de fles?” Ze herhaalt die vraag dagelijks en krijgt het antwoord dat Bas de fles krijgt. Totdat de
buurvrouw plotseling bedenkt dat Intika misschien iets heel anders wil vragen. Ze vraagt: “Wil je
Bas de fles geven?” Intika zucht van opluchting “Ja!”
Praten met kinderen vergt ook het afleren van onmacht en angst om deel te nemen
aan fantasieën, dromen, symbolen, ideeën en gevoelens.
Het begrijpen van de taal loopt bij peuters ver voor op de productie daarvan. De
actieve woordenschat (het aantal woorden dat het kind gebruikt) ligt ver uiteen met
de passieve woordenschat (het aantal woorden dat het kind kent en begrijpt).
Luister je wel naar mij? Gespreksvoering met kinderen tussen vier en twaalf jaar
Martine F. Delfos
, 1.2 Leercapaciteiten en leerbereidheid van kinderen
Kinderen hebben van zichzelf een enorme leercapaciteit en leerbereidheid, deze
wordt vaak onderschat. Zeker jonge kinderen zijn bereid nieuwe gebieden te
betreden, wanneer hen de mogelijkheid daartoe wordt aangeboden. Kinderen vinden
het zelfs zo prettig om te leren, dat ze er helemaal in opgaan en hun omgeving
vergeten. Zodra ze iets beheersen treedt er normalisatie op, dit is het gevoel weer
helemaal tot zichzelf te komen. Ook zijn kinderen beter in staat om vanuit
verschillende perspectieven te kijken, waardoor ze minder bevooroordeeld zijn.
Het jonge kind neemt vooral waar met zijn of haar zintuigen, voornamelijk d.m.v. geur
en tast. Het jonge kind ‘kijkt’ meer met zijn mond, iets wat volwassenen niet of
nauwelijks meer doen.
Bij de geboorte is er een opening bovenin het schedel gelaten, fontanel genoemd,
dat zich pas na ongeveer 2 jaar sluit. De linker en de rechter hersenhelft functioneren
tot ongeveer 7 jaar nog los van elkaar. Dit wordt het rijpingsproces genoemd, er is
dan namelijk nog geen sprake van waarnemen zoals volwassenen dat doen. Vanaf
ongeveer 7 jaar, gaan de hersenhelften zich meer verbinden.
Wanneer kinderen opgroeien leggen ouders een grote druk op de kinderen om zich
te gaan uitdrukken door middel van taal. Niet-talig functioneren wordt door veel
volwassenen als onbeleefd gezien. Echter zijn er nog veel andere communicatie
mogelijkheden, maar toch hebben volwassenen de neiging om zich tot taal te
beperken. Kinderen maken ook gebruik van vele andere vormen van communicatie;
bv. door spel of door gebaren. Voor kinderen is taal niet enkel een communicatie
middel, maar ook een middel om een activiteit te begrijpen, te ordenen en te
coördineren.
1.3 Betrouwbaarheid en suggestibiliteit
Er is maar weinig literatuur en onderzoek naar gespreksvoering met kinderen, wat
we hebben is dus misschien niet betrouwbaar. Kinderen zijn erg gevoelig voor
suggestibiliteit, dit is de mate waarin iemand er door een ander toe gebracht kan
worden te geloven dat iets is gebeurd of iemand eruit ziet op een wijze die niet in
overeenstemming is met de werkelijkheid en met de herinnering. Het doet geloven
dat er iets heeft plaatsgevonden dat in werkelijkheid niet gebeurd is. De
suggestibiliteit neemt af tussen de 4 en 8 jaar en neemt weet toe vanaf ongeveer 13
jaar. Toch blijkt het dat kinderen, in het bijzonder tussen de 5 a 6 jaar, betere
getuigen zijn dan volwassenen. Kinderen hebben namelijk een minder
bevooroordeelde kijk dan volwassenen. Wat de betrouwbaarheid van de kinderen
wel verkleint, is het feit dat ze erg beïnvloedbaar zijn en openstaan voor suggestieve
vragen.
Een jong kind dat gevraagd wordt of de ballonnen in de klas rood of blauw zijn, zal al snel een kleur
Luister je wel naar mij? Gespreksvoering met kinderen tussen vier en twaalf jaar
Martine F. Delfos