Samenvatting Basisboek Bouwkunde
Bevat Hoofdstuk 10 en 11
Hoofdstuk 10 Grondwerken
10.1 Bodem en grond
Bodem = bovenste deel van de aardkost. Bestaat uit mineralen, humus, grondwater en bodemlucht. Verwering
door biologische, chemische en fysische oorzaken en bodemvormende processen door opname en afgifte van
organische stoffen van planten, dieren en mensen. Onsamenhangende gronden (zand en grind) laten goed
water door. Samenhangende gronden (klei, leem) zijn slecht waterdoorlatend.
10.2 Grondsoorten in Nederland
10.2.1 Grind en zand
Je hebt fijn grind (2-16 mm) en grof grind (16-64 mm). Door rivieren aangevoerd grind bevat veel kwarts met
wat vuursteen en zandsteen. In de ijstijd aangevoerd grind bevat veel vuursteen met wat graniet en kwarts.
Verder is grind te verdelen in zeegrind, riviergrind, berggrind en grindzand. Zand wordt gebruikt voor metsel-
en voegmortels. Het ontstaat door erosie van gesteenten. Je hebt fijn zand (0,1-0,2 mm) en grof zand (0,5-1
mm). Verder is zand onder te verdelen in zeezand, rivierzand, bergzand, loodzand, zilverzand, duinzand,
keizand, oerzand, klapzand, plaatzand, teelaarde.
10.2.2 Klei
Klei bestaat uit kleine platige deeltjes. Het wordt gebruikt voor keramische producten. Afhankelijk van de
bijmenging is er sprake van lemige of zandige klei. Soorten klei: zeeklei, rivierklei, löss, leem en lutum.
10.2.3 Overige grondsoorten
Veen is sponsachtig, nat en zuurstofarm, vezelachtig. Als zich op de plaats van de fundering lagen van
verschillende grondstoffen bevinden, is de keuze van de fundering afhankelijk van de dikte en soort van deze
lagen. Rotsgrond is goede bouwgrond, heb je in Nederland alleen bij de Sint Pietersberg ten zuiden van
Maastricht.
10.3 Eigenschappen grond
Verstoorde grond of geroerde grond is verdicht. Niet-bewerkte grond is ongeroerde of maagdelijke grond.
10.3.1 Structuur
De structuur van de grond wordt bepaald door plantenresten en aanwezige lucht en water in de poriën en kan
worden verdeeld in korrelstructuur (los, geen luchtholten, wel poriën) en kruimelstructuur (grotere en kleinere
korrels, grote poriën tussen delen).
10.3.2 Draagvermogen
De draagkracht van een ronde korrelstructuur is veel kleiner dan die van een hoekige en kantige
korrelstructuur. Het draagvermogen wordt bepaald door de manier waarop de structuur reageert op de
krachten die erop worden uitgeoefend. Hierbij onderscheiden we korrelspanning en wrijving.
, 10.4 Grondkeringen
10.4.1 Houten damwand
Wordt gebruik voor kleine en niet al te diepe ontgravingen. De damplanken sluiten met groef en messing in
elkaar. De lengte is ongeveer tweemaal de diepte. De onderzijde wordt afgeschuind, zodat deze goed tegen
een voorgaande plank wordt gedrukt. Op hoeken komt een damwandpaal. Ringgordingen moeten het
verstevigen tegen de gronddruk.
10.4.2 Stalen damwand
Deze komen in aanmerking voor diepe bouwputten of voor aan water grenzende bouwputten.
10.4.3 Groutankers
Bij werken van grote omvang en zware damwanden kunnen groutankers worden toegepast. Het is een
trekanker dat bestaat uit een stalen staaf met aan de voet een groutlichaam en aan de kop een
voorspaninrichting. Ze kunnen overal worden gebruikt. Ze hebben als voordelen:
- Hoge toelaatbare belasting;
- Lengte wordt in het werk bepaald;
- Door de voorspanning treden later geen vervormingen meer op;
- Sterkte en stijfheid van elk anker worden bij het aanspannen getest;
- Minder transportkosten en hulpapparatuur dan ankerpalen of stempelramen.
Nadeel is dat ze soms buiten eigen terrein uitsteken.
10.4.4 Diepwand
Een diepwand is een betonnen wand die in de grond gemaakt wordt. Eerst wordt een sleuf gegraven en gevuld
met bentoniet. Daarna wordt het gevuld met beton. Het kan tijdelijk of blijvend een dragende functie hebben.
Een voordeel is dat er geen trillingen of lawaai optreden bij het toepassen.
10.4.5 Berliner wand
Deze bestaat uit staalprofielen IPE of HEA. Worden in de grond geheid of in voorgeboorde gaten geplaatst. De
bouwput wordt daarna uitgegraven en tegelijkertijd worden planken tussen de flenzen van de profielen
aangebracht.
10.5 Uitlevering en inklinken
Door ontgraven neemt het volume van de grond toe (uitlevering). De grootte kan worden berekend met het
uitleveringscoëfficiënt. Inklinken is het tegenovergestelde.
10.6 Uitvoering grondwerk
Voor grondwerkzaamheden worden hydraulische graafmachines gebruikt. Door aanbrengen van een speciaal
hulpstuk kunnen meerdere soorten werkzaamheden worden uitgevoerd: grond verdichten, stalen damwanden
heien en verwijderen, sloopwerkzaamheden. Voor het graven van sleuven voor kabels wordt een minigraver of
schop gebruikt. Een bulldozer kan grond vlak schuiven. Een laadschop of shovel kan worden gezien als een
grote motorische schop.
10.7 Bodemonderzoek
10.7.1 Milieukundig onderzoek
Het niveau van verontreiniging dat acceptabel is, hangt af van het bodemgebruik. Bodemsanering wordt vaak
gecombineerd met het bouw- en woonrijp maken van terreinen. Het onderzoek gebeurd in fasen: