JURISPRUDENTIELIJST STRAFPROCESRECHT
ALLEEN DE VERPLICHTE ARRESTEN
Inhoudsopgave
Week 1
EHRM 25 februari 1993, NJ 1993/485 m.nt. G. Knigge (Funke)
1. Feiten
De Franse douane had in een gerechtelijke procedure van Funke, een in Frankrijk wonende Duitser, inzage
gevorderd in bepaalde papieren en documenten en had aldus getracht hem te dwingen zelf het bewijs bij te
brengen van strafbare feiten waarvan hij verdacht werd.
2. Rechtsregel
In deze zaak komt het nemo-teneturbeginsel aan bod. Dit houdt in dat niemand is gehouden tegen zichzelf
(bewijs) te leveren of dat niemand kan worden gedwongen aan zijn eigen veroordeling mee te werken.
De bijzondere kenmerken van de douanewetgeving rechtvaardigen niet een inbreuk op het recht van eenieder
tegen wie een ,,criminal charge'' is ingebracht om te zwijgen en niet mede te werken aan het vergaren van voor
hem zelf belastend materiaal. Art. 6, eerste lid, EVRM (recht op een eerlijk proces) is geschonden.
EHRM 17 december 1996, NJ 1997/699 m.nt. G. Knigge (Saunders)
1. Feiten
Saunders was directeur van het Guiness-concern en werd verdacht van strafbare koersmanipulatie van de
aandelen. De beursautoriteiten stelden een niet-strafrechtelijk onderzoek in, waarbij Saunders verplicht was om
vragen te beantwoorden. De vraag rees of deze verklaringen voor het bewijs tegen hem mochten worden gebruikt
in zijn strafproces. In dat strafproces had hij immers zwijgrecht.
2. Rechtsregel
Bewijs dat onder dwang of drukuitoefening is verkregen én dat afhankelijk van de wil van de verdachte bestaat,
mag niet worden gebruikt tijdens een strafvervolging. Het recht om niet aan zijn eigen veroordeling mee te werken
strekt zich dus slechts uit tot dit type bewijsmateriaal (nemo-teneturbeginsel). Ander bewijsmateriaal (materiaal
dat onafhankelijk van de wil van de verdachte bestaat) mag onder dwang van verdachte worden verkregen, zoals:
documenten, adem, bloed, urine en lichaamsmateriaal ten behoeve van dna-onderzoek.
Kortom: het recht van een verdachte om geen bewijs tegen zichzelf te geven (nemo- teneturbeginsel) geldt alleen
voor bewijs waarvan het bestaan afhankelijk is van zijn wil.
Nemo tenetur
Hoofdregel: Saunders arrest
- Wilsonafhankelijk materiaal valt niet onder Nemo tenetur
Bestaat sowieso, of je wilt of niet
o Documenten
o Urine
o Bloed
o DNA
o Telefoon
o Vingerafdruk
o Dagboek
o Etc.
Uitzondering hierop:
o Als art. 3 EVRM geschonden wordt (Jalloh arrest)
o Foenk arrest agente zijn aan het vissen
- Wilsafhankelijk materieel valt wel onder Nemo tenetur
Je zegt watje wilt zeggen
Ratio (EHRM):
• Voorkomen van gerechtelijke dwalingen
• Tegengaan van ongeoorloofde dwang / respect voor de menselijke waardigheid (zie het verbod van
foltering en onmenselijke/vernederende behandeling of bestraffing, art. 3 EVRM)
• Verdachte mag eigen procespositie bepalen. Respecteren van de wil / keuzevrijheid om wel of niet mee
te werken.
1
,Link met onschuldpresumptie: de bewijslast ligt op de autoriteiten om bewijs tegen de verdachte te vergaren
‘without resort to evidence obtained through methods of coercion or oppression in defiance of the will of the
accused’ (o.a. Saunders t. VK par. 68)
Nemo tenetur: rechtspraak EHRM
Het recht tegen zelfincriminatie is niet absoluut en niet van toepassing op het gebruik van alle soorten bewijs.
EHRM Saunders: ‘it does not extend to the use in criminal proceedings of material which may be
obtained from the accused through the use of compulsory powers but which has an existence
independent of the will of the suspect such as, inter alia, documents acquired pursuant to a warrant,
breath, blood and urine samples and bodily tissue for the purpose of DNA testing.’
Nemo tenetur in beginsel niet van toepassing op “wilsonafhankelijk materiaal”, tenzij (EHRM Jalloh) verkregen
door schending art. 3 EVRM (verbod van foltering en onmenselijke/vernederende behandeling of bestraffing)
EHRM 11 juli 2006, NJ 2007/226 m.nt. T.M. Schalken (Jalloh)
1. Feiten
Jalloh werd verdacht van drugshandel en werd in de gaten gehouden door undercover agenten. Toen hij werd
aangehouden, slikte hij snel iets in. Vervolgens werden hem onder dwang braakmiddelen toegediend, waardoor
hij het bolletje weer uitbraakte. Dit bleek een bolletje cocaïne te zijn. Jalloh stelde dat deze handelingen in strijd
waren met het nemo tenetur-beginsel en artikel 3 EVRM (onmenselijke behandeling).
2. Rechtsregel
Ook als er materiaal is dat onafhankelijk van de wil van de verdachte bestaat, kan er sprake zijn van schending
van het nemo tenetur-beginsel. Van een schending is sprake indien er voldaan is aan vier factoren, namelijk:
I) de aard en de hoeveelheid dwang die is gebruikt om het bewijs te vergaren,
II) het algemeen belang dat is gediend met de vervolging en bestraffing van dit soort delicten
III) het bestaan van relevante safeguards in de procedure, en
IV) het gebruik dat van het materiaal is gemaakt.
Essentie
Het arrest Jalloh betreft het nemo tenetur-beginsel; in dit arrest werd duidelijk dat het nemo tenetur-beginsel ook
werking heeft buiten de verklaringsvrijheid.
De rechtsvraag in casu is of er sprake is van een inbreuk op dit beginsel. Het EHRM heeft geoordeeld dat het
enkele onderscheid tussen wilsafhankelijk en wilsonafhankelijk materiaal niet doorslaggevend hoeft te zijn voor
schending van het nemo tenetur-beginsel.
Het nemo tenetur-beginsel: “Beginsel dat een verdachte niet aan zijn eigen veroordeling hoeft mee te werken.
Hieronder valt bijv. het zwijgrecht van een verdachte.” (Juridischwoordenboek.nl)
Rechtsregel
Ook als er materiaal is dat onafhankelijk van de wil van de verdachte bestaat, kan er sprake zijn van schending
van het nemo tenetur-beginsel. Van een schending is sprake indien er voldaan is aan vier factoren, namelijk: 1)
de aard en de hoeveelheid dwang die is gebruikt om het bewijs te vergaren, 2) het algemeen belang dat is
gediend met de vervolging en bestraffing van dit soort delicten, 3) het bestaan van relevante safeguards in de
procedure, en 4) het gebruik dat van het materiaal is gemaakt.
Nemo tenetur:
Hoofdregel: Saunders arrest
- Wilsonafhankelijk materiaal valt niet onder Nemo tenetur
Bestaat sowieso, of je wilt of niet
o Documenten
o Urine
o Bloed
o DNA
o Telefoon
o Vingerafdruk
o Dagboek
o Etc.
Uitzondering hierop:
o Als art. 3 EVRM geschonden wordt (Jalloh arrest)
o Foenk arrest agente zijn aan het vissen
- Wilsafhankelijk materieel valt wel onder Nemo tenetur
Je zegt watje wilt zeggen
Nemo tenetur: rechtspraak EHRM
Het recht tegen zelfincriminatie is niet absoluut en niet van toepassing op het gebruik van alle soorten bewijs.
2
, EHRM Saunders: ‘it does not extend to the use in criminal proceedings of material which may be
obtained from the accused through the use of compulsory powers but which has an existence
independent of the will of the suspect such as, inter alia, documents acquired pursuant to a warrant,
breath, blood and urine samples and bodily tissue for the purpose of DNA testing.’
Nemo tenetur in beginsel niet van toepassing op “wilsonafhankelijk materiaal”, tenzij (EHRM Jalloh) verkregen
door schending art. 3 EVRM (verbod van foltering en onmenselijke/vernederende behandeling of bestraffing)
EHRM De Legé t. Nederland - toetsingskader (mbt documenten/financieel recht) (1)
a. Nemo tenetur van toepassing?
- Druk of dwang
- Betrokkene is reeds onderwerp van een bestaand of verwacht strafproces (of anderszins ‘criminal
charge’ 6 EVRM) óf incriminerende informatie die onder dwang is verkregen buiten de
strafrechtelijke context wordt in een daaropvolgend strafproces gebruik
b. Valt het gebruik van het verkregen bewijsmateriaal binnen reikwijdte nemo tenetur?
o Niet het geval bij ‘pre-existing documents’ bestond al vóór de dwang
o Wel het geval bij een ‘fishing expedition’ onduidelijk wat gezocht wordt
o Indien bewijs verkregen door schending art. 3 EVRM, dan altijd binnen reikwijdte nemo tenetur
(vgl. Jalloh)
c. Indien (a) en (b) hierboven met ‘ja’ beantwoord, dan beoordeling in het licht van de ‘overall fairness of
the proceedings’. Drie wegingsfactoren:
• De aard en mate van dwang
• Het bestaan van relevante procedurele waarborgen en
• De wijze waarop het materiaal is gebruikt.
In EHRM Jalloh nog een vierde factor, zie ook HR Biometrische ontgrendeling smartphone: ‘the weight of the
public interest in the investigation and punishment of the offence’, maar die komt in latere rechtspraak niet meer
terug.
Nemo tenetur: HR
• Wils(on)afhankelijk materiaal en biometrische smartphone-ontgrendeling (HR 2021)
• HR gaat in op ‘Jalloh’-uitzondering (nemo tenetur soms toch van toepassing op
wilsonafhankelijk materiaal), maar hier slechts zeer geringe inbreuk
• Verschil HR en EHRM? Nemo tenetur van toepassing als
• Materiaal bestaat afhankelijk van de wil (HR)
• Materiaal bestaat afhankelijk van de wil en slechts afhankelijk van de wil van de betrokkene kan
worden verkregen (EHRM)
• Mogelijkheid om op een andere manier (zonder medewerking verdachte) aan het
materiaal te komen (waarmee de wil wordt gerespecteerd)?
EHRM 11 oktober 2022, nr. 58342/15 (De Legé/Nederland)
EHRM De Legé t. Nederland - toetsingskader (mbt documenten/financieel recht) (1)
b. Nemo tenetur van toepassing?
- Druk of dwang
- Betrokkene is reeds onderwerp van een bestaand of verwacht strafproces (of anderszins ‘criminal
charge’ 6 EVRM) óf incriminerende informatie die onder dwang is verkregen buiten de
strafrechtelijke context wordt in een daaropvolgend strafproces gebruik
c. Valt het gebruik van het verkregen bewijsmateriaal binnen reikwijdte nemo tenetur?
o Niet het geval bij ‘pre-existing documents’ bestond al vóór de dwang
o Wel het geval bij een ‘fishing expedition’ onduidelijk wat gezocht wordt
o Indien bewijs verkregen door schending art. 3 EVRM, dan altijd binnen reikwijdte nemo tenetur
(vgl. Jalloh)
d. Indien (a) en (b) hierboven met ‘ja’ beantwoord, dan beoordeling in het licht van de ‘overall fairness of
the proceedings’. Drie wegingsfactoren:
• De aard en mate van dwang
• Het bestaan van relevante procedurele waarborgen en
• De wijze waarop het materiaal is gebruikt.
In EHRM Jalloh nog een vierde factor, zie ook HR Biometrische ontgrendeling smartphone: ‘the weight of the
public interest in the investigation and punishment of the offence’, maar die komt in latere rechtspraak niet meer
terug.
HR 2 december 1935, ECLI:NL:HR:1935:146, NJ 1936/250 (Geweer)
1. Feiten
Een politieambtenaar betreedt een kroeg om te controleren of de kroegeigenaar zich wel aan de Drankwet houdt.
Wanneer de ambtenaar een van de kasten opentrekt, treft hij een geweer aan. Op het moment dat hij dit
vuurwapen in beslag wil nemen, verzet de eigenaar zich hiertegen. Er ontstaat een worsteling, waarbij de
cafébaas met veel geweld het geweer probeert af te pakken.
3
, In cassatie voerde de kroegeigenaar aan dat de ambtenaar zijn boekje te buiten ging door onder het mom van het
handhaven van de Drankwet, zijn geweer in beslag te nemen. De ambtenaar mocht ‘ slechts ’ controleren op
overtreding van de Drankwet.
2. Rechtsregel
het feit dat de ambtenaar bezig was met het handhaven van de Drankwet, vormde geen belemmering om bij
toeval ontdekte strafbare feiten ook verder te gaan opsporen, in casu overtreding van de (toenmalige)
Vuurwapenwet. Men spreekt van een ‘ voortgezette toepassing van bevoegdheden ’.
Essentie
Dit arrest gaat over de voortzetting van opsporingsbevoegdheden, met name de inbeslagneming. In casu betrof
het een ambtenaar van de politie die een controle wilde uitvoeren op basis van de Drankwet. Deze ambtenaar
ging naar een café om te kijken of daar bepalingen uit de Drankwet werden geschonden. Hij vond aldaar een
geweer en toen hij dit in beslag wilde nemen, toonde de eigenaar hevig verzet bij de inbeslagname van zijn
eigendom.
Rechtsregel
De vraag die in casu centraal stond, is of de agent het geweer in beslag mocht nemen en derhalve of de agent
enkel bevoegd was te controleren of de Drankwet werd nageleefd? In cassatie oordeelde de Hoge Raad dat het
feit dat de ambtenaar bezig was met het handhaven van de Drankwet, geen belemmering vormde om bij toeval
ontdekte strafbare feiten ook verder te gaan opsporen, in casu overtreding van de (toenmalige) Vuurwapenwet.
Men spreekt van een ‘ voortgezette toepassing van bevoegdheden ’.
HR 21 november 2006, ECLI:NL:HR:2006:AY9670, NJ 2006/653 (Controle vs. opsporing)
1. Feiten
Toepassen controlebevoegdheid art. 160 WVW 1994 bij verdenking van diefstal.
1. Rechtsvraag
Is sprake van misbruik van de controlebevoegdheid van art. 160 Wegenverkeerswet?
2. Rechtsregel
Het bestaan van een verdenking staat niet in de weg aan het uitoefenen van controlebevoegdheden door
politieambtenaren, mits bij aanwending daarvan tegenover een verdachte de aan deze als zodanig toekomende
waarborgen in acht worden genomen. Het hof heeft niet onbegrijpelijk geoordeeld dat de politie o.g.v. de
Wegenverkeerswet bevoegd was het stopteken te geven en verdachte, bestuurster, naar haar rijbewijs te vragen.
Hierin ligt besloten dat de politieambtenaren deze bevoegdheid in ieder geval mede hebben uitgeoefend om zich
te vergewissen van de naleving van de bij of krachtens de Wegenverkeerswet vastgestelde voorschriften cfm art.
160 lid 4 Wegenverkeerswet 1994. Aan de rechtmatigheid van de uitoefening van deze bevoegdheid kan de
enkele omstandigheid dat zij is aangewend n.a.v. informatie die zou kunnen wijzen op betrokkenheid van de
inzittende(n) van de auto bij een strafbaar feit, niet afdoen. Ook indien die stelling juist zou zijn, kan daaruit
immers niet worden afgeleid dat de controlebevoegdheid uitsluitend is gebruikt voor een ander doel (het
verrichten van opsporingshandelingen) dan waarvoor deze is verleend.
Sfeercumulatie (een bestuursrechtelijke bevoegdheid inzetten voor opsporing), mag als aan deze vereisten is
voldaan:
I) De specifieke ambtenaren zijn bevoegd voor zowel de controle als de opsporing.
II) De controle wordt niet ‘uitsluitend’ ter opsporing gebruikt. De controlebevoegdheid moet ook zijn
uitgevoerd.
III) De waarborgen van de verdachte zijn in acht genomen.
Opsporing v. toezicht/(preventieve) controle
- Sfeerovergang (toezicht gaat over naar opsporing)
- Voortgezette toepassing (van bevoegdheden) nog geen verdenking, kan daar wel toe leiden
- Type a. Bestuursrechtelijk toezicht bijzondere wet (door opsporingsambtenaar) leidt tot redelijke
verdenking strafbaar feit buiten die wet.
- Type b. Strafrechtelijke opsporing vindt plaats o.b.v. een bijzondere wet (bv. WED) en dezelfde
opsporingsambtenaar constateert een strafbaar feit dat buiten het bereik van die bijzondere wet
ligt.
- Van belang dat aan voorwaarden voor de opsporingsbevoegdheid wordt voldaan
- Verbod van détournement de pouvoir (HR Controle v. Opsporing)
- Verbod van détournement de pouvoir
- Controlebevoegdheid moet niet uitsluitend zijn gebruikt voor een ander doel dan
waarvoor deze is verleend; deze moet mede zijn uitgeoefend overeenkomstig het doel
waarvoor deze is gegeven. Dan ‘in beginsel’ rechtmatig.
- Dat doel moet in ‘overwegende mate’ zijn gediend.
4