AANTEKENINGEN RECHTSBESCHERMING TEGEN
DE OVERHEID
HC1 – DINSDAG 31 JANUARI 2023
TITEL
Rode draad in de cursus
- Dit vak gaat over de waarborgfunctie van het publiekrecht
- De borging van de rechtspositie van de burger in zijn contacten met de overheid
geschiedt door:
- Rechtsbescherming bij een onafhankelijke rechter, maar ook: (achteraf)
- De normering van het overheidsoptreden door wet- en regelgeving (vooraf)
- De normering van het overheidsoptreden door EU-recht (vooraf)
- De normering van het privaatrechtelijk overheidsoptreden (verschillende
hoedanigheden van de overheid)
- We doen dat door die waarborgfunctie te plaatsen in de ‘multilayered algorithmic
state’
Rechter is een steeds belangrijkere rol gaan spelen in de samenleving
Hiërarchie over rechtsbronnen en -actoren is aan het verdwijnen is dit het einde van trias
politica?
Recht op toegang tot de rechter in geschillen met de overheid?
• De Grondwet maakt het wel mogelijk sinds 1887. Huidige Grondwet zegt het in artikel
112, tweede lid. Maar artikel 115 Grondwet bepaalt nog steeds dat administratief
beroep mogelijk is (bedoeld als eindvoorziening!)
• Een historisch beladen discussie: Loeff – Struycken is rechterlijke bemoeienis met
het openbaar bestuur überhaupt wenselijk?
• Rechter of bestuur? Beslist door het EHRM in de zaak Benthem → het Kroonberoep
is in strijd met artikel 6 EVRM (recht op onafhankelijke en onpartijdige rechter)
Administratief beroep is gericht op een bestuursorgaan kan volgens de GW worden
gezien als een alternatief
Recht op toegang tot de rechter?
• Artikel 6 EVRM: burgerlijke rechten en verplichtingen en strafrechtelijke vervolging
relevantie voor het bestuursrecht?
• Artikel 47 Handvest: ‘Eenieder wiens door het recht van de Unie gewaarborgde
rechten en vrijheden zijn geschonden (…)’
• Onze eigen Grondwet kent zo’n grondrecht op toegang tot de rechter (nog) niet.
Maar:
• Voorstel voor een nieuw artikel 17, eerste lid, Grondwet is inmiddels in eerste
lezing aangenomen door TK en EK:
‘Ieder heeft bij het vaststellen van zijn rechten en verplichtingen of bij het bepalen van
de gegrondheid van een tegen hem ingestelde vervolging het recht op een eerlijk
proces binnen een redelijke termijn voor een onafhankelijke en onpartijdige rechter’
EHRM: administratief beroep is in strijd met art. 6 EVRM (Benthem arrest) art. 6 EVRM
heeft een autonome betekenis, (en moet dus niet uitgelegd worden in de zin van nationaal
recht)
, In het bestuursrecht kan het dus gaan om burgerlijke rechten, maar ook over criminal
charges
Art. 6 EVRM geldt voor het gehele bestuursrecht! (Behalve het belastingrecht, tenzij boete
en behalve het vreemdelingenrecht)
Er is geen equivalent van 6 EVRM of 47 Handvest in de NL GW komt waarschijnlijk wel
vanwege een voorgenomen grondwetsherziening
6 EVRM en 47 Handvest kennen wel nog een paar blinde vlekken die moeten dus
opgelost worden door de grondwetsherziening (voegt ook een symbolische waarde toe)
Burgerlijke rechter of bestuursrechter?
• Artikel 112, tweede lid, Grondwet: ‘Geschillen die niet uit burgerlijke
rechtsbetrekkingen zijn ontstaan kunnen worden opgedragen aan de rechterlijke
macht of aan gerechten die niet tot de rechterlijke macht behoren’
• Geschillen die verband houden met de uitoefening van een
publiekrechtelijke taak – publiekrechtelijke rechtsbetrekking
• Wij hebben dat laatste in de Awb strikt opgevat als uitoefening van een
publiekrechtelijke bevoegdheid en het oordeel daarover (in beginsel) aan de
bestuursrechter opgedragen: maar binnenkort verschijnt een rapport van de VAR-
werkgroep ‘Bevoegdheden van de bestuursrechter’
• De bestuursrechter als bedoeld in artikel 1:4 Awb is bevoegd kennis te nemen van
geschillen over besluiten (zie artikel 8:1 Awb)
• Rechtsbescherming tegen de overheid is echter een gezamenlijke
verantwoordelijkheid van burgerlijke rechter en bestuursrechter.
Art. 115 GW spreekt over een ander type administratief beroep dan we kennen uit de Awb
In de GW is administratief beroep een eindvoorziening maar mag niet meer volgens het
Benthem arrest administratief beroep uit de GW komen we dus ook (bijna) niet meer
tegen in NL
VAR=vereniging administratief beroep
Waar zit de bestuursrechter?
• De bestuursrechter zit deels in de rechterlijke macht en deels daarbuiten (1:4 Awb).
• Artikel 2 Wet rechterlijke organisatie: rechterlijke macht = rechtbanken,
gerechtshoven en de Hoge Raad
• Niet tot de rechterlijke macht behorende rechterlijke instanties: CRvB, CBb en ABRvS
• Organisatie van de bestuursrechtspraak is verbrokkeld met 4 (welbeschouwd 5)
hoogste bestuursrechters.
• De organisatie van de hoogste bestuursrechtspraak is voorwerp van voortdurende
discussie
Er zijn 4 hoogste (bestuurs)rechters in NL leidt tot veel discussie of dat wel zo moet
blijven
Normering van bestuur
• De belangrijkste inhoudelijke en procedurele rechtsnormen voor het handelen van
bestuur zijn te vinden in de wet – tegenwoordig vooral in de Algemene wet
bestuursrecht (Awb)
• Voor het nemen van besluiten is een wettelijke bevoegdheid nodig
• Andere wettelijke normen - regeldichtheid in bestuursrecht is relatief groot
• Normering door algemene beginselen van behoorlijk bestuur (a.b.b.b.)
, • Als rechterlijke toetsingsnorm zijn a.b.b.b. wel te beschouwen als een reactie op de
beslissingsruimte van het bestuur – compensatietheorie terug te voeren op Struycken
Terughoudende rechterlijke toetsing
• De gedachte is dat het bestuur is gelegitimeerd met de door de wetgever toegekende
bevoegdheid vooraf en door politieke controle en verantwoording achteraf.
• De beslissingsruimte die aan het bestuur wordt toegekend is een politieke
speelruimte voor de invulling waarvan het bestuur het best is gepositioneerd
• Dit heeft geleid tot een terughoudende (ook wel: marginale) toetsing van de
uitoefening van bestuursbevoegdheden gericht op de buitengrenzen van de
bevoegdheid.
• Willekeur (Doetinchemse woonruimtevorderingsarrest 1949): ‘(…) dat de
vorderende autoriteit bij afweging van de in aanmerking komende belangen in
redelijkheid niet tot een vordering heeft kunnen komen, en dus afweging van
die belangen geacht moet worden niet te hebben plaatsgehad’
• Détournement de pouvoir
NL kent een traditie van grote rechterlijke terughoudendheid blijkt o.a. uit art. 120 GW en
art. 8:3 Awb
De rechter is in dit soort geschillen vooral een grensrechter
Willekeur en DDP zijn de buitengrenzen voor een BO
Evenredigheidstoetsing
• Met de Awb werd artikel 3:4, tweede lid, Awb geïntroduceerd: De voor een of meer
belanghebbenden nadelige gevolgen van een besluit mogen niet onevenredig zijn in
verhouding tot de met het besluit te dienen doelen.
• Lange tijd heeft de ABRvS deze regel slechts beschouwd als een tot het bestuur
gerichte instructienorm, maar niet als een rechterlijke toetsingsnorm (Zie
Maxis/Praxis). Met uitzondering van punitieve sancties (Keuringsplaats Scheerwolde)
• Inmiddels lijkt daar verandering in te zijn gekomen. Waar het gaat om de toetsing van
a.v.v.’s zien we dat sinds de uitspraak van de ABRvS in de zaak over het Alcoholslot.
Rechterlijke toetsing van regelgeving
- Constitutionele traditie van grote terughoudendheid (zie artikel 120 Gw en 8:3 Awb)
- Landbouwvlieger-arrest: willekeurtoets
o “Geen rechtsregel eraan in de weg staat de rechter een (…) niet door de
formele wetgever gegeven voorschrift onverbindend en in verband daarmee
de vaststelling en uitvoering daarvan onrechtmatig kan oordelen op de grond
dat sprake is van willekeur in dier voege dat het desbetreffende
overheidsorgaan (…) in redelijkheid niet tot het desbetreffende voorschrift is
kunnen komen”
o “Daarbij heeft de rechter niet tot taak om de waarde of het maatschappelijk
gewicht dat aan de betrokken belangen moet worden toegekend naar eigen
inzicht vast te stellen, terwijl zowel de aard van de wetgevende functie als de
positie van de rechter in ons staatsbestel (…) meebrengen dat hij ook
overigens bij deze toetsing terughoudendheid moet betrachten”.
- ABRvS 4 maart 2015, ECLI:NL:RVS:2015:622 (Alcoholslot)
o “De Afdeling is (…) van oordeel dat de minister bij de totstandkoming van de
Regeling de mogelijke ingrijpende gevolgen van de oplegging van het asp (…)
niet afdoende heeft afgewogen. (…) De Regeling maakt ten onrechte geen
onderscheid tussen gevallen waarin deze ingrijpende gevolgen zich wel en
niet voordoen en biedt het CBR evenmin ruimte om in de gevallen waarin
deze zich voordoen een geïndividualiseerde afweging te verrichten. Aldus is
, voor die gevallen in de Regeling de evenredigheid van de opgelegde
maatregel onvoldoende gewaarborgd, zodat artikel 17, eerste lid, van de
Regeling in strijd is met artikel 3:4, tweede lid, van de Awb en derhalve
onverbindend is.”
Je kan bij de burgerlijke rechter procederen tegen een a.v.v. de vorm van een onrechtmatige
daad
a.v.v. kent 2 vormen van rechtsbescherming burgerlijke rechter en in het kader van een
beroep tegen een wel appellabel besluit (exceptief beroep)
Willekerssluis altijd nog een toetsing aan willekeur laten plaatsvinden
Terughoudende (marginale) toetsing aan willekeur
Klassieke willekeurstoets is te vinden in landbouwvlieger
Conclusie AG Widdershoven 22 december 2017, ECLI:NL:RVS:2017:3557
• Algemeen verbindende voorschriften moeten worden getoetst aan zowel materiële
als formele algemene rechtsbeginselen, waaronder het formele
zorgvuldigheidsbeginsel (3:2 Awb) en het motiveringsbeginsel zonder dat de
willekeursluis nog als extra horde fungeert
• De toetsing aan het materiële beginsel van niet-onevenredige belangenafweging (3:4,
tweede lid, Awb) is terughoudend als het orgaan bij de vaststelling van een a.v.v. een
ruime beslissingsruimte heeft vanwege de feitelijke of technische complexiteit van de
materie, dan wel omdat bij die beslissing politieke afwegingen worden gemaakt.
• Aan de doel-middeltoetsing die door dat laatste beginsel wordt voorgeschreven
moeten de bestuursrechters door toepassing van de in de rechtspraak van het
HvJEU ontwikkelde drietrapstoets (= proportionaliteitstoets) aan geschiktheid,
noodzakelijkheid en evenwichtigheid meer structuur geven, waardoor die toetsing ook
voorspelbaarder wordt
CRvB 1 juli 2019, ECLI:NL:CRVB:2019:2018
• Bij de toetsing van de wijze waarop aan de beslissingsruimte inhoud is gegeven
kunnen het beginsel van zorgvuldige besluitvorming (artikel 3:2 van de Awb) en het
ongeschreven beginsel van een deugdelijke motivering een rol spelen. Anders dan
de conclusie (zie 8.5 van de conclusie) is de Raad van oordeel, dat enkele strijd met
de hiervoor genoemde formele beginselen niet kan leiden tot het onverbindend
verklaren van een algemeen verbindend voorschrift. Dat laat onverlet dat, indien als
gevolg van een gebrekkige motivering of onzorgvuldige voorbereiding door de rechter
niet kan worden beoordeeld of er strijd is met hogere regelgeving, de algemene
rechtsbeginselen of de algemene beginselen van behoorlijk bestuur, dit ertoe kan
leiden dat de bestuursrechter een algemeen verbindend voorschrift buiten toepassing
laat en een daarop berustend uitvoeringsbesluit om die reden vernietigt. Als het
vaststellende orgaan bij het voorbereiden en nemen van een algemeen verbindend
voorschrift de negatieve gevolgen daarvan voor een bepaalde groep uitdrukkelijk
heeft betrokken en de afweging deugdelijk heeft gemotiveerd, voldoet deze keuze
aan het zorgvuldigheids- en het motiveringsbeginsel en beperkt de toetsing door de
bestuursrechter zich tot de vraag of de regeling in strijd is met het beginsel van een
niet-onevenredige belangenafweging.
• Inmiddels gevolgd door ABRvS 12 februari 2020, ECLI:NL:RVS:2020:452.
Direct toetsen aan evenredigheid, maar ook al materiele beginselen (‘formele beginselen zijn
een andere tak van sport’)
ABRvS 2 februari 2022, ECLI:NL:RVS:2022:285