Samenvatting Met andere ogenVeerman, Hendriks, Huijgevoort, Blonk, Dollevoet
Algemene info, pijlers onderzoek en
Onderzoekcyclus
Ogen doen onderzoek p1-14 / Met andere ogen p11-42
Theoriegericht onderzoek = draagt bij aan theorievorming om verschijnselen te beschrijven
Praktijkgestuurd onderzoek = doel informatie te verzamelen die praktisch handelen verandert.
bottom-up, van praktijk naar wetenschap .
Praktijkgericht onderzoek = doel wetenschappelijke kennis in praktijksituaties toe te passen
top-down, van wetenschap naar praktijk
Onderzoek doen:
1. Onderzoek verloopt volgens een planmatige onderzoekscyclus, met logische stappen die steeds om
reflectie & besluitvorming vragen
2. Onderzoek vereist een persoon met kennis en kunde om de cyclus te doorlopen
3. Onderzoek vereist een context waarbinnen de cyclus doorlopen wordt
o Onderzoekscyclus = methodologische spelregels voor wetenschappelijk onderzoek
o Persoon = ben jij, degene met ambitie voor onderzoek
o Context = voornamelijk personen (collega’s, leerlingen etc.), en voor kleiner deel uit
systemen (formele regels en afspraken) en fysieke zaken (ruimtes en apparatuur)
Persoon & Context = vormen samen de zorg- en onderwijspraktijk die deze cyclus laat
aarden en als zodanig een basis geeft
De 5B’s: enkele begrippen van belang op het moment dat je onderzoek wilt doen: (zie tabel 1.1) Het denk- en doekader
1. Belang = voordeel, voordeel voor jou/de praktijk
2. Bereidheid = willen, willen mensen mee doen aan je onderzoek?
3. Bekwaamheid = kunnen, mensenmoeten tijd/middelen hebben
4. Beschikbaarheid = hebben, mensen moeten tijd/middelen hebben
5. Benutting = verbeteren, minder gewenste situatie veranderen in gewenste
Onderzoeksbereidheid = belang, bereidheid en benutten
Onderzoeksrijpheid = beschikbaarheid en bekwaamheid
Het denk- en doekader: uitkomst v/d interactie bepaalt bruikbaarheid/relevantie van het onderzoek
De weg van ‘beneden naar boven’: geïmpliceerd door de 5B’s
De weg ‘van boven naar beneden’:
- opgeleverde resultaten zullen het ‘denken’ over verbetering in gang zetten (mondt vaak uit in ‘doen’)
- persoon & context veranderen door het proces van het doorlopen v/d cyclus.
De weg tussen persoon en context: onderzoeker verhoudt zich tot context > je probeert zowel de
personen als de systemen in je context bereid en rijp te maken voor onderzoek en wordt zelf door
die personen en systemen weer beïnvloed
De praktijkonderzoekcyclus:
1. Conceptualiseren: beschrijven probleem, doelstellingen & vraagstellingen
formuleren, kijken naar wetenschappelijke literatuur (wat is er al bekend,
hoe is eerder onderzoek opgezet, wat voegt jouw onderzoek toe?)
2. Inrichten: wie doet mee, wat voor een gegevens worden er verzameld,
wanneer en hoe gebeurt dat? (soort mentale uitvoering)
3. Uitvoeren: data verzameld en verwerkt, rapporteren over onderzoek
> resultaten worden representeert, conclusies worden getrokken,
aanbevelingen worden gegeven (oplossen = geen deel van onderzoek)
Herhaalbaarheid maakt je onderzoek betrouwbaar
Geldige kennis kloppend met de verschijnselen maakt je onderzoek valide
Statisch significant = een verschil in kleine groep geldt waarschijnlijk ook voor de grotere groep
,Samenvatting Met andere ogenVeerman, Hendriks, Huijgevoort, Blonk, Dollevoet
Mixed methods =
Kwalitatief onderzoek Kwantitatief onderzoek
Open vraagstelling, ontdekken Gesloten vraagstelling, voorspellen combinatie van beide methoden.
Weinig theoriegestuurd Sterk theoriegestuurd Resultaten in cijfers en woorden
Betekenis verlenend Toetsend
Subjectief Objectief Empirisch onderzoek =
Data in woorden Data in cijfers gebaseerd op ervaringen die
Meestal kleinschalig Meestal grootschalig
onderzoeker d.m.v. waarnemingen
Representatief qua inhoud Representatief qua onderzoeksgroep
Cyclisch Lineair opdoet over verschijnselen in het
Soorten onderzoekers: deel v/d werkelijkheid dat hij
o Intuïtieve practicus = Reageert op situaties in praktijk. Weinig met onderzoek.onderzoek
Basis is kennis opgedaan
in opleiding en gevoed door ervaring, intervisie en lezen van casuïstiek. Intuïtief verwijst naar
achterwege blijven van expliciet gebruikvan kennis.
o Klinische wetenschapper = heeft niet veel met de praktijk. Wilt kennis ontwikkelen. In praktijk
onderzoek, om eigen wetenschappelijke interesses te bevredigen.
o Reflectieve (kritische) practicus = reflecteert systematisch op handelen + vraagt zich af waarom hij
dingen doet zoals hij ze doet. Wetenschappelijk onderzoek kan behulpzaam zijn, niet lijdend. Helpt
zichzelf/anderen kritisch van een afstand te bekijken > impliciete kennis wordt expliciet
o Evident based practicus = vanuit protocollen aanpakken. Doet wat goed blijkt te zijn en blijkt te werken.
Geen passieve volger van wetenschappelijke richtlijnen, maar past die toe als de situatie deze vereist.
o Practicus onderzoeker: zelf onderzoeken en volgen van methodologische regels. Ook wel practitioner
reseacher / scientist-practioner genoemd. Bezig met expliciteren/toetsen van praktijkkennis. Zelfde
houding als reflectieve/evidence-based practicus. Reflecteert actief op eigen handelen en voortdurend
nieuwsgierig. Handelt in de praktijk om cliënt vooruit te helpen.
- Roldifferentiatie = balanceren tussen de rol in organisatie
en rol van onderzoeker, met als centrale vraag hoe naast de
rol in de organisatie afstand kan worden behouden als onderzoeker.
spanning op te lossen door splitsen v/d dubbelrol > als
practicus besteed je het onderzoek uit en werkt nauw samen
- Structuur context = verschillende manieren waarop werk
in afzonderlijke taken is verdeeld en wijze waarop de taken
worden gecoördineerd (hardware)
- Cultuur context = alle gemeenschappelijke/van zelfsprekend
ervaren veronderstellingen die een groep in de loop van haar
bestaan heft geleerd (software)
Om te spreken van causaal verband moet je aan 3 voorwaarden voldoen:
1. Oorzaak/gevolg > de on- en afhankelijke variabelen moeten met elkaar samenhangen
2. De vermoedelijke oorzaak (x) moet in tijd voorafgaan aan het vermoedelijke gevolg (y): tijd volgorde
probleem > hoe meer studie, hoe meer stress of hoe meer stress, hoe minder efficiënte studie
3. Samenhang tussen x en y mag niet worden verklaard door andere variabele: derde variabele probleem >
kijk naar relatie verkochte ijsjes en verdrinkingen op een dag > er is 3 e variabele die dit verklaart, namelijk
temperatuur.
- Experimenteel onderzoek= alle omstandigheden worden onder controle gehouden, onafhankelijke (x)
wordt eerst gemanipuleert, dan wordt er pas gekeken naar de afhankelijke variabele (y). Alternatieve
verklaringen niet waarschijnlijk. Groepen worden zelf samengesteld op basis van dezelfde kenmerken.
- Correlationeel onderzoek= x wordt niet gemanipuleerd, x en y worden gemeten en er wordt gekeken naar
samenhang. Verschillen in y kunnen gevolg zijn van verschillen in x, omdat groepen niet zelf samengesteld
worden.
Redenen om te kiezen voor correlationeel onderzoek:
1. Niet alle kenmerken kunnen gemanipuleerd worden (zoals bij experimenteel onderzoek)
2. Veel verschijnselen zijn multicausaal bepaald: worden door meer dan 1 factor beïnvloed (experimenteel
onderzoek vaak maar gericht op 1 factor)
3. Resultaten zijn op veel meer mensen van toepassing
, Samenvatting Met andere ogenVeerman, Hendriks, Huijgevoort, Blonk, Dollevoet
Conceptualiseren
Ogen doen onderzoek p15-40 / Met andere ogen p43-88
Conceptualiseringfase
Conceptualiseringfase bestaat uit:
1. Probleemstelling (waarom)
2. Doelstelling (bereiken) = inperking van probleemstelling
3. Vraagstelling (specifieke vraag, theoretisch/praktisch onderbouwd) = inperking van doelstelling
Terugkoppeling vanuit vraagstelling: onderzoek je nog steeds wat je wilt onderzoeken
3 processen die de onderdelen verbinden: inperking, onderbouwing, terugkoppeling
1. Goede probleemstelling:
heeft relevantie, ademt een sense of urgency en is handelingsgericht
Soort probleemstellingen:
1. Zorg (concern) = iets waarover je je druk maakt: je voelt je bedreigd, denkt dat iets ongewenste gevolgen
zal hebben, je wilt iets nader uitzoeken/onderbouwen (toegenomen ernst ademhaingsproblemen)
2. Vraagstuk (issue) = iets waarbij je, vaak tegenstrijdige, standpunten kan innemen, meestal in de vorm van
een discussiepunt (moeten we de behandeling afbouwen?)
Stakeholders = belanghebbenden (zoals vaak jijzelf, collega’s, cliënten etc.)
Persoonlijke visies spelen rol bij een probleem betreft feitelijkheid van probleem of wenselijkheid :
Feitelijkheid: subjectieve percepties (ene leerkracht ergert zich meer aan druk gedrag dan ander)
Wenselijkheid: onvermijdelijke normen/waarden (spijbelen is onvermijdelijk, 20% is teveel)
Focusgroep = gestructureerde discussie onder kleine groep van stakeholders, begeleid door ervaren
gespreksleider. Ontworpen om info te verkrijgen over voorkeuren en waarden m.b.t. bepaald
onderwerp en het verklaren van die meningen (combi gericht interview en discussiegroep)
Delphi-panel herhaalde bevraging van deskundigen. Deelnemer krijgt feedback over antwoorden van
ingevulde vragenlijst. Met die info wordt nogmaals vragenlijst ingevuld, nu met uitleg bij
eventuele standpunten die werden ingenomen en op significante wijze afwerken van
standpunten andere deelnemres. Hele groep kan afwijkende meningen afwegen.
Formuleren probleemstelling:
1. Feitelijkheid van het probleem > wat gaat er mis, wat is ongewenst, wie ziet dat zo? Hart van de
2. Wat is de gewenste toestand of situatie > wat is ongewenst? probleemstelli
Hoe breed het draagvlak moet zijn hangt af van je ambitie tot generaliseren > ben je ng
vooral op lokale kennis gericht, dan is ambitie beperkt (net zoals belanghebbenden).
2. De doelstelling
“ in een onderzoek > geeft aan wat het onderzoek aan kennis moet opleveren, het beoogd resultaat
“ van een onderzoek > gaat erom hoe je de verkregen kennis denkt te benutten:
Type benutting Gericht op Leidt tot
Instrumentele benutting Beoordeling Stoppen of doorgaan
Verbetering Verbeteracties
Conceptuele benutting Inzicht Verandering in denken
De doelstelling bestaat uit:
1. Omschrijven v/d kennis die het onderzoek moet opleveren
2. Omschrijven van de beoogde benutting
De kennis die praktijkgestuurd onderzoek oplevert:
1. 1e instantie lokaal > beginpunt is het ervaren probleem, waar de benutting zal plaatsvinden (ambitie tot
generalisatie is hier beperkt, impliciet wel de wens om het breder toe te passen)
2. Niet zelden heeft kennis pretentie algemeen geldend te zijn > ambitie tot generalisatie hoger
Het ‘weten’ in praktijkgestuurd onderzoek is gericht op verder inzicht in toestand/situatie, niet perse op
verkrijgen van verder inzicht in theorie