INLEIDING POLITICOLOGIE
Week 1: 1, 2, 4
Week 2: 5, 6, 7
Week 3: 8, 9, 10
Week 4: 3
Week 5: 15, 16, 17
Week 6: 13, 18
Week 7: 12, 14, literatuur
College 1 – 4/9/19
Boek: meenemen naar college, website met informatie, vooraf aan college lezen, eerste pagina’s
bekijken, gegevens van de landen achterin het boek
Ontwikkelingen: Het vallen van de democratie, populisme maakt een grote opgang
Leerdoelen:
Het beschrijven, vergelijken en verklaren van:
1. De belangrijkste concepten in de vergelijkende politicologie, zoals politiek, het politieke
systeem, overheid (government), staat en governance.
2. Verschillende definities van macht, methoden om macht te onderzoeken en dimensies van
macht.
Het beschrijven en vergelijken van:
3. Theoretische benaderingen in de vergelijkende politicologie.
1. Concept als analytisch instrument
Concept: een algemeen verschijnsel uitgedrukt in een woord of een zin. Een concept maakt
vergelijken, verklaren en analyseren mogelijk.
Overheid (democratische): instituties en organisaties waarmee een maatschappij bestuurd wordt.
Autoriteit om regels op te leggen en af te dwingen, desnoods met gelegitimeerd gebruik van geweld
(legitimiteit is hier een belangrijk aspect).
Instituties: (zie boek) organisatie met een politiek doel, duurzaam en complex
Staat: de wettelijke en politieke autoriteit over een bepaald territorium en zijn bevolking, afgebakend
d.m.v. geografische grenzen.
Governance (breder begrip): proces waarmee beslissingen genomen en uitgevoerd worden. Nadruk
op de rol die andere organisaties dan de overheid spelen - EU, bestuur berust niet (langer) command-
and-control
Politieke systeem: kringloopmodel van David Easton.
Conversie: (parlement, regering, partijen,
belangengroepen) vindt interactie plaats waaruit
collectieve besluiten voortkomen. Komen wetten
uit voort
Eisen: uit de samenleving.
Steun: op systeemniveau – belasting betalen, geen
stakingen etc.
Terugkoppeling: evaluatie
Wat is politiek? Geen eenduidig antwoord, geen duidelijk afgebakende grenzen. Veel definities.
Visies politiek: politiek als algemeen belang en politiek als macht (en verdeling)
Belang: de gezaghebbende toedeling van waarden voor de samenleving (Easton), Politiek is een
activiteit die de mens tot mens maakt; acting in concert of to make the best of ourselves (Hannah
1
,Arendt), resolving onevotable conflicts in a peacefull manner; conflict is onvermijdelijk politiek zoekt
daar op vreedzame wijze een oplossing voor (Dahl)
Macht: hoe je macht krijgt en kan behouden a.d.h.v. empirisch onderzoek (Machiavelli), who gets
what when and how; wie bepaald de verdeling (Lasswell)
Empirisch: Hoe dingen zijn, waarom zijn ze zoals ze zijn. Beschrijven hoe processen werken (praktijk)
Normatief: Hoe het zou moeten zijn
Politiek: proces van onderhandelingen en strijd als deel van een proces waarin collectieve
beslissingen genomen en uitgevoerd worden (Hague et al., blz. 4)
1. Collectieve activiteit (onderhandelen, concurreren)
2. Besluiten nemen
3. Bindend
Pluralisme: een politiek systeem waar belangengroepen invloed uitoefenen met een overheid die er
ook naar luistert. Pluralisme hangt als visie boven het boek/samenleving na wo2.
Kritiek: Marxisme, maar tegenwoordig populisme.
2 Invloed en macht (hier geen onderscheid tussen gemaakt)
Macht: krachtige manier van invloed uitoefenen, kan op overtuigingen gebaseerd zijn maar ok
(economische of andere) druk.
Macht tot: capacity to bring about intended effects (Hague), autoriteit; recht om macht uit te
oefenen (blz.9)
Macht over (relaties): ability of one person to affect, modify, or in some way shape the actions of
another (Hague)
De drie dimensies van macht: besluitvormingsmacht (Dahl), beheersen van de politieke agenda
(B&B), controle uitoefening over het denken (Lukes).
Eerste dimensie
VB. Onderzoek Robert Dahls in New Haven (Connecticut). Who governs?: Zijn we wel zo
democratisch, is macht wel gelijk verdeeld, gelijke toegang tot zeggenschap. (pluralist).
Afbakening: bij besluitvorming. Voorstel actor X en voorstel actor Y. X heeft macht over Y in zoverre
dat de uitkomst overeenkomt met zijn voorstel.
Conclusie: macht is min of meer gelijk verdeel. Zijn vele die macht hebben, een polyarchie (verschilt
per thema). Dit is de best mogelijk benadering van democratie, mits leiders verantwoording afleggen
en de bevolking responsief is (stemmen en interesseren).
Dahls definitie beperkt tot: alleen besluitvormingsfase (maar zijn mogelijke onderwerpen die niet op
de politieke agenda komen, dus niet naar voren), observeerbaar gedrag (manifest conflict)
Precisering door Dahl toegepaste definitie van macht: A oefent macht uit over B, in zoverre dat A erin
slaagt zijn eisen om te zetten in maatregelen ten koste van de realisering die B kenbaar heeft
gemaakt.
Tweede dimensie
Mobilisation of bias (BB): leiders zien problemen op een bepaalde manier en zien hierdoor niet alles.
Heeft soms ook met bepaalde norm in de samenleving te maken.
Non-decision (BB): problemen worden niet waargenomen. Tweede dimensie van macht.
Bachrach en Baratz (BB) def. Machtsuitoefening: als A erin slaagt eisen van B, die tegen de belangen
van A ingaan, niet aan de orde te laten komen.
Derde dimensie
Lukes def. Machtsuitoefening (derde dimensie): als A instemming krijgt van B voor handelen dat
tegen de belangen van B ingaat (VB. vervuilende industrie). Zit veronderstelling achter dat mensen
onderdrukt worden, maar misschien ook wel een afweging van belangen (van B).
2
, Artikel Turkije (nestor)
Dimensies van macht Erdoghan
1: Oppositie heeft in Ankara gewonnen. De verkiezingen
2: Zuivering van tegenstanders/andersdenkende
3: Opkopen van mediabedrijven
3 Theoretische benaderingen: Institutionalisme, rationele keuze (behavioural), structuralisme
Institutionalisme: sluit aan bij het recht.
-Focus op instituties: Het zijn de formele actoren in het politieke proces. Later ook niet
formele actoren, zoals het bedrijfsleven en belangengroepen.
-Assumpties: (formele) rollen of functies zijn bepalend (niet concrete personen), instituties
stabiliseren en verhogen de voorspelbaarheid.
-Instituties zijn zowel product als bepalende factor van politiek
New Institutionalisme: verder kijken dan formele regels en processen en in hoeverre/op welke
manier worden besluiten en belangen gevormd/gestuurd/bepaald door instituties?
Behaviouralisme (1960s): het gaat om de poppetjes/de waarneembare werkelijkhied, streven naar
wetenschappelijke generalisatie, wat doen politici stemmers rechters etc, statistisch, protest
beweging niet geadresseerd (onverklaard)
Rationele keuze (onderdeel behavioralisme?): individuen gedreven door eigenbelang, modelleren
politieke acties op een manier die voorspellen mogelijk maakt, collectieve actie probleem
(totstandkoming collectieve goederen, freeriden)
Kritiek: klopt het universalistisch beeld van menselijk gedrag?
Structuralisme: Groepen bepalend in de politiek, focus op relaties en interacties tussen groepen en
netwerken
Kritiek: brede assumpties (VB. samenleving tegenstelling arm en rijk, denken in klassen),
vergelijkende geschiedenis
Theorie Focus Bron Kerngedachte
Institutionalisme Instituties Politiek Instituties voorzien in kader voor
besluitvorming
Rationele keuze Individuen Economie Individuen kiezen op basis van
eigenbelang
Structuralisme Groepen Geschiedenis Patronen in interacties tussen delen
van het politieke systeem zijn
belangrijker dan delen op zichzelf
VB Vergelijking Nederlands Parlement en UK parlement.
UK: heftiger, NL: constructievere/beleefdere stijl
Institutionalisme: kijken naar verhouding parlement regering. UK anders georganiseerd. Oppositie
presenteert zich als volgende leider. NL coalitieregering, elke keer weer anders. Hierdoor
constructievere manier van omgaan.
Rationele keuze: kijken naar parlementariers. Zijn het andere mensen dan in NL
Structuralisme: is er een verschil in netwerk waar mensen deel van maken. De klassenstrijd.
College 2 – 11/9/19
Leerdoelen:
Het beschrijven, vergelijken en verklaren van:
1. Democratische, autoritaire en hybride politieke systemen
2. Kenmerkende instituties en hun variatie
3