SAMENVATTING
,Deel 1. Stop! Eerst kijken! Dan lezen! Dan interpreteren!
Hoofdstuk 1. Inleiding
1.1 Wat dit boek is
Beeldtaal wil de lezer in de eerste plaats leren kijken: opmerkzaam maken op verschillen in
beelden, kleuren en vormen. Het is in de tweede plaats een praktisch boek over het gebruik
van beeld in verschillende ‘oude’ en ‘nieuwe’ media.
1.2 Wat bedoelen we met beeld?
Definitie in dit boek van het woord ‘beeld’: alle communicatieve middelen die niet primair
tekst zijn, door middel van een tweedimensionaal medium tot ons komen (waaronder we
dus bijvoorbeeld ook film kunnen rekenen, maar niet architectuur of beeldhouwwerk) en
primair een communicatief-retorische functie hebben.
Het gaat dus niet over gesproken of geschreven taal, maar over beeldtaal.
1.3 Beeld en vorm
Onderscheid tussen beelden:
Vormen -> lijnen, vierkanten, driehoeken etc.
Beeldelementen -> mensen, bomen, huizen etc.
Het beeld -> totaal van een voorstelling.
1.4 Beeld en tekst
De nadruk op beeld betekent dus niet dat tekst
niet in het boek ter sprake komt. Dat komt het
wel, maar dan in samenhang met beeld. Bijvoorbeeld: hoe verhoudt het beeld zich tot de
tekst (par. 1.5).
1.5 De kracht van beeld met tekst
Het is een misverstand dat beeldtaal alleen maar over beelden gaat. Sommige afbeeldingen
(zoals een grafiek en infographic) hebben ondersteunende tekst nodig om het te begrijpen.
Ook het omgekeerde is het geval: beelden kunnen tekst een hele andere betekenis geven.
Definitie van ‘visuele communicatie’ volgens Horn (1999) = de integratie van beelden en
vormen (visuele elementen) tot één communicatie-eenheid.
Information overload = wanneer teveel middelen (zoals één site met interviews, beelden,
een voice-over, pictogrammen etc.) gelijktijdig worden ingezet zorgt dat voor een
information overload. De hersenen hebben namelijk op één moment slechts aandacht voor
óf tekst óf beeld.
,1.6 Communicatief-retorisch
Een beeld kan een beroep doen op je gevoel, om je van een boodschap te overtuigen.
1.7 Drie theoretische scholen
Drie theoretische scholen:
- Gestalttheorie: interpretatie, verklaart de perceptie van visuele communicatie (zien)
- Semiotiek: verklaart dat je de betekenis ervan begrijpt (begrijpen)
- Visuele retorica: verklaart hoe visuele communicatie je overtuigt (overtuigen)
Het kunnen interpreteren van beeld is geen lineair proces dat zich altijd beweegt van Gestalt
via semiotiek naar visuele retorica, het is eerder een iteratief proces. Dat houdt in dat je
heen en weer beeweegt tussen de theorieën en het een met het ander aanvult.
Goed toepassen van een drietal theorieën maakt dat je begrijpt hoe je het beeld interpreteert
(Gestalttheorie) en begrijpt (semiotiek), en hoe dit je probeert te overtuigen (visuele
retorica). Het is een iteratief proces. (Fig. 1.6)
Hoofdstuk 2. Kennis van beeld maakt beeldwijs
Bedrijven hun websites vullen met beeldmateriaal, kranten in gecombineerde producties
steeds meer infographics maken en musea beeld en film in hun verhaal vertellen, leren
studenten op hun opleiding nog vooral verbaal (woordelijk) materiaal te verwerken en te
produceren.
Het is dus belangrijk dat er meer aandacht wordt besteed aan beeld. Het is tijd dat we ons
bezinnen op visuele geletterdheid als tegenhanger van wat doorgaans onder ‘geletterdheid’
wordt verstaan.
, 2.1 Definities genoeg
Verschillende definities beeldgeletterdheid:
• ‘ De mogelijkheid visuele boodschappen te begrijpen en te produceren’ (-> er wordt
geënt op het idee dat beeld een vorm van taal is).
• ‘De vaardigheid om te decoderen, interpreteren, vervaardigen, bevragen en
evalueren van teksten die voornamelijk communiceren met visuele middelen’ (->
beeldgeletterdheid betekent dan ‘in staat zijn de bedoelde betekenis te lezen van zaken als
advertenties, films, het doel te interpreteren en te evalueren van vorm, structuur en kenmerken
van de afbeelding).
• ‘ Het concept visuele geletterdheid heeft ook betrekking op de mogelijkheid om
beeld te kunnen creëren en te kunnen gebruiken om te communiceren (-> hierbij legt
de definitie nadruk op de maker van beeld).
Daarnaast kan visuele geletterdheid betrekking hebben op de retorische analyse van de
wijze waarop verschillende media hun argumenten visueel vormgeven.
2.2 Twee perspectieven
Het is voldoende om te constateren dat in dit boek ‘visuele geletterdheid’ betrekking heeft
op twee perspectieven: dat van de maker en de gebruiker. Waar relevant is stellen we de
vraag: wat betekent dit voor de maker van het beeld en wat betekent dit voor de gebruiker
ervan?
Dus: twee perspectieven -> Dat van de maker en dat van de gebruiker.
2.3 Vaardigheden en kennis
Visuele geletterdheid houdt niet alleen in dat we beelden kunnen begrijpen, communiceren,
bekritiseren, produceren, decoderen, interpreteren, evalueren en lezen, maar ook dat we
het kunnen herkennen en evalueren.
Context – Beeldgeletterheid-lijstje
Volgens Anne Bamford kan een ‘beeldgeletterde’ onder andere:
- Het onderwerp van een beeld benoemen;
- De betekenis van beeld begrijpen in de culturele context waarin het werd gemaakt
en wordt gebruikt;
- Grammatica, stijl en compositie ervan analyseren
- De gebruikte technieken analyseren;
- De esthetische kwaliteit ervan evalueren;
- De kwaliteit ervan in termen van doel en publiek evalueren.
Daarin voegt het boek toe:
- De beeldconventies (traditionele stilzwijgende aanvaarde opvattingen omtrent rol, betekenis,
en gebruik van bepaalde beelden) herkennen (voorbeeld: zie Fig. 2.4).
- Stereotypen herkennen die een uiting zijn van vooroordelen over de (groepen)
personen op een afbeelding.