Onderwijsbeleid: structuren en processen - colleges
Orhan Agirdag & Remmert Daas
College 1: Onderwijsstelsel. Basisactoren en duaal bestel
Agirdag
De Grondwet artikel 23
Lid 1: Het onderwijs is een voorwerp van de aanhoudende zorg der regering.
Historisch gezien werd onderwijs in Nederland geregeld door de kerk en parochies. Tegenwoordig
heeft de regering de verantwoordelijkheid om fatsoenlijk onderwijs mogelijk te maken.
Ministerie van onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW)
• Vroeger: minister + staatssecretaris
• Kabinet-Rute III: 2 ministers
- Ingrid van Engelshoven (D66): Minister van Onderwijs, Cultuur en wetenschap
▪ Hoger Onderwijs, MBO, Volwasseneducatie, Leraren
- Arie Slob (ChristenUnie): Ministerie voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media
▪ PO, VO & Media
Het onderwijsbeleidsveld (sterk vereenvoudigd)
Raden
• Onderwijsraad: een
onafhankelijk adviescollege,
opgericht in 1919. De raad
adviseert de regering en de
Kamer, gevraagd en
ongevraagd, over hoofdlijnen
van beleid en wetgeving op het
gebied van het onderwijs.
• VO-raad: een vereniging van
scholen in het voortgezet
onderwijs. De raad behartigt de
belangen van het voortgezet
onderwijs bij overheid, politiek,
bedrijfsleven en maatschappelijke organisaties. Daarnaast bevordert de VO-raad de kwaliteit van het
onderwijs door schoolbestuurders en schoolleiders te faciliteren bij het vervullen van hun taak. De
VO-raad vertegenwoordigd vrijwel alle schoolbesturen in Nederland en voert overleg met
werknemersorganisaties over de arbeidsvoorwaarden van ruim 120.000 personeelsleden.
,• PO-raad: de sectororganisatie voor het primair onderwijs. De vereniging behartigt de
gemeenschappelijke belangen van de schoolbesturen in het basisonderwijs, speciaal onderwijs
en (voortgezet) speciaal onderwijs. De PO-raad richt zich op drie grote domeinen: bekostiging,
werkgeverschap, de hoofdlijnen van het onderwijsbeleid.
Lid 2: Het geven van onderwijs is vrij, behoudens het toezicht van de overheid en, voor wat
bij de wet aangewezen vormen van onderwijs betreft, het onderzoek naar de bekwaamheid
en de zedelijkheid van hen die onderwijs geven, een en ander bij de wet te regelen.
Merk op: algemene eisen (ook dure particuliere scholen)
Wetgevende macht:
Eerste kamer en
Tweede Kamer
(parlement)
Uitvoerende macht:
de regering
Lid 2:
• Vrijheid van stichting/oprichting: het is voor iedereen mogelijk om een school op te richten, mits
de basisbekwaamheid in orde is. Er moeten bekwame mensen zijn in het onderwijs en het
onderwijs moet aan bepaalde eisen voldoen. Dit geldt ook voor particuliere scholen.
• De wetgevende macht (de Eerste en Tweede Kamer), dus niet de uitvoerende macht (de regering),
regelt de zaken betreffende het onderwijs. De regering kan niet zomaar zaken uitvoeren, het moet
eerst door de Kamer goed gekeurd worden. Dit voorkomt handelen voor politiek gewin.
Lid 3: Het openbaar onderwijs wordt, met eerbiediging van ieders godsdienst of
levensovertuiging, bij de wet geregeld.
Eerste introductie in het openbaar onderwijs. Het openbaar onderwijs gaat uit van een overheid,
meestal een gemeente.
,Lid 4: In elke gemeente wordt van overheidswege voldoend openbaar algemeen vormend
lager onderwijs gegeven in een genoegzaam aantal scholen. Volgens bij de wet te stellen
regels kan afwijking van deze bepaling worden toegelaten, mits tot het ontvangen van
zodanig onderwijs gelegenheid wordt gegeven.
Rol van de overheid
• 2 dimensies:
- Dimensie 1: Wie betaalt? Financieren,
subsidiëren
▪ Privaat
▪ Publiek
- Dimensie 2: Oprichten en besturen
▪ Privaat
▪ Publiek
1) Openbaar onderwijs: scholen die zowel zijn opgericht als gefinancierd worden door de overheid.
In de meeste landen ter wereld zitten de meeste leerlingen in het openbaar onderwijs.
2) Bijzonder onderwijs: In België en Nederland zit een minderheid van de leerlingen in het bijzonder
onderwijs
3) Particuliere scholen: de leerstof die je hier krijgt, is geen taak van de overheid
4) Regels: die door de overheid worden opgelegd aan goed gedrag en regels rond minimale
veiligheid. Er is wel sturing vanuit de overheid, maar de overheid betaalt er niet voor .
- Voorbeeld: elke school moet een branduitgang hebben
, Duaal stelsel in Nederland
• Openbaar onderwijs (ongeveer 30%)
- Neutraal
• Bijzonder onderwijs (ongeveer 70%)
- Meestal confessioneel bijzonder (katholiek, protestants, islamitisch, …)
- Algemeen bijzonder (neutraal)
▪ Vaak scholen met een bijzonder onderwijsconcept (Dalton, Jenaplan, Montessori,
Vrijescholen, …)
▪ Maar ook openbare scholen kunnen een bijzonder onderwijsconcept hebben (verschil
richting en inrichting)
• Hoe komt dat?
Lid 5: De eisen van deugdelijkheid, aan het geheel of ten dele uit de openbare kas te
bekostigen onderwijs te stellen, worden bij de wet geregeld, met inachtneming, voor zover
het bijzonder onderwijs betreft, van de vrijheid van richting.
• Vrijheid van richting
• Maar wordt geïnterpreteerd als plicht
• Keuze uit maatschappelijk verankerde richtingen (zie boeddhisme)
➢ Vrijheid van richting:
- Vroeger: vrijheid van richting werd juridisch meer geïnterpreteerd als een plicht i.p.v. een
vrijheid. Een nieuwe school moest tot een bepaalde richting behoren die nog niet werd
aangeboden. Niet alle ‘richtingen’ werden toegelaten. Het moest een erkende richting zijn.
- Nu: nu mogen op basis van een pedagogische project nieuwe scholen opgezet worden.
Bijvoorbeeld de Montessori school. Vroeger werd dit gezien als één neutrale richting.
➢ Wat je onder vrijheid van richting begrijpt, is een kwestie van interpretatie. Hoe je dit
interpreteert, is een kwestie van de wet.
➢ Voorbeeld: hoe zit het met seksuele voorlichting op scholen? Kan dit verplicht gesteld worden op
alle scholen of kunnen scholen ook een uitzondering krijgen? Hier staan twee grondrechten
tegenover elkaar: het recht op goed onderwijs en het recht op richting. De beslissing over de
kerndoelen, ligt bij de wetgevende macht / Eerste en Tweede Kamer.
➢ Deugdelijkheid: gaat over de input, zoals docenten die gekwalificeerd zijn en een veilig gebouw
(de basis)