Tentamen formeel strafrecht, K2
Samenvatting leerdoelen week 1
Het formele strafrecht regelt hoe de strafprocedure in Nederland wordt gevoerd. Het geeft
bevoegdheden waardoor het materiële strafrecht gehandhaafd kan worden.
Bronnen strafprocesrecht:
- Art. 6 EVRM: recht op eerlijk proces (hierop kun je je rechtstreeks beroepen voor de rechter)
- EU-strafrecht + Verdragen
- Wetboek van Strafvordering (Sv)
- Beginselen van behoorlijke procesorde
- Bijzondere wetten (Bijv. Opiumwet, Wegenverkeerswet, Wet Wapens en Munitie.
Karakter/uitgangspunten strafprocesrecht:
- Gericht op verwezenlijking van het materiële strafrecht.
o Procedures + bevoegdheden om normafwijkend gedrag daadwerkelijk aan te pakken.
- Normeren (=begrenzen) van de overheidsmacht
o Strafvorderlijke normen geven inhoud aan recht op eerlijk proces (art. 6 EVRM).
o Onder welke voorwaarden je iets mag uitvoeren.
Beginselen van het strafprocesrecht:
- Onschuldpresumptie: art. 6 EVRM onschuldig tot schuld is bewezen
- Verdachte hoeft niet mee te werken aan zijn eigen veroordeling, art. 6 EVRM
- Ne bis idem
- Legaliteitsbeginsel: art. 1 Sv
- Détournement de pouvoir: bevoegdheid niet gebruiken voor iets anders dan waarvoor het is
verleend.
- Subsidiariteit: is dit het minst ingrijpende middel? Je moet het juiste middel op de juiste wijze
inzetten.
- Proportionaliteit: is het optreden van de politie proportioneel/evenredig aan het doel?
Legaliteitsbeginsel, art. 1 Sv: strafvordering mag alleen plaatsvinden als hiervoor een wettelijke
grondslag is. Alleen de formele wetgever mag bepalen hoe het strafprocesrecht verloopt.
Opsporing heeft altijd wettelijke grondslag nodig o.g.v. art. 1 Sv. Als deze geen of bijna geen inbreuk
maakt op grond- of mensenrechten, is de grondslag de taak van de politie o.g.v. art. 3 Politiewet
en/of artikel 141 Sv.
De politie moet in het proces-verbaal alles verantwoorden. Wat ze hebben gedaan, hoe, waarom,
enz. de rechter weegt dit mee. Ook weegt de rechter mee dat de OvJ betrokken is en alles in overleg
met de OvJ ging.
2 Functies strafprocesrecht:
- Instrumentele functie (belang gemeenschap) handhaving materieel strafrecht mogelijk maken
door bevoegdheden te verlenen.
- Rechtsbescherming (belang verdachte) normeren van de overheidsbevoegdheid. Verdachte
wordt blootgesteld aan allerlei onderzoek. Moet binnen de kaders van eerlijk proces gebeuren.
(consequenties: art. 359a Sv)
Doel: eerlijk proces
,Normering overheidsmacht in opsporingsfase
- Art. 1 Sv: bij wet voorzien (=wet in formele zin). Strafvordering moet berusten op en kan alleen
worden geregeld door een wet in formele zin.
o Onder strafvordering valt bijv. opsporing, vervolging, berechten, etc.
Heel het proces van strafrecht, alle stappen vanaf het moment van aanhouding tot de
allerlaatste stap die gemaakt kan worden, valt onder strafvordering. (HR Muilkorf)
- Proces-verbaal: 152-153, 148 lid 3, 149 a, b Sv. Bij opsporing moet verslaglegging zijn, dit moeten
zijn verantwoorden in het proces-verbaal. Daarmee maken ze controle mogelijk. Achteraf moet
alles controleerbaar zijn. Rechter kan controleren of alles volgens de regels is gegaan.
- Gezag OvJ: 148 lid 1 en 2 Sv; 12 Politiewet. De hele opsporing gebeurt onder het gezag van OvJ.
De OvJ ziet erop toe dat de opsporing volledig, rechtmatig en eerlijk is. Zij moeten waken voor
het belang van de verdachte,
- Art. 359a Sv: consequenties verzuimen. Bewijs dat onrechtmatig is verkregen, kan worden
uitgesloten door de rechter. Vormverzuim = fouten die gemaakt zijn tijdens het onderzoek, ten
nadele van de verdachte. De verdachte moet worden gecompenseerd voor deze gemaakte
fout(en). De verdachte kan gecompenseerd worden door art. 359a lid 1 Sv. Sub a: hoogte van de
straf wordt verlaagd (4e materiele vraag), lichtste sanctie voor OM. Sub b: bewijs uitsluiten (1 e
materiele vraag), middelste sanctie OM. Sub c: OM niet ontvankelijk verklaard (3 e formele vraag)
aller zwaarste sanctie die opgelegd kan worden voor OM.
o HR Hollende Kleurling bewijsmateriaal onrechtmatig verkregen vrijspraak (1e materiele
vraag)
Strafproces (fasen):
- Vooronderzoek, art. 132 Sv
- Beslissing tot (verdere) vervolging: seponeren, transactie, strafbeschikking, dagvaarden
(belangrijk moment!)
o Seponeren:
o Transactie: je koopt door geld te betalen aan de staat je vervolging af. Afkoopsom.
o Strafbeschikking, art. 257: de OvJ doet de zaak af. Hier wordt wel vervolgd, door de OvJ.
o Dagvaarding.
- Onderzoek ter terechtzitting: bediscussiëren van bewijs
- Beraadslaging en uitspraak
Samenvatting leerdoelen week 2
Vooronderzoek/voorbereidingsonderzoek = onderzoek naar de feitelijke toedracht voorafgaand de
terechtzitting, art. 132 Sv. Wat is er feitelijk allemaal gebeurd? Omvat met name
opsporingsonderzoek (132a Sv) onder leiding van OvJ met toezichthoudende rol voor de rechter-
commissaris.
- Opsporingsonderzoek: door opsporingsambtenaren (art. 141 Sv) onder leiding van OvJ, gericht
op achterhalen wat er precies is gebeurd (waarheidsvinding). Bevindingen van
opsporingsambtenaren worden in een proces-verbaal vastgelegd (art. 152 Sv). OvJ neemt
vervolgens beslissing wat er verder met de zaak moet gebeuren.
- Onderzoek door de rechter commissaris: OvJ kan besluiten de rechter commissaris te vorderen
onderzoek te doen (bijv. het horen van getuigen), ook verdachte kan verzoeken tot onderzoek.
Opsporingsonderzoek
- Wordt meestal ingesteld naar aanleiding van een redelijk vermoeden dat een strafbaar feit is
begaan. Redelijk vermoeden: de verdenking moet berusten op objectieve en concrete gegevens.
Voorbeelden van feiten en omstandigheden: getuigenverklaringen, sporen bij misdrijven,
ervaring van opsporingsambtenaren, feiten algemene bekendheid, anonieme tips.
, - Opsporingsbevoegdheden die een meer dan geringe inbreuk maken op grondrechten (of een
risico vormen voor de integriteit en beheersbaarheid van de opsporing) behoeven een specifieke
wettelijke bepaling.
Als er sprake is van opsporing geldt de normering van opsporing (overheidsmacht):
- Art. 1 Sv: bij wet voorzien (=wet in formele zin). Strafvordering moet berusten op en kan alleen
worden geregeld door een wet in formele zin.
- Proces-verbaal: 152-153, 148 lid 3, 149 a, b Sv. Bij opsporing moet verslaglegging zijn, dit moeten
zijn verantwoorden in het proces-verbaal. Daarmee maken ze controle mogelijk. Achteraf moet
alles controleerbaar zijn. Rechter kan controleren of alles volgens de regels is gegaan.
- Gezag OvJ: 148 lid 1 en 2 Sv; 12 Politiewet. De hele opsporing gebeurt onder het gezag van OvJ.
De OvJ ziet erop toe dat de opsporing volledig, rechtmatig en eerlijk is. Zij moeten waken voor
het belang van de verdachte,
- Art. 359a Sv: consequenties verzuimen. Bewijs dat onrechtmatig is verkregen, kan worden
uitgesloten door de rechter. Vormverzuim = fouten die gemaakt zijn tijdens het onderzoek, ten
nadele van de verdachte. De verdachte moet worden gecompenseerd voor deze gemaakte
fout(en). De verdachte kan gecompenseerd worden door art. 359a lid 1 Sv. Sub a: hoogte van de
straf wordt verlaagd (4e materiele vraag), lichtste sanctie voor OM. Sub b: bewijs uitsluiten (1 e
materiele vraag), middelste sanctie OM. Sub c: OM niet ontvankelijk verklaard (3 e formele vraag)
aller zwaarste sanctie die opgelegd kan worden voor OM.
Maakt opsporingshandeling inbreuk op de persoonlijke levenssfeer?
- Ja, maar beperkt opsporingsbevoegdheid wordt dan ontleend aan algemene taakstelling van
art. 141 Sv en art. 3 Politiewet.
- Ja, meer dan beperkt / meer dan gering opsporingsbevoegdheid dient een specifieke
wettelijke grondslag te hebben in een wet in formele zin. Deze opsporingsbevoegdheden kun je
weer onderverdelen in:
o Traditionele dwangmiddelen
o Bijzondere opsporingsbevoegdheden
Opsporingsmethoden:
- Traditionele dwangmiddelen, art. 52 e.v. Sv
o Aanhouden
o Staande houden
o Meenemen voor verhoor
- Bijzondere opsporingsbevoegdheden: (Strafvordering, Eerste boek, Titel IVA, V, VA en VB)
BOB’s zijn op het nemen van strafvorderlijke beslissingen gerichte activiteiten ondernomen
n.a.v.: (3 verdenkingscriteria/domeinen, daarom is elke opsporingsbevoegdheid 3x geregeld):
1. Het redelijk vermoeden dat een strafbaar feit is begaan, art. 126g-126ni Sv
• De opsporingsbevoegdheden die hier kunnen worden ingezet: art. 126g-126ni Sv.
2. Het redelijk vermoeden dat in georganiseerd verband ernstige misdrijven worden beraamd
of gepleegd, art. 126o e.v. Sv.
• Strafbare feiten die nog niet zijn gepleegd, maar waar wel over nagedacht is in
georganiseerd verband, vallen hieronder als er sprake is van feiten bedoeld in art. 67 lid 1
Sv (voorlopige hechtenis), die gelet op hun aard en samenhang een ernstige inbreuk op
de rechtsorde vormen.
• Georganiseerd verband: Twee of meer personen, met ten minste 1 gemeenschappelijk
doel, met een zekere continuïteit
3. Aanwijzingen van een terroristisch misdrijf, art. 126za e.v. Sv.
• Dit is het lichtste verdenkingscriterium, er hoeft slechts een aanwijzing te zijn.