Colleges Wetenschapsfilosofie voor Sociologen
Rode draad in de cursus: spanning tussen objectivisme en relativisme
Inhoudsopgave
Colleges Wetenschapsfilosofie voor Sociologen................................................................................1
College 1 Inleiding, Historische schets................................................................................................1
College 2 Logisch positivisme en de Wiener Kreis..............................................................................4
College 3 Karl Popper.........................................................................................................................8
College 4 Thomas Kuhn 1922-1996..................................................................................................10
College 5 Imre Lakatos 1922-1974...................................................................................................15
College 6 Paul Feyerabend (1924-1994)...........................................................................................18
College 7 Wetenschapssociologie....................................................................................................22
College 1 Inleiding, Historische schets
Voor de werkcolleges krijgen we steeds een opdracht mee. Die wordt op donderdag
besproken.
Het responsiecollege hangt van ons af.
Opdracht voor werkcollege 1
o Slogan van Descartes: cogito ergo Sum -> ik denk dus ik ben
o De opdracht is wat je over die slogan kan vinden en wat dat te maken heeft
met rationalisme. Kijk eens wat je kan vinden over de evil Demon en wat zijn
moderne varianten daarvan.
Wetenschapsfilosofie: historische schets en losse dingen
Wetenschapsfilosofie is pas 100 jaar oud maar het heeft wel degelijk een
voorgeschiedenis.
Logisch positivisme heeft een belangrijke stempel gedrukt op de filosofie van de 20 e
eeuw.
Thomas Kuhn -> paradigma. Om de zoveel tijd wordt het ene wetenschappelijk
wereldbeeld omvergeworpen en wordt er weer een nieuwe aangehouden.
Een thema wat steeds terug zal komen is de spanning tussen objectivisme en
relativisme
o Een objectivist gelooft in objectieve feiten en waarheid
o Een relativist bestrijkt juist dat er zoiets zou bestaan als objectieve
wetenschap
De argumentatie luidt; wat mensen voor waar en voor werkelijk
houden, hangt altijd af van een bepaalde context.
Elke filosoof plaatsen we op het spectrum ergens tussen objectivisme en relativisme.
De boom van de filosofie (beeldspraak)
Liefde voor de wijsheid
Van oudsher kun je binnen de filosofie een aantal
hoofddisciplines onderscheiden
o Zijn -> metafysica wat bestaat de
werkelijkheid uit? wat is de diepere grond van
de werkelijkheid?
1
, o Kennen-> epistemologie kennisleer, bestaat er zoiets als betrouwbare
kennis en zo ja, waar komt ie dan vandaan?
o Handelen -> ethiek houdt zich bezig met het goed en kwaad, hoe dien ik
juist te handelen
Door de eeuwen heen gaan wij de epistemologie volgen. Uiteindelijk komen aan dat
aan de tak van de epistemologie, de wetenschapsfilosofie ontstaat.
Quine (Amerikaanse filosoof): heeft ooit opgemerkt dat elk drie of 4 jarig kind al
vragen kan stellen die horen bij die drie disciplines. Namelijk, what is there, how do
you know en why should I?
Tak van de epistemologie
Wat is de bron van betrouwbare kennis? -> daar zijn ruwweg twee verschillende
antwoorden op gegeven
o Rationalisme (Plato) zegt dat er iets als betrouwbare kennis bestaat, en de
bron daarvan is de ratio, het verstand. Het verstand is de meest belangrijke
bron van kennis
Plato is een prototype van een rationalist
Plato had een ideeënleer; de wereld die wij om ons heen ervaren met
onze zintuigen, is niet de werkelijke wereld volgens Plato. Het zijn
slechts vage afspiegelingen van de ideeën. De ideeënwereld is eeuwig
en onveranderlijk.
Aristoteles is een leerling van Plato
o Empirisme (Aristoteles)
Aristoteles was van mening dat de zintuigen de belangrijkste bron zijn
van betrouwbare kennis en niet het verstand. Hij was ook een
natuuronderzoeker.
Beiden stromingen hebben eeuwenlang langs elkaar bestaan.
Rafael, De school van Athene de belangrijkste filosofen uit de oudheid zijn
afgebeeld, in het midden Plato en Aristoteles
o Socrates is altijd is discussie
o Het zijn bijna allemaal mannen, op een vrouw na (Hypatia)
o Hypatia was een belangrijke filosofe en wiskundige uit de oudheid, in de
eerste en tweede eeuw van onze tijd.
o Plato wijst op het schilderij naar boven; de wereld van de ideeën overstijgt
deze wereld
o Aristoteles houdt zijn hand midden hoog om te zeggen van ho rustig aan laat
je niet teveel meeslepen, de wereld die we om ons heen ervaren is wel
degelijk de echte wereld. We kunnen via onze zintuigen betrouwbare kennis
vergaren.
In de 16e eeuw kwam het rationalisme tot grote groei door Descartes, Spinoza en
Leibniz
o Wat zij gemeen hebben is dat zij het verstand als belangrijkste bron zien van
betrouwbare kennis
o Zij hebben groot vertrouwen in de ratio
o Rationalisme heeft vooral wortel geschoten in continentaal Europa; Duitsland,
Frankrijk, Nederland.
o Descartes is de bekendste rationalist
2
, In dezelfde periode, 16e/17e eeuw zien we ook het empirisme opbloeien door Locke,
Berkeley en Hume -> deze filosofen zijn allemaal Brits.
o Wat zij gemeen hebben is dat zij juist groot vertrouwen hebben in de
zintuiglijke ervaring.
o David Hume is de belangrijkste empirist
David Hume
Als je het over Hume hebt, dan heb je het al snel over ‘de vork van Hume’. En vork in
de zin van een fundamentele tweedeling
Volgens Hume zijn er twee vormen van uitspraken
o Matters of fact -> uitspraken waar de feiten in de wereld ertoe doen
Synthetisch-> bevatten meer informatie dan louter in de termen die je
gebruikt zit opgesproken
A-posteriori-> achteraf, naderhand. Nadat je ‘onderzoek’ hebt gedaan
weet je pas of je uitspraak waar is of niet.
Contingent -> tegenovergesteld van noodzakelijk, het betekend dat
het ook anders had kunnen zijn.
Voorbeeld: er zitten meer dan 25 mensen in dit lokaal. Of het waar is
of niet, hangt af van de stand van zaken zoals die hier nu zijn
o Relations of ideas-> uitspraken die waar of onwaar zijn op grond van de
termen/woorden die je gebruikt. We hoeven niet te gaan checken of het wel
klopt
Analytisch -> de eigenschap zit opgesloten in het onderwerp
A-priori -> we hoeven niet in de wereld te kijken of de uitspraak klopt,
het is zo per definitie. A-priori betekend van tevoren, voorafgaand.
Noodzakelijk -> het is belangrijk dat ze waar zijn want anders doen we
onze taal en logica geweld aan, dat leidt tot contradicties
Bekend voorbeeld: alle vrijgezellen zijn ongetrouwd -> die uitspraak is
waar op grond van de termen die in die zin zitten (niet per se op stand
van zaken in de wereld)
o Volgens Kant is er ook synthetisch a priori: Elke gebeurtenis heeft een
oorzaak.
-> hoeven we niet te kennen
Wordt een dikke streep door gezet door de Wiener Kreiss
Immanuel Kant: zijn fusie van rationalisme en empirisme
Hij is een van de belangrijkste filosofen van de Westerse filosofie; verlichtingsfilosoof,
18e eeuw uit Duitsland. Hij had een zeer invloedrijk boek; kritiek van de zuivere
reden.
Kant probeert (met succes) rationalisme en empirisme bij elkaar te brengen. Hij is
van mening dat beiden stromingen zich hebben vergist.
De argumentatie van Kant is; de rationalisten hebben zich vergist omdat ze veel te
eenzijdig de nadruk hebben gelegd op de rol van het verstand en daarmee hebben ze
de rol van de zintuigelijke ervaring gebagatelliseerd. De empiristen hebben precies
hetzelfde maar dan omgekeerd gedaan. Volgens Kant zijn zowel verstand als
ervaringen nodig om kennis tot stand te brengen
De zintuigen leveren de ruwe inhoud van kennis en de ratio plaatst die ruwe inhoud
in een bepaalde vorm. Zowel verstand als zintuigen zijn nodig, zo kan kennis
ontstaan.
3