MB0116-242512B - Premaster: methoden en technieken v
onderzoek
Begrippenlijst volgens de Blokken van de Open Universiteit
Blok 1: Kernbegrippen
1. Wetenschappelijk, fundamenteel, praktijkgericht of
toepassingsgericht onderzoek:
o Fundamenteel onderzoek richt zich op theorieontwikkeling
zonder directe praktische toepassing.
o Praktijkgericht/toepassingsgericht onderzoek probeert
een specifiek probleem op te lossen in de praktijk.
2. Valorisatie: Het proces waarbij onderzoeksresultaten worden
omgezet in commerciële of maatschappelijke waarde.
3. Onderzoeksproces en de fasering hierin: De stappen in een
onderzoek, van probleemstelling tot dataverzameling en rapportage.
4. Onderzoeksmethodologie: De systematische aanpak voor het
uitvoeren van onderzoek, inclusief het gebruik van methoden en
technieken.
5. Onderdelen introductie artikel:
o Probleemstelling: De vraag die het onderzoek probeert te
beantwoorden.
o Onderzoeksvraag: De precieze vraagstelling waarop het
onderzoek antwoord geeft.
o Onderzoeksdoelstelling: Wat het onderzoek probeert te
bereiken.
o Wetenschappelijke en praktische relevantie: Waarom het
onderzoek belangrijk is, zowel theoretisch als in de praktijk.
6. Gap spotting: Het identificeren van gaten in bestaande kennis:
o Confusion spotting: Wanneer er tegenstrijdige resultaten
zijn.
o Neglect spotting: Een gebied dat nog niet is onderzocht.
o Application spotting: Wanneer theoretische kennis nog niet
in de praktijk is toegepast.
7. Redeneervormen:
, o Modus ponens: Als A waar is, dan volgt B.
o Modus tollens: Als B niet waar is, dan is A ook niet waar.
o Bevestigen consequens en ontkennen antecedens zijn
redeneringsfouten.
8. Kwantitatief, kwalitatief en mixed-methods research design:
o Kwantitatief: Nadruk op cijfers en statistische analyses.
o Kwalitatief: Nadruk op diepgaande, beschrijvende gegevens.
o Mixed-methods: Combinatie van beide benaderingen.
9. Soorten onderzoek:
o Experiment: Onderzoek waarbij de onderzoeker variabelen
manipuleert.
o Survey: Onderzoek met vragenlijsten.
o Case study: Diepgaand onderzoek naar één casus of situatie.
10. Validiteit en betrouwbaarheid:
o Interne validiteit: De mate waarin een onderzoek
daadwerkelijk meet wat het moet meten.
o Externe validiteit: De mate waarin resultaten
generaliseerbaar zijn.
o Betrouwbaarheid: De consistentie van de meetresultaten
over tijd.
11. Bias en error:
o Bias: Systematische fouten, vaak veroorzaakt door de
onderzoeker.
o Error: Willekeurige fouten, bijvoorbeeld door deelnemers.
12. Triangulatie: Het gebruik van meerdere methoden of bronnen
om de betrouwbaarheid van resultaten te verbeteren.
13. Inductie en deductie:
o Inductie: Redeneren van specifieke gevallen naar algemene
conclusies.
o Deductie: Redeneren van algemene principes naar specifieke
gevallen.
14. Causaliteit, correlatie en multi-causaliteit: