BESTUURS- EN
STAATSRECHT
,Inhoudsopgave
H.1 Introductie bestuursrecht............................................................................................................3
1.1 - De kandidaat beschrijft op centraal en decentraal niveau welke organen belast zijn met de drie
onderdelen van de trias politica (wetgeving, uitvoering (bestuur) en rechtspraak)............................3
1.2 - De kandidaat bepaalt voor een orgaan onder welke bestuurslaag (Rijk, provincie, gemeente)
dit valt................................................................................................................................................4
..........................................................................................................................................................4
1.3 - De kandidaat stelt in een eenvoudige situatie vast op grond van welke wet een
overheidsorgaan mag optreden (legaliteitsbeginsel)..........................................................................4
1.4 - De kandidaat motiveert in een eenvoudige situatie of iets in het bestuursrecht geregeld is......5
H.2 De belangrijkste spelers in het bestuursrecht..............................................................................7
2.1 - De kandidaat past in een eenvoudige situatie de centrale begrippen uit de Awb toe
(bestuursorgaan, belanghebbende, besluit).......................................................................................7
2.2 -De kandidaat beschrijft welke (semi)overheidsinstantie belast is met de uitvoering van
wetgeving of het treffen van een voorziening op een bepaald beleidsterrein.....................................9
H.3 Bestuurshandelingen.................................................................................................................11
3.1- De kandidaat motiveert in een eenvoudige situatie waarom er sprake is van een
rechtshandeling (privaatrechtelijk of publiekrechtelijk) of een feitelijke handeling..........................11
3.2- De kandidaat stelt in een eenvoudige situatie vast welk soort besluit van toepassing is, te
weten beschikking of besluit van algemene strekking in de vorm van beleidsregel, algemeen
verbindend voorschrift of plan..........................................................................................................12
3.4- De kandidaat benoemt de soorten beschikkingen (vergunning, ontheffing, concessie, subsidie
en statusverlening)...........................................................................................................................13
H.5 Regels en normen voor besluitvorming.....................................................................................14
3.2 De kandidaat stelt in een eenvoudige situatie op basis van een algemeen principe vast welke
regelgeving van toepassing is...........................................................................................................14
5.1- De kandidaat motiveert in een eenvoudige situatie of wordt voldaan aan de vereisten voor een
aanvraag in de zin van de Awb.........................................................................................................14
5.2 - De kandidaat stelt in een eenvoudige situatie vast welk beginsel van behoorlijk bestuur in het
geding is bij besluitvorming door bestuursorganen..........................................................................15
5.3- De kandidaat stelt in een eenvoudige situatie de beslistermijn op een aanvraag vast op grond
van de Awb en kan ook de consequenties van de overschrijding van die beslistermijn benoemen.. .17
5.4- De kandidaat beschrijft de kenmerken van de wet Bibob (strekking, doel)................................18
H.6 Toezicht en handhaving.............................................................................................................19
6.1- De kandidaat beschrijft de kenmerken van bestuurlijke sancties uit de Awb (bestuurlijke boete,
last onder bestuursdwang, last onder dwangsom, intrekken vergunning).......................................19
6.2- De kandidaat bepaalt in een eenvoudige situatie welke bestuurlijke sanctie van toepassing is.
..........................................................................................................................................................19
1
,H.7 Rechtsbescherming in het bestuursrecht...................................................................................22
7.1-De kandidaat motiveert in een eenvoudige situatie of een bezwaarschrift aan de eisen van de
Awb voldoet......................................................................................................................................22
7.2- De kandidaat motiveert in een eenvoudige situatie of een bezwaarschrift ontvankelijk is........22
7.3- De kandidaat stelt in een eenvoudige situatie vast wanneer een bestuursorgaan uiterlijk moet
beslissen over een bezwaarschrift en kan benoemen wat de consequentie is indien deze
beslistermijn wordt overschreden.....................................................................................................23
7.4-De kandidaat beschrijft de procedure van bezwaar, beroep, administratief beroep en hoger
beroep bij de Raad van State volgens de Awb..................................................................................23
7.5-De kandidaat beschrijft de kenmerken van de voorlopige voorziening (onverwijlde spoed,
functie, beslissende instantie, bodemprocedure, consequentie).......................................................28
H.8 Klachtenbehandeling.................................................................................................................29
8.1- De kandidaat bepaalt in een eenvoudige situatie of er sprake is van een klacht of een
bezwaarschrift..................................................................................................................................29
8.2-De kandidaat beschrijft de taken en bevoegdheden van de nationale en gemeentelijke
ombudsman......................................................................................................................................30
H.9 Integere en open overheid........................................................................................................31
9.1- De kandidaat legt het belang van openheid en integriteit van openbaar overheid (Woo) en de
gevolgen van het ontbreken daarvan uit..........................................................................................31
9.2-De kandidaat stelt in een eenvoudige situatie vast of de Gedragscode Integriteit Rijk (GIR) juist
is nageleefd.......................................................................................................................................31
2
, H.1 Introductie bestuursrecht
1.1 - De kandidaat beschrijft op centraal en decentraal niveau welke
organen belast zijn met de drie onderdelen van de trias politica
(wetgeving, uitvoering (bestuur) en rechtspraak).
Overheid en bestuurslagen
Centrale overheid:
- Wetgevende macht: Eerste en Tweede Kamer en de regering, wetgevende
bevoegdheid dus staatsrecht (regering heeft dus zowel wetgevende als uitvoerende
taken);
- Uitvoerende macht: de regering (de koning en alle ministers), heeft (ook) een
bestuurstaak, dus bestuursrecht;
- Rechtsprekende macht: rechtbanken, gerechtshoven, de Hoge Raad en het Openbaar
Ministerie (zie art. 2 Wet RO)
Provincie:
- Wetgevende macht: Provinciale Staten, heeft een wetgevende taak, dus staatsrecht;
- Uitvoerende macht: Gedeputeerde Staten, heeft een bestuurstaak, dus bestuursrecht;
- Rechtsprekende macht: rechtbanken, gerechtshoven, de Hoge Raad en het Openbaar
Ministerie (zie art. 2 Wet RO)
Gemeente:
- Wetgevende macht: Gemeenteraad, heeft een wetgevende taak, dus staatsrecht;
- Uitvoerende macht: College van B&W, heeft een bestuurstaak, dus bestuursrecht;
- Rechtsprekende macht: rechtbanken, gerechtshoven, de Hoge Raad en het Openbaar
Ministerie (zie art. 2 Wet RO)
Stappen welke macht
Eerste check: is het publiekrecht of privaatrecht?
Tweede check:
- Wetgevende macht: wordt er een wet/regel vastgesteld?
- Uitvoerende macht: gaat het om een bestuurstaak/uitvoerende taak? Dus om het
uitvoeren van een wet/regeling?
- Rechtsprekende macht: gaat het om uitspraken/beroep bij rechters?
Let op je motivering: zie hierboven achter het pijltje!
3