Jurist in Control 1
Week 1
De Europese Unie: ontstaan
Na WOII worstelt EU met de verwoestende gevolgen van de oorlog. Om herhaling te
voorkomen beseffen verschillende EU-landen dat internationale samenwerking noodzakelijk
is.
In 1950 ontstaat het idee om de kolen- en staalindustrie te bundelen.
Op 18 april 1951 ondertekenen Frankrijk, Duitsland, Italië, België, Nederland en
Luxemburg het verdrag voor de oprichting van de Europese Gemeenschap voor Kolen
en Staal (oftewel: EGKS). Voor het eerst is er op dat moment een overstijgende
organisatie, waar de lidstaten zich aan de onderling gemaakte afspraken moeten
houden.
Om nog beter samen te werken op het gebied van handel en economie ontstaat in
1958 de Europese Economische Gemeenschap (oftewel: EEG). Er zijn dan geen
handelsbelemmeringen meer. Hierdoor is handelen tussen lidstaten makkelijker en
goedkoper. Steeds meer landen sluiten vanaf dat moment aan.
In 1992 tekenen twaalf lidstaten het Verdrag van Maastricht. Daarin versterken ze de
economische samenwerking. Ook gaan ze op politiek vlak meer samenwerken. Dat
leidt tot de oprichting van de Europese Unie (EU).
Op 1 februari 2020 heeft het Verenigd Koninkrijk de EU verlaten. De EU telt
momenteel 27 lidstaten en heeft 24 officiële talen.
Doel: vrede en welzijn
Staatssoevereiniteit
De overheid heeft de ultieme beslissingsbevoegdheid op het grondgebied van de staat en is
de enige die wet- en regelgeving kan opstellen. Oftewel: de staat heeft staatssoevereiniteit.
Dit betekent dat andere staten niet kunnen bepalen hoe Nederland zijn regelgeving
vormgeeft, deze macht ligt alleen bij de nationale overheid. Deze macht kan op twee
manieren worden beperkt, door middel van het vrijwillig overdragen van deze macht of het
onvrijwillig overdragen van deze macht. Ten eerste kan een staat beslissen om (een deel van)
de beslissingsbevoegdheid over te dragen aan bijvoorbeeld een internationale organisatie.
De staat kan dan niet meer zelf alle regels stellen, maar bepaalt dat een organisatie hoger en
gezaghebbender is dan de staat zelf. Het gaat hier natuurlijk om vrijwillig overdragen van
beslissingsbevoegdheid, bijvoorbeeld ten gunste van inwoners van een staat omdat een
gezaghebbendere en machtigere organisatie het belang beter kan dienen. Een voorbeeld van
onvrijwillig overdragen van beslissingsbevoegdheid komt voor in geval van het militair
binnenvallen van de ene staat door een andere staat.
VEU
In dit verdrag staan de doelstellingen van de EU opgenoemd. De belangrijkste doelstellingen
zijn vrede en welzijn, het creëren van een ruimte van vrijheid, veiligheid en recht, het
oprichten en voltooien van de interne markt, het instellen van een economische en
monetaire unie en het beschermen van mensenrechten.
,VWEU
Doelstellingen uitgewerkt.
Gouvernementele organisatie: samenwerking tussen staten. Intergouvernementeel of
supranationaal karakter.
Non-gouvernementele organisatie: samenwerking tussen personen. Onafhankelijk van
staten.
Supranationaal karkater
Als we het hebben over wetgeving met een supranationaal karakter. Staten kunnen bij het
oprichten van een organisatie zelf kiezen of en hoeveel soevereiniteit ze afstaan aan deze
organisatie. Als lidstaten geen soevereiniteit afstaan, wordt de organisatie een
intergouvernementele organisatie genoemd. Als lidstaten wel beslissingsbevoegdheid
afstaan aan de organisatie, is er sprake van een supranationale organisatie. Een
supranationale organisatie staat boven de lidstaten, terwijl een intergouvernementele
organisatie een samenwerking is tussen lidstaten. De lidstaten geven in het geval van de
Europese Unie vrijwillig een gedeelte van hun beslissingsbevoegdheid af aan een
internationale organisatie. Zij accepteren in dat geval dat de organisatie zelf regels vaststelt
waar zij zich aan moeten houden. De staten kunnen dan niet meer afzonderlijk de inhoud
van deze regels bepalen.
Beginselen van de Europese Unie
Loyale samenwerking loyaliteitsbeginsel (4 lid 3 VEU): lidstaten doen niets wat strijdig
is met de verdragen en voeren trouw alle verplichtingen uit die uit het EU recht
voortvloeien.
o Voorbeeld: Duitsland is verplicht om uitvoering te geven aan de afspraken uit
EU-richtlijnen betreffende de verplichtingen die de EU heeft opgelegd
aangaande het consumentenrecht.
Attributiebeginsel (5 lid 2 VEU): de EU is alleen bevoegd als daarvoor een grondslag
bestaat in het verdrag. Exclusieve bevoegdheid.
o Voorbeeld: artikel 38 VWEU geeft de EU de bevoegdheid en mogelijkheid om
beleid op te stellen op het gebied van landbouw.
Subsidiariteitsbeginsel (5 lid 3 VEU): de lidstaten bepalen zo veel mogelijk zelf. Pas als
het beter gezamenlijk kan, is de EU bevoegd. Niet-exclusieve bevoegdheid.
o Voorbeeld: het effect van regels tegen luchtverontreiniging is groten als de EU
deze opstelt, dan als alleen NL dit doet.
Evenredigheidsbeginsel (5 lid 4 VEU): voor het bereiken van een doel moet altijd het
minst ingrijpende middel worden gekozen.
o Voorbeeld: De Duitse overheid mag een product niet verbieden, maar mag
wel verplichten dat er een waarschuwing op het etiket komt.
Gelijkheidsbeginsel (18 VWEU): discriminatie op grond van nationaliteit is verboden.
o Voorbeeld: Spanje mag personen, goederen en diensten uit andere lidstaten
niet anders behandelen van personen, goederen en diensten uit Spanje.
o Stel je voor dat een inwoner van Duitsland naar Spanje reist om daar een
vakantiehuis te kopen. Volgens het gelijkheidsbeginsel van artikel 18 VWEU
mag deze Duitse burger niet gediscrimineerd worden op basis van zijn
, nationaliteit bij het verwerven van onroerend goed in Spanje. Zonder het
gelijkheidsbeginsel zou het mogelijk zijn dat Spanje bepaalde rechten of
voordelen met betrekking tot onroerendgoedtransacties alleen toekent aan
Spaanse staatsburgers, terwijl andere EU-burgers, zoals deze Duitse persoon,
hiervan worden uitgesloten. Diploma tandheelkunde in Spanje behaald-> mag
werken in Duitsland.
Prioriteitsbeginsel (Costa/ENEL) -> Europees recht gaat voor op nationaal recht bij
strijdigheid. Directe werking -> hoeft niet omgezet te worden.
Europese interne markt
Regels op het gebied van vrij verkeer;
In de EU geldt vrij verkeer van personen, goederen, diensten en kapitaal. Het beginsel
van vrij verkeer betekent dat de handelsstroom tussen lidstaten niet belemmerd mag
worden. Een lidstaat kan bijvoorbeeld niet meer verbieden dat een product uit een
andere lidstaat verkocht wordt. Is een product eenmaal in een lidstaat in de handel
gebracht, dan heeft dat product in principe vrije toegang tot alle nationale markten
van de EU.
Verbod op staatssteun;
De interne markt omvat nog een pijler, te weten het verbod op staatssteun.
Staatsteun komt in veel verschillende vormen voor. Je kunt bijvoorbeeld denken aan
subsidies die door de overheid worden gegeven. Met een subsidie is het mogelijk
voor een bedrijf om goedkoper te produceren. Een dergelijke subsidie kan de interne
markt schaden doordat het oneerlijke concurrentie creëert. Het geven van staatsteun
in de EU is daarom verboden. Lening is ook een voorbeeld.
Mededingingsregels.
Niet alleen de overheid kan de interne markt belemmeren, ook bedrijven kunnen met
hun marktgedrag de interne markt verstoren. Zij kunnen bijvoorbeeld afspraken met
elkaar maken over de prijs die ze voor hun producten vragen, waardoor de
concurrentie wordt beperkt en consumenten te veel betalen. Dit noemen we
kartelvorming. Kartelvorming in de EU is verboden en wordt door de Commissie met
hoge boetes bestraft.
o Voorbeeld kartelvorming: bierbrouwers maken prijsafspraken, waardoor de
consument wordt benadeeld en krijgen door de commissie een flinke boete
opgelegd.
o Misbruik machtspositie: Google ads (prijsvergelijker) -> Google zet zichzelf
bovenaan ondanks betalingen andere bedrijven
Europese Raad
De hoogste instelling binnen de EU is de Europese Raad. Deze instelling komt ook het
meest in het nieuws, omdat hier belangrijke beslissingen worden genomen. De
Europese Raad sluit namelijk de verdragen: de belangrijkste vorm van het Europese
Recht. De rechtsbasis voor de samenstelling en de taken van de Europese Raad zijn
terug te vinden in artikel 15 VEU.
Staatshoofden en regeringsleiders van de lidstaten hebben zitting in de Europese
Raad, samen met de voorzitter van de Europese Commissie. De Europese raad heeft
een vaste voorzitter. Nederland wordt in de raad vertegenwoordigd door de Minister-
President. De Hoge Vertegenwoordiger van de Unie voor Buitenlandse Zaken en
, Veiligheidsbeleid is lid van de Europese Commissie, maar als de Europese Raad het
over buitenlandse zaken en veiligheid heeft, neemt deze ook deel aan de
samenwerking en overleggen van de Europese Raad.
Taken van de Europese Raad zijn verdragen opstellen en verdragen wijzigen (primaire
wetgeving). De wijzigingen worden voorbereid door juristen en diplomaten uit alle
lidstaten. In het proces zullen al compromissen gesloten worden. Uiteindelijk komt de
EU-raad bij elkaar voor een definitieve vaststelling van een nieuw verdrag. Een
beslissing in de Europese raad wordt meestal genomen met unanimiteit.
Europees Parlement
De belangen van de Europese burgers worden behartigd door het EP. De leden
worden een keer per vijf jaar gekozen door de burgers van de EU. De rechtsbasis voor
de samenstelling en taken van het EP staat in artikel 14 VEU.
Net zoals in het Nederlandse parlement zijn de parlementariërs (705) aangesloten bij
fracties (partijen). Verder kent de EP ook een voorzitter, welke een termijn heeft van
twee en een halfjaar.
De belangrijkste rol speelt het EP bij de samenstelling van de Commissie (wat middels
benoeming gaat). Dit gebeurt een keer per 5 jaar. Verder heeft het EP de mogelijkheid
om invloed uit te oefenen op de begroting. De belangrijkste tijd is echter de rol die
het EP spelt in de wetgevingsprocedure. Bij de gewone wetgevingsprocedure kan het
proces namelijk pas positief worden afgerond als het EP heeft ingestemd. Het EP
heeft, net als de Raad, de mogelijkheid om een voorstel te amenderen.
Controleren overige instellingen.
Europese Commissie
De belangen van de EU worden behartigd door de Europese Commissie. De
Commissie is het spil van de EU. De verdragen worden opgesteld door de Europese
Raad, maar de uitvoering ervan wordt overgelaten aan de Commissie. De rechtsbasis
voor de samenstelling en de taken van de commissie is artikel 17 VEU.
De EU-commissie bestaat uit een voorzitter en (27) commissarissen, die ieder een
eigen directoraat-generaal hebben. De commissarissen zijn te vergelijken met
ministers. Zo zijn er commissarissen voor milieu en voor handel. De commissaris voor
buitenlandse zaken wordt de hoge vertegenwoordiger genoemd (welke soms ook
deelneemt aan de Europese Raad). Ook al hebben de commissarissen de nationaliteit
van een lidstaat, zij moeten voldoende onafhankelijk kunnen opereren en altijd de
doelstellingen van de EU naleven. De commissie functioneert onafhankelijk van de
lidstaten en dient het belang van de EU. De commissie en de samenstelling daarvan
gaat middels benoeming (boek).
De commissie heeft een grote taak, welke in drie categorieën kan worden
onderverdeeld.
o Wetgevende: het VWEU en het VEU vormen de basis van het EU recht,
daarnaast is het Handvest van de grondrechten van de EU van kracht. Deze
drie verdragen gezamenlijk worden ook wel het primaire EU recht genoemd.
Op basis van dit primaire EU recht, kan secundair EU recht worden
aangenomen. Dat zijn bijvoorbeeld richtlijnen, verordeningen, besluiten,
adviezen en aanbevelingen (zie artikel 288 VWEU). Het is de taak van de
commissie om deze bepalingen uit te werken in nadere regelgeving, het