100% tevredenheidsgarantie Direct beschikbaar na betaling Zowel online als in PDF Je zit nergens aan vast
logo-home
Samenvatting Les 4 - Hoofdstuk 6 €5,49
In winkelwagen

Samenvatting

Samenvatting Les 4 - Hoofdstuk 6

1 beoordeling
 19 keer bekeken  0 keer verkocht

Samenvatting hoofdstuk 6. Vastgoedeconomie, Jan Buist, 1e druk.

Voorbeeld 2 van de 10  pagina's

  • 30 december 2019
  • 10
  • 2019/2020
  • Samenvatting
Alle documenten voor dit vak (6)

1  beoordeling

review-writer-avatar

Door: DanielleRecht • 4 jaar geleden

avatar-seller
Marjorie1
Vastgoedeconomie – Les 4

Hoofdstuk 6 Geld en bankwezen

§6.1 Geschiedenis van het geld
Vroeger was er een ruileconomie. De transactiekosten, de moeite en de tijd die dit ruilproces kostte,
waren te hoog. Geld was de oplossing. Prijzen werden uitgedrukt in grammen goud of zilver. De
waarde was redelijk stabiel, waardoor mensen vertrouwen hadden in deze metalen. De munten
hadden een nominale waarde (waarde die op de munt staat) en een intrinsieke waarde (werkelijke
waarde van de munt). Ruilhandel is directe ruil, gebruik van geld is indirecte ruil. Goud en zilver
werd in bewaring gegeven bij de goudsmeden (bank), in ruil daarvoor kregen ze een
ontvangstbewijs dat te allen tijde weer ingeruild kon worden. Kon ook als betaalmiddel worden
gebruikt of worden overgedragen.

§6.2 Geldstelsels
De overheid was degene die via wetgeving het uitgeven en in omloop brengen van geld
monopoliseerde, dit delegeerde zij aan De Nederlandsche Bank en later ECB. Deze is
verantwoordelijk voor de totale geldhoeveelheid.

Bij munten en bankbiljetten kwam de nominale waarde niet meer overeen met de intrinsieke
waarde. Fiduciair geld: burgers hebben vertrouwen in de waarde en stabiliteit van de munt.

Belangrijke ontwikkelingen in die tijd:
- Goudkernstandaard: bij De Nederlandsche Bank was voor alle bankbiljetten en munten in
omloop daadwerkelijk 40% van die waarde in goudstaven aanwezig.
- Papieren standaard: dekking van goud losgelaten. Als dekking voor het geld in omloop
mochten naast goud ook deviezen (bankbiljetten in de vorm van buitenlandse valuta)
meetellen, voor de internationale betalingen.
- ECB beschikt naast de dekking van goud en deviezen ook over tegoeden bij het IMF.

Systeem Bretton Woods: alle nationale valuta’s gekoppeld aan de dollar, die zelf gekoppeld werd
aan goud tegen een koers van 35 dollar per ounce. De dollar was nu de officiële wereldreservemunt.
Er waren vaste wisselkoersen voor de verschillende munten. De Wereldbank en Het Internationaal
Monetair Fonds werd opgericht om het beleid van de verschillende landen te bewaken. De
internationale handel gebeurde ook in dollars. Aan dit systeem kwam een eind (Nixon-schok).

§6.3 Soorten en functies van geld
Chartaal geld: is het stoffelijke geld, munten en bankbiljetten. Uitgeven van dit geld doet alleen De
Nederlandsche Bank en de ECB.

Girale geld: direct opeisbare vorderingen op geldscheppende instellingen in handen van het publiek,
overschrijving of pinnen.

Functies van geld:
1. Ruilmiddel: betaalmiddel, waardoor transacties snel en efficiënt tot stand komen.
2. Rekenfunctie: om waarde van goederen en diensten te kenmerken en ermee rekenen.
3. Spaarfunctie: oppotmiddel, geld sparen om op een later moment uit te geven. Het geld
wordt inactief, omdat ze het tijdelijk aan de geldkringloop onttrekken.

, §6.4 Het bankbedrijf
De corebusiness van een bank is het verlenen van kredieten. Deze kredietverlening kan plaatsvinden
uit:
- Eigen middelen
- Met gelden die men van anderen heeft opgenomen.
- Scheppen van een nieuw ruilmiddel (bankbiljetten of giraal geld).

Actieve bankbedrijf: houdt zich bezig met kredietverlening. Funding is hierbij belangrijk, omdat de
bank geld nodig heeft om die kredieten te verlenen.

Funding: is de wijze waarop de banken in Nederland middelen aantrekken om daarmee kredieten te
kunnen verlenen (aantrekken spaargeld).

Golden rule of banking: de looptijd van activa en passiva moeten met elkaar in overeenstemming
zijn. Een hypotheek met een looptijd van 10 jaar, zal een bank funden met geldmiddelen die ze ook
10 jaar tot haar beschikking heeft.

Centrale banken: die namens de overheid de omloop van bankbiljetten verzorgen en optreden als
bank voor het overige bankwezen.

Consumentenbanken: richten zich op dienstverlening aan particulieren d.m.v. het mogelijk maken
van betalingsverkeer, sparen en kredietverstrekking.

Private banken: voor vermogende particulieren. Er kan pas een rekening worden geopend als er een
minimumbedrag gestort wordt.

Zakenbanken/investeringsbanken: voeren voor bedrijven de plaatsing van aandelen en obligaties op
een effectenbeurs uit. Ze spelen ook een actieve rol in het fuseren en opsplitsen van bedrijven.
Zakenbanken handelen daarnaast, veelal op risicovolle wijze, voor eigen rekening.

Algemene/universele banken: consumenten- met zakenbankieren gecombineerd.

Hypotheekbanken: lenen geld uit tegen een hypotheek op gebouwen/schepen en daartoe middelen
op lange termijn aantrekken d.m.v. securitisatie. Securitisatie: is een techniek waarbij activa
(bezittingen) worden samengevoegd en verkocht als verhandelbare securities (effecten).

Primaire banken: banken die geld mogen scheppen. Deze vergunning beoordeelt en verstrekt De
Nederlandsche Bank.

Secundaire banken: benodigde kapitaal aantrekken op de vermogensmarkt (zelf lenen), mogen geen
geld scheppen. Moeten benodigde geld voor de leningen voor 100% zelf in huis halen.

Systeembank: een bank waarvan een mogelijk faillissement de rest van het financiële systeem en de
reële economie ernstig schade kan berokkenen (ING, Rabobank, SNS, ABN AMRO). Daarom moeten
zij een extra kapitaalbuffer aanhouden om beter in staat te zijn tegen onverwachte verliezen.

§6.5 Maatschappelijke geldhoeveelheid
Maatschappelijke geldhoeveelheid/primaire liquiditeitenmassa (M1): het chartale en girale geld
dat in handen is van het publiek (consumenten en bedrijven) en direct kan worden besteed.

Secundaire liquiditeiten (M2): kortlopende vorderingen van het publiek op geldscheppende
instellingen “bijna geld”. Termijn met een looptijd van 2 jaar of korter gehanteerd. Voorbeelden:
- Deposito’s met een looptijd tot en met 2 jaar.
- Deposito’s met een opzegtermijn tot 3 maanden.
- Aandelen

Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:

Verzekerd van kwaliteit door reviews

Verzekerd van kwaliteit door reviews

Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!

Snel en makkelijk kopen

Snel en makkelijk kopen

Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.

Focus op de essentie

Focus op de essentie

Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!

Veelgestelde vragen

Wat krijg ik als ik dit document koop?

Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.

Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?

Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.

Van wie koop ik deze samenvatting?

Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper Marjorie1. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.

Zit ik meteen vast aan een abonnement?

Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €5,49. Je zit daarna nergens aan vast.

Is Stuvia te vertrouwen?

4,6 sterren op Google & Trustpilot (+1000 reviews)

Afgelopen 30 dagen zijn er 52510 samenvattingen verkocht

Opgericht in 2010, al 14 jaar dé plek om samenvattingen te kopen

Start met verkopen
€5,49
  • (1)
In winkelwagen
Toegevoegd