Deel 1 Kwalitatief onderzoek
Waarom kwalitatief onderzoek
Kwalitatief onderzoek wordt vaak gebruikt om sociale fenomenen te begrijpen in hun natuurlijke
context. Het doel is om empirische patronen (regelmatigheden/terugkerende structuren) te vinden
en deze systematisch te bestuderen, wat kan leiden tot theorievorming via inductie (van specifiek
naar algemeen) of deductie (van algemeen naar specifiek). Dit type onderzoek richt zich vooral op
gesproken en geschreven teksten, observaties van gedrag en interacties tussen mensen. Het kan ook
dienen om bestaande theorieën aan te passen of uit te breiden.
Kenmerken van wetenschappelijk onderzoek
1. Empirisch: Gebaseerd op systematische observaties en gestandaardiseerde methoden.
2. Controleerbaar: De stappen van het onderzoek zijn na te gaan en leveren dezelfde conclusies
op.
3. Probabilistisch: Resultaten verklaren niet alle gevallen, maar wel een groot deel van de
mogelijke gevallen. Wetenschappelijke conclusies zijn dus nooit absoluut. Je kan dus nooit
conclusies trekken uit kwalitatief onderzoek
Wat wordt er onderzocht?
1. Natuurlijke omgeving: Bijvoorbeeld culturele verschillen in de zorg voor ouderen.
2. Contextuele benadering: Bijvoorbeeld de motieven van eerstejaarsstudenten om te daten,
waarbij de nadruk ligt op hoe hun leven invloed heeft op hun gedrag.
3. Perspectief van de respondent: Bijvoorbeeld de ideeën van Amerikanen over wapenbezit.
4. Inductieve benadering: Het onderzoek gaat van het specifieke naar het algemene, met als
doel nieuwe theorieën te vormen op basis van observaties.
5. Rol van de onderzoeker: De onderzoeker moet zich bewust zijn van zijn/haar eigen invloed
op het onderzoek en de resultaten.
Dataverzamelingsmethoden
Er zijn verschillende methoden om kwalitatieve data te verzamelen:
Interviews: Hierbij wordt geprobeerd diepgaande en persoonlijke antwoorden te verkrijgen.
Interviews kunnen gestructureerd, semigestructureerd of ongestructureerd zijn.
o Semigestructureerd: De onderzoeker heeft een lijst met vragen, maar kan flexibel inspelen
op het gesprek.
o Ongestructureerd: Er is veel vrijheid en er zijn weinig vaste vragen, wat ruimte geeft voor
een meer open gesprek.
Cognitief Interview: Een speciale interviewtechniek waarbij respondenten hardop
nadenken terwijl ze vragen beantwoorden, om te begrijpen hoe zij bepaalde termen en
vragen interpreteren. Dit wordt ook wel een cognitieve pretest genoemd.
Voorbeeld: Mantelzorgers, familieleden of goede vrienden interviewen.
Focusgroepen: Hier worden complexe onderwerpen besproken in een groep mensen die een
homogene achtergrond maar heterogene ervaringen hebben. Interactie tussen de deelnemers
staat centraal.
o Een groepsinterview met 6-10 personen waarbij interactie tussen deelnemers centraal
staat. Dit kan leiden tot dieper begrip van het onderwerp.
o Moderatorrol: De moderator zorgt ervoor dat de discussie op het onderwerp blijft, dat
iedereen de kans krijgt om te spreken en dat de sfeer open en veilig blijft.
Voorbeeld: Een focusgroep van mantelzorgers en huisgenoten van een patiënt.
, Observaties: Hierbij observeert de onderzoeker gedrag in een natuurlijke omgeving. Soms
weten de geobserveerden dat ze worden bekeken, soms niet.
Voorbeeld: Observatie van patiënten en verzorgers.
Bestaande data: Data uit bijvoorbeeld archieven of nieuwsberichten kan worden gebruikt
zonder dat de onderzoeker zelf een reactie uitlokt bij deelnemers. Dit maakt het vaak meer
valide, omdat er geen sprake is van reactiviteit (het veranderen van gedrag omdat men weet dat
ze geobserveerd worden).
Voorbeeld: Het gebruik van dagboeken of archiefmateriaal.
Belangrijke begrippen:
• Betrouwbaarheid: Het onderzoek is herhaalbaar en levert telkens dezelfde resultaten op.
• Validiteit: Het onderzoek meet daadwerkelijk wat het beoogt te meten.
• Reactiviteit: Het fenomeen dat participanten hun gedrag veranderen omdat ze weten dat ze
geobserveerd worden (het Hawthorne effect= anders gedragen).
• Going native: te veel inleven in de onderzoekssituatie, waardoor je je kritische blik verliest
Onderzoekersrollen en empirisme
Psychologen werken vaak empirisch, wat betekent dat ze kennis baseren op zintuiglijke ervaringen en
systematische observaties. Binnen wetenschappelijk onderzoek heb je twee rollen:
1. Producenten: Dit zijn de wetenschappers die het onderzoek uitvoeren, resultaten opschrijven
en presenteren op conferenties.
2. Consumenten: Dit zijn de mensen die de onderzoeksresultaten lezen en toepassen in hun
werk of persoonlijke leven.
Evidence-based werken betekent dat je je baseert op wetenschappelijk bewezen methoden en
resultaten.
Typen van Observatieonderzoek
1. Participerend vs. Niet-participerend
Participerend: De onderzoeker wordt actief onderdeel van de groep die hij/zij onderzoekt. Dit
type observatie wordt vaak gebruikt in etnografisch onderzoek. De onderzoeker kan dieper
inzicht krijgen in de dynamieken binnen de groep omdat hij/zij dezelfde ervaringen deelt.
o Voordeel: de onderzoeker kan dieper inzicht krijgen in de cultuur of groep, wat leidt tot
rijke, kwalitatieve data
o Nadeel: de onderzoeker kan te betrokken raken (going native)
Voorbeeld: Een onderzoeker woont enkele maanden in een afgelegen dorp om de dagelijkse
gewoontes van de inwoners te bestuderen.
Niet-participerend: De onderzoeker observeert de groep van een afstand, zonder deel te
nemen aan de activiteiten. Dit zorgt voor een grotere objectiviteit maar kan leiden tot een
oppervlakkiger inzicht in de groepsdynamiek.
o Voordeel: de onderzoeker kan een objectievere rol behouden en beïnvloedt de groep
minder
o Nadeel: er kan een afstand blijven waardoor subtiele dynamieken of onderliggende
betekenissen niet worden opgemerkt
Voorbeeld: Een onderzoeker observeert klaslokalen zonder actief deel te nemen aan de lessen.
2. Verhuld vs. Onverhuld
Verhuld: De deelnemers weten niet dat ze geobserveerd worden. Dit kan natuurlijk gedrag
opleveren, maar roept vaak ethische vraagstukken op.
Voorbeeld: Een onderzoeker observeert het gedrag van mensen op een drukke markt zonder dat zij
weten dat ze worden bestudeerd.
, Onverhuld: De deelnemers zijn op de hoogte van het onderzoek en weten dat ze
geobserveerd worden. Dit kan echter hun gedrag beïnvloeden, waardoor ze zich anders
gedragen dan normaal (Hawthorne-effect).
Voorbeeld: In een verzorgingshuis worden medewerkers geïnformeerd dat hun interacties met
bewoners worden geobserveerd voor een onderzoek.
3. Systematisch vs. Niet-systematisch
Systematisch: De onderzoeker bepaalt van tevoren welke specifieke fenomenen hij/zij wil
observeren. Dit kan bijvoorbeeld het aantal keren zijn dat bepaald gedrag voorkomt. Deze
methode wordt vaak gekwantificeerd en is erg gestructureerd.
Voorbeeld: Een onderzoeker observeert hoe vaak kinderen in een speelplaats elkaar fysiek aanraken
gedurende een uur.
Niet-systematisch: Er is geen vooraf bepaalde lijst of structuur, en de onderzoeker observeert
alles wat er gebeurt. Deze methode is meer kwalitatief en open, en kan nieuwe inzichten
opleveren die de onderzoeker van tevoren niet had verwacht.
Voorbeeld: Een onderzoeker zit een schooldag bij zonder vooraf vastgestelde focus en observeert hoe
leraren en leerlingen op elkaar reageren.
De vier rollen van de onderzoeker in observatieonderzoek:
1. Complete Participant (Volledige Deelnemer):
• Betrokkenheid: De onderzoeker wordt volledig lid van de groep en neemt actief deel aan
de activiteiten.
• Bekendheid: De groep is meestal niet op de hoogte dat de onderzoeker onderzoek
verricht. De rol is dus verhuld.
• Doel: Het verkrijgen van inzichten vanuit de groep zelf, met het risico dat de onderzoeker
te betrokken raakt (bekend als 'going native').
2. Participant Observer (Deelnemer-Observer):
• Betrokkenheid: De onderzoeker neemt deel aan de activiteiten van de groep, maar
behoudt enige afstand om observaties te doen.
• Bekendheid: De deelnemers zijn op de hoogte dat ze bestudeerd worden. De onderzoeker
is onverhuld.
• Doel: Inzichten krijgen met een balans tussen betrokkenheid en objectiviteit.
3. Observer (Niet-participerend):
• Betrokkenheid: De onderzoeker observeert van een afstand en neemt niet deel aan de
activiteiten.
• Bekendheid: De deelnemers weten dat ze geobserveerd worden. De onderzoeker is
onverhuld.
• Doel: Objectieve observaties maken zonder de dynamiek van de groep te verstoren.
4. Covert Observer (Verhulde Observer):
• Betrokkenheid: De onderzoeker observeert zonder deel te nemen.
• Bekendheid: De deelnemers weten niet dat ze geobserveerd worden. De onderzoeker is
verhuld.
• Doel: Het observeren van natuurlijk gedrag zonder de omgeving te beïnvloeden.
Combineren van methoden (Triangulatie)
Onderzoekers kunnen verschillende methoden, databronnen of perspectieven combineren om een
vollediger beeld te krijgen van de onderzochte fenomenen. Dit staat bekend als triangulatie.
Voorbeeld: Naast observatie van kinderen in een klaslokaal, kan de onderzoeker ook
interviews houden met de ouders om aanvullende informatie te krijgen.
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper kontje. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €7,16. Je zit daarna nergens aan vast.