De gewonde op de parkeerplaats –
Jan A. Verschoor, Gérard Hérin (bewerkt door Karin de Koning)
p. 5
Hoofdstuk 1
Woensdag 25e
Er is sprake van een man onder een grote boom.
Op een van de plaatselijke radio’s: “Hier is Radio-Villeneuve. Hier is ons nieuws. Het ‘monster van de
parkeerplaats’ heeft weer toegeslagen. Weer is er een politieagent gedood, slachtoffer van die man
die doodt met zijn auto. Vier moorden binnen enkele weken! Elke keer een politieagent. Elke keer
weer op een parkeerplaats in onze stad!
Claude Michel heeft z’n autoradio uitgezet. Hij heeft een goed humeur en heeft helemaal geen zin
om naar slechtnieuwsberichten te luisteren.
Hij parkeert op een parkeerplaats, tegenover het restaurant ‘Le Moderne’, de Lafayettestraat
nummer 12.
Hij kijkt op zijn horloge.
- Ik heb nog weinig tijd, zegt hij tegen zichzelf. De maaltijd begint om 12 uur 45 precies, en het is 10
over half 1.
De maaltijd … De laatste woensdag van de maand, Claude bevindt zich, in ‘Moderne’, zijn vrienden
van de ‘Club van de Jagers’. De ‘Moderne’ is een heel goed restaurant: men serveert er uitstekende
maaltijden! Dus, denkt Claude, erg tevreden, aan de goede dingen die daar op hem wachten.
Hij stopt de motor, stapt uit, en sluit zijn auto daarna.
Hij heeft zijn witte Clio onder een grote boom gezet die heel veel schaduw geeft. De boom bevindt
zich op een wat afgelegen plekje, bij het achterste deel van de parkeerplaats. Aan de voet van de
boom zijn een paar kleine struikjes en ook nog een beetje gras.
Claude heeft zijn zomerjack in de auto laten liggen: het is prachtig weer. Het is een van de mooiste en
warmste dagen van eind april waardoor het lijkt alsof het al juli of augustus is.
Nou ja, er staat een klein beetje wind. Maar de zon schijnt. En bovendien is Claude 24 jaar; hij heeft
het hele leven voor zich; en van dit leven weet hij dat hij er veel van kan verwachten.
p. 6
Ja, hij weet het. Hij is er zeker van, zelfs … tot die seconde, die kleine seconde. Want, nu, is het een
ramp!
Claude ziet, een meter van hem vandaan, onder de boom, nauwelijks verstopt door de kleine
struikjes, een uitgestrekte man aan de zijkant liggen, met z’n ogen dicht.
Het hoofd van de man zit onder het bloed. Zijn rechterarm lijkt, volgens de positie, gebroken te zijn.
De ongelukkige is volledig onbeweeglijk. Is hij dood? Is hij zonder bewustzijn?
Hij draagt een joggingbroek. Op zijn jasje kun je lezen, in grote letters, ‘C.S.P.V.P’.
‘Club Sportif de la Police de Villeneuve’ (Sportclub van de Politie van Villeneuve) …. Mijn God ! Een
politieagent ! denkt Claude Michel.
Claude is overstuur. Hij doet enkele stappen achteruit, aarzelt, daarna gaat hij weer naar het lichaam.
De ongelukkige is echt niet mooi om te zien … Wat is er gebeurd? Hebben ze hem in elkaar geslagen?
Is er een auto over hem heen gereden? Is het weer eens een crimineel die …?
Claude Michel loopt enkele stappen over de parkeerplaats, dan stopt hij. Allerlei ideeën spoken er
door zijn hoofd. En de eerste is: weer in z’n auto stappen en snel ervan wegrijden, heel snel!
Want uiteindelijk, zegt hij tegen zichzelf, is het mijn Clio die daar staat, een meter van de ongelukkige
af. Ze gaan meteen denken dat ik het gedaan heb! Met dat verhaal van die crimineel van de
parkeerplaatsen, zijn politieagenten nerveus! Welnee! Ik kan nu niet weggaan!
Misschien heeft iemand mij gezien: dan word ik beschuldigd van niet helpen bij een persoon in
gevaar. Dat wordt dan rechtbank en daarna gevangenis! … Ik moet iets doen – maar wat? Ik moet
initiatief nemen – maar wat voor initiatief? … in ieder geval kan ik niet hier blijven zonder wat te
,doen. De ongelukkige moet gered worden – als het al niet te laat is. En dus alarm slaan, en snel!
Claude rent in allerijl naar het restaurant de ‘Moderne’, waar hij naar binnengaat.
-Hé, Claude! Zeg je geen gedag meer?
-Wat is er aan de hand, Claude? Wat is er met je?
-Wat is er gebeurd? Vertel op.
p. 7
Maar Claude geeft geen antwoord aan z’n jachtkameraden. Hij zie ze niet. Hij kijkt niet eens naar de
mooi versierde tafel die klaar staat voor de maaltijd. Hij loopt door de restaurantzaal heen in de
richting van de telefoon.
- Politiebureau van Villeneuve Sud (Zuid Villeneuve), zegt u het maar.
- Ik heb zojuist het lichaam van een politieagent ontdekt op de parkeerplaats van de Lafayette straat,
tegenover het restaurant ‘Moderne’.
- Het lichaam, zegt u? Is hij dood?
- Ja, … euh … nee. Nou ja, ik weet het niet zeker. Hij is misschien alleen buiten bewustzijn.
- Heeft hij z’n ogen open of gesloten?
- Gesloten.
- Nou, dan is hij niet dood: doden hebben hun ogen open …
Hoe weet u of het een politieagent is? Heeft hij een uniform aan?
- Nee, hij draag een jasje van uw sportclub.
- OK, we komen eraan. Geef mij uw naam en uw adres.
p. 8
- Claude Michel, Republiekstraat 13.
- Hier, in Villeneuve?
- Ja.
- Waarvandaan belt u?
- Vanuit restaurant ‘Moderne’.
- Prima. Wacht op ons op de parkeerplaats. En raak vooral niets aan!
, p. 8
Hoofdstuk 2
Woensdag 25
Waarin een van de politieagenten Claude Michel verdenkt.
Enkele minuten na het telefoontje van Claude, is de politie ter plaatse, net als de SAMU: een
ambulance en de auto van een dokter.
Heel snel heeft men de gewonde geïdentificeerd: het is brigadier Pierre Nicaud, van het politiebureau
van Villeneuve-Noord.
De dokter onderzoekt Nicaud, die nog steeds op z’n zij ligt, in de schaduw van een grote boom.
Er zijn heel veel politieagenten: agenten in uniform, officiers in burger.
Men neemt foto’s, veel foto’s: men maakt foto’s van de auto van Claude, de aarde op verschillende
plaatsen, daarna de gewonde, wanneer de arts klaar is.
Een van de politieagenten in burger maakt aantekeningen in een boekje en hij moet veel opschrijven!
De jagers staan allemaal voor de ramen van het restaurant. Daarvandaan kijken ze naar wat er
gebeurt.
p. 9
Ze zien dat er een lichaam op een brancard naar de ambulance van de SAMU wordt gebracht. Ze zien
ook hun kameraad, tussen de agenten.
Nu gaat Claude naar het midden van de parkeerplaats en hij maakt gebaren naar hen: hij geeft het
teken dat ze moeten gaan eten en niet op hem moeten wachten.
Wel, de jagers gaan aan tafel: het is al een uur en vanmiddag moeten ze weer werken!
Natuurlijk vergeten ze de arme Claude niet. Maar ze zeggen tegen elkaar, dat ook hij binnen enkele
minuten wel kan gaan eten.
Natuurlijk zijn ze nieuwegierig naar wat er is gebeurd, daarginds op de parkeerplaats. Waarom zijn er
zoveel politieagenten in burger? Het gaat zeker niet om een simpel ongelukje. Zou het dan om een
misdrijf gaan? Is het weer een daad van ‘het monster van de parkeerplaatsen’, die man die zijn
moorden durft te ‘signeren’? Elke keer remsporen; altijd dezelfde banden; altijd dezelfde auto, dus.
Wil hij zijn ongelukken doen geloven?
Welke rol heeft Claude kunnen spelen in deze zaak? Zojuist, toen hij uit het restaurant kwam, na zijn
telefoontje, heeft hij een paar woorden tussen zijn tanden gemompeld. En de jagers dachten dat hij
het over een zwaargewonde had. Waarom was hij zo zenuwachtig?
‘Wel, denken ze uiteindelijk, onnodig zich nog meer vragen te stellen! Claude zal ons wel snel
vertellen wat er is gebeurd’.
Nu zitten ze te genieten van de ganzenleverpaté die ze als voorgerecht hebben gekregen. En ze
zeggen tegen elkaar dat Claude dat ook wel lekker zal vinden.
Maar Claude Michel denkt nu even helemaal niet aan z’n ganzenleverpaté! Twee politieagenten zijn
bezig hem te ondervragen.: inspecteur Charvin (de man van het aantekeningenboekje) – 40 jaar
ongeveer, klein, mager, autoritair -, en commissaris Bouvier – 50-55 jaar, groot, sterk, lijkt
sympathiek. De twee mannen kunnen niet goed met elkaar opschieten …