Een document waarin oefenvragen antwoorden staan geschreven. Heel handig om te oefenen voor het tentamen. Vragen gemaakt door mijn docent, antwoorden geschreven door mijzelf.
Het geeft een nieuwe blik op de tentamen stof en is handig om jezelf mee te overhoren.
Hoofdstukken die worden behandeld...
Huiswerkopdrachten Perspectieven
Week 6
6.1 Beantwoord onderstaande vragen:
1. Psychologen worden opgedeeld in 3 groepen. Welke 3 zijn dat?
Experimenteel
Docenten
En toegepaste psychologie
2. Wat zijn de overeenkomsten en verschillen?
Een overeenkomst: ze geven vaak les op hoge scholen en universiteit
Ze houden zich bezig met de leer over het gedrag en de geest van de mens.
Hebben alle drie psychologie gestudeerd hebben
Maken alle drie gebruik van wetenschappelijke onderzoeken.
Verschillen:
Docenten geven meer les, experimenteel houd zich meer bezig met onderzoeken,
en toegepaste pscyholgen proberen meer maatschappelijke problemen op te
lossen.
2. 6.2 Welke 6 vragen horen bij de vaardigheden die nodig zijn voor kritisch denken?
3.
6 vaardigheden:
1. Wat is de bron?
2. Is de bewering redelijk of extreem?
3. Wat is het bewijsmateriaal?
4. Kan de conclusie zijn beïnvloed door bias?
– Emotionele bias
– Confirmation bias
5. Worden veelvoorkomende denkfouten vermeden?
– ‘Gezond verstand’ als wetenschappelijk bewijs gebruiken
– Correlatie-causaliteit denkfout
6. Zijn voor het oplossen van het probleem verschillende invalshoeken nodig?
4.
5. 6.3 leg in je eigen woorden de volgende begrippen uit:
1. anekdotisch bewijsmateriaal
Bijvoorbeeld reviews. Dus op basis van verhalen/ ervaringen van anderen.
2. emotionele bias
Een vervorming op basis van emoties. Je zou heel graag willen dat iets zo is, dus
neem je het ook sneller aan.
3. confirmation bias
Je gaat bevestiging zoeken om te bewijzen dat het werkt. Elke keer als je geen
bewijs hebt, negeer je dat. Je benoemd alleen de keren dat het wel werkt.
,1.1.1 Week 7
Lesdoelen
Student(e) beschrijft de zes belangrijkste perspectieven binnen de psychologie, zodanig dat hij de
overeenkomsten en verschillen kan benoemen.
Student(e) beschrijft hoe psychologen nieuwe kennis vergaren, zodanig dat hij/zij kritisch kan kijken
naar de herkomst van psychologische theorieën.
Huiswerkopdrachten
Maak ter voorbereiding op de studiegroep onderstaande opdrachten:
7.1 Beschrijf in eigen woorden de 6 belangrijkste perspectieven uit de psychologie.
a. Biologisch perspectief
Al het gedrag kan je linken aan alles wat er gebeurt in je lichaam. Het richt zich op hormonen,
zenuwstelsel, genetisch en fysieke kernmerken.
b. Cognitief perspectief
Richt zich op dat de geest als een computerachtige machine werkt. Hoe emoties en motivatie
gedachten en perceptie( waarnemingen) beïnvloeden. Richt zich op mentale processen zoals
gedachten, leren, geheugen en waarnemingen.
c. Behaviouristisch perspectief
Vind dat cognitieve psychologie niet objectief is. Je moet het kunnen meten aan de hand van wat je
ziet. Ze kijken alleen naar gedrag en beoordelen dat ipv innerlijke processen.
Richt zich op leren: je kunt alles leren, je wordt geboren als een blanco blad. Je doet wat je is
aangeleerd.
Daarnaast kan de omgeving de persoon sturen. Ze gaan ervan uit dat het niet in het hoofd zit,
maar dat de omgeving ze stimuleert en vanuit daar komt een respons. Dank aan straffen en
belonen.
d. Perspectief van de gehele persoon
Gaat uit van de gestalt: De persoon in zijn geheel, i.p.v. losse elementen.
Psychodynamische perspectief: Gedrag word geuit door iets wat in ons onderbewust zijn zit. Je
driften, libido, ego, super ego. Dit zijn voorbeelden van energie.
Humanistische perspectief: gericht op potentie en welke groeimogelijkheden zij hebben. Je kijkt
vooral naar wat iemand al kan. Dat past bij de participatiesamenleving.
Karaktertrekken en temperament perspectief: de nadruk ligt op karakter en temperament. Het ligt
erg aan je persoonlijkheid. Heb jij de karaktertrekken om snel nerveus te zijn, ben je nerveuzer dan
iemand die van zichzelf rustig is.
e. Ontwikkelingsperspectief
Gaat ervan uit dat een persoon zich zijn hele levend ontwikkeld. Zowel fysiek dan psychologisch.
Gedrag hoort bij de leeftijdsperioden. Wat is normaal op een bepaalde leeftijd?
Ook kijkt dit perspectief naar de combinatie van erfelijkheid en omgeving en levensfase.
f. Sociocultureel perspectief
Je omgeving bepaald het gedrag wat je laat zien.
Richt zich op:
Sociale invloeden op gedrag en mentale processen: hoe kan de omgeving nou het
gedrag beïnvloeden? Hoe individuen functioneren in groepen en culturele verschillen:
cultuur heeft invloed op je blik over dingen en het gedrag dat je laat zien.
7.2 In het boek worden 5 soorten psychologisch onderzoek beschreven. Leg alle 5 de vormen
uit en geef van alle 5 een voorbeeld.
1. Experiment
Vb: je hebt een experimentele groep en een controle groep, waarbij je 1 variabel op veranderd. De
rest is hetzelfde. De groep doe je door willekeurige selectie kiezen.
2. Correlatieonderzoek
Vb: Stelling: hoe meer je leert, hoe hoger je cijfer.
Positieve correalatie: hoe meer iemand leert hoe hoger het cijfer
Negatieve correlatie: meer leren, later punt.
Geen correlatie: je kunt erg geen verband uit halen.
, Verschil met experiment: je kunt niet zeggen of het oorzaak, verschil is. En je gaat áchteraf opzoek
naar verbanden.
Denk ook aan het voorbeeld van de giftige verf. Door ethische redenen.
3. Survey
Vb: je laat mensen een vooraf opgestelde vragenlijst invullen over hoeveel tijd je besteed op je
telefoon.
4. Natuurlijke observaties
Je gaat in de natuurlijke omgeving (jungle) van een orang-oetang observeren naar gedragingen.
5. Gevalstudie
Je maakt gebruik van een toevallig geval en doet dan onderzoek die je nodig hebt. .
1.1.2
1.1.3 Week 11
Lesdoelen
Student(e) beschrijft evolutie, natuurlijke selectie, genen en erfelijkheid, zodanig dat hij/zij het
verband tussen genen en gedrag kan uitleggen.
Student(e) beschrijft het zenuwstelsel en het endocriene stelsel, zodanig dat hij/zij kan uitleggen
hoe de interne communicatie in het lichaam verloopt.
Student(e) beschrijft de opbouw en functies van de hersenen, zodanig dat hij/zij het verband kan
uitleggen tussen gedrag en psychische processen.
Opdrachten voor in de Basisgroep / huiswerkopdrachten:
11.1 Leg natuurlijke selectie uit aan de hand van onderstaande afbeelding
De middelste giraf is te klein om bij het voedsel te komen en overlijd omdat hij verhongert. De
grotere giraffen met lange nekken planten zichzelf voor. En van die kinderen overleven weer de
grootste. Op deze manier krijg je een survival of the fittest.
11.2 Heel je lichaam bestaat uit zenuwcellen waarin informatie in het lichaam doorgegeven wordt.
Leg de volgende termen in eigen woorden uit.
a. Dendriet . de kleine vertakkingen om de celkern die de boodschap ontvangen.
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper Iris25. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €3,49. Je zit daarna nergens aan vast.