Met recht bedreven
Hoofdstuk 1 hanteren van wetten, regelingen en wettenbundels
1.2.1 algemene onderdelen in wetten en regelingen
Opschrift: de officiële naam van een wet of regeling met de daartoe behorende
informatie over de datum van ondertekening en het onderwerp.
Citeertitel: de officiële naam van een wet of regeling.
Aanhef: volgt na het opschrift en gaat vóór de inhoud van de wet of regeling. Je kunt
hieruit het wetgevingsproces van de betreffende wet of regeling afleiden:
- Je kunt hieruit al vaak beoordelen of het gaat om een wet in formele zin of een
wet in materiele zin
- Staat ook het doel/reden van de wet beschreven dit is de considerans
Corpus/lichaam: de kern van een wet of regeling wordt gevormd door wetsartikelen
(zijn genummerd en gestructureerd).
1.2.2 indeling wetten en regelingen
Verschillende indelingsinstrumenten voor het indelen van wetten en regelingen:
- Boeken de eerste grove indeling, vergelijkbare strafbare feiten staan
redelijk bij elkaar.
- Titels en hoofdstukken onderverdeling d.m.v. titels en hoofdstukken,
wetsartikelen die een vergelijkbaar onderwerp hebben worden door deze
structuur bij elkaar geplaatst.
- Afdelingen en paragrafen bij lange en uitgebreide wetten of regelingen is
een nog verdere onderverdeling vereist.
- Wetsartikelen het corpus van een wet of regeling, zijn genummerd
- Verwijzingsartikelen hulpmiddel voor eventuele relevante wetsartikelen
Gelaagde structuur: wetten/regelingen kunnen opgebouwd zijn uit verschillende
lagen, die van algemeen (lex generalis) naar bijzonder (lex specialis) gaan.
Schakelbepalingen: wetsartikelen die voor een bepaalde gelaagdheid zorgen, ze
vinden dus een ander wetsartikel van toepassing.
1.2.3 citeren
Citeren in het Burgerlijk Wetboek (BW):
Boek 10, titel 3, afdeling 1 van BW afdeling 10.3.1 BW
Boek 4, titel 3, artikel 13, lid 3, sub a van BW art. 4:13, lid 3 sub a BW
Citeren in Algemene Wet Bepalingen (Awb):
Hoofdstuk 5, titel 5.4, afdeling 5.4.2 Awb afdeling 5.4.2. Awb
Hoofdstuk 8, artikel 69, lid 1 Awb art. 8:69, lid 1 Awb
Citeren in Strafrecht (Sr):
Eerste boek, titel IIA, tweede afdeling Sr Tweede afdeling, titel IIA, Eerste
boek Sr
Derde boek, titel XIV, artikel 240 Sr art. 240 Sr
1.3
Registermethode: trefwoorden opzoeken achterin de wettenbundel.
Systematische methode: aan de hand van een opbouw/structuur van de wet of
regeling op zoek naar het juiste wetsartikel.
, Hoofdstuk 2 het ontleden van wetsartikelen
2.1.1
Leden: een stuk tekst in een wetsartikel dat op zichzelf gelezen kan worden, wordt
aangeduid met cijfers.
2.1.2
Subs: een stuk tekst in een wetsartikel dat niet op zichzelf gelezen kan worden,
vormt vaak een onderdeel van een opsomming.
2.1.3
Subleden: soms zelfstandig te lezen, soms ook niet zelfstandig te lezen.
2.2
Rechtsvoorwaarden: voorwaarden waaraan voldaan moet worden, wil er sprake
zijn van een bepaald gevolg.
- Vaak te herkennen aan de woorden: ‘voor zover’, ‘indien’ en ‘als’.
- Zelfstandig te toetsen.
- In een wetsartikel altijd eerst zoeken naar het rechtsgevolg.
2.2.1
Cumulatieve rechtsvoorwaarden: aan alle eisen moet worden voldaan
- Te herkennen aan het woordje ‘en’.
- Aangegeven met cijfers (rv1, rv2..).
Alternatieve rechtsvoorwaarden: er is een keuzemogelijkheid, één alternatief is
voldoende voor de inwerktreeding van het rechtsgevolg.
- Te herkennen aan het woordje ‘of’.
- Aangegeven met letters (rv1a, rv1b..).
Rechtsgevolg: aan alle rechtsvoorwaarden is voldaan.
- Bij de eerste rechtsvoorwaarde is er sprake van een rechtshandeling.
- Hierna volgen meerdere rechtsvoorwaarden die je met elkaar moet
combineren ‘door inhoud’ en ‘in strijd met’ is op zichzelf staand niet te
toetsen, maar ‘door inhoud in strijd met openbare orde’ wel.
Hoofdstuk 3 het oplossen van een juridische casus I (basis)
3.1
Vierstappenplan bij het oplossen van een juridische casus:
- Stap 1: het formuleren van de rechtsvraag
- Stap 2: het analyseren van het juridische kader
- Stap 3: het toepassen van de feiten op het juridische kader
- Stap 4: het beantwoorden van de rechtsvraag
3.1.1
Stap 1: formuleren van de rechtsvraag
- De partij(en): de partijen die het (mogelijke) geschil met elkaar hebben,
worden benoemd in de rechtsvraag.
- Het wettelijke kader: vermeld hierbij het geselecteerde wetsartikel(lid).
- Het rechtsgevolg: welk rechtsgevolg treedt in of welk rechtsgevolg treedt juist
niet in?
Met de opgezochte informatie kan je een rechtsvraag formuleren.