AANTEKENINGEN STRAFPROCESRECHT
HOORCOLLEGE 10 SEPTEMBER 2019: HET STRAFPROCES
NADERE DUIDING VAN HET BEGRIP STRAFPROCESRECHT
We beginnen deze cursus met het begrip strafprocesrecht. Er zijn een aantal definities van dit
begrip: ‘Het strafprocesrecht bestaat uit het geheel aan regels die betrekking hebben op de
toepassing van het strafrecht in een concreet geval.’ (Keulen/Knigge 2016, p. 1) en ‘Het
strafprocesrecht bepaalt op welke manier en door wie wordt onderzocht of een strafbaar feit is
begaan en door wie en naar welke maatstaven daarover en over de daaraan te verbinden
strafrechtelijke sancties wordt beslist.’ (Corstens/Borgers 2018, p. 7) Het gaat om het proces. Eerder
in de opleiding is er gekeken naar het materiele strafrecht, die vraag naar de strafrechtelijke
aansprakelijkheid moeten beantwoord worden in het kader van dit materiele strafrecht. Het
strafprocesrecht biedt het model waarin het materiele recht tot leven komt, het strafproces is als
schakel tussen feit en reactie. Je wordt niet zomaar wakker als iemand die strafrechtelijk
aansprakelijk is, nee die strafrechtelijke aansprakelijkheid moet worden vastgesteld. Dat doen
mensen, daar heb je de politie, officieren van justitie en de rechter voor nodig. En om die vraag goed
en zorgvuldig te kunnen beantwoorden heb je een proces nodig, het strafproces. Het
strafprocesrecht is een afgeleide van het materiele recht, het heeft een dienende functie ten
opzichte van het materiele recht. Het gaat uiteindelijk om de vraag naar strafrechtelijke
aansprakelijkheid maar we hebben nu eenmaal een vehikel nodig om die vraag te beantwoorden. Je
ziet echter tegelijkertijd steeds meer dat het strafproces zelf een zelfstandige functie heeft, los van
de vraag of iemand strafbaar is ja of nee. Ook het fysieke optreden van het strafproces dient al een
functie. Als er een ernstig strafbaar feit heeft plaatsgevonden dan dient het al een maatschappelijke
functie dat er aanhoudingen worden verricht, dat er verdachten worden gevonden, dat er
opsporingsonderzoek wordt gedaan en dat er iemand voor de rechter komt. Dan kan het zijn dat er
uiteindelijk een vrijspraak volgt, maar ook willen we als samenleving zien dat de overheid namens
ons als burgers optreedt tegen criminaliteit. Dat optreden gebeurt via het strafprocesrecht.
Wat is nu de kern van het strafprocesrecht? Waartoe dient dat strafprocesrecht? Dan zie je vaak
twee aspecten terugkeren, enerzijds bevoegdheidstoedeling en anderzijds begrenzing van die
bevoegdheidstoedeling, de rechtsbescherming. Het strafproces dient er dus voor om het materiele
recht tot leven te brengen maar iets concreter zie je altijd twee dingen terugkeren dus:
waarheidsvinding en rechtsbescherming. Waarheidsvinding gaat erom dat het strafproces
mogelijkheden biedt om de waarheid vast te stellen, om het materiele strafrecht toe te passen en
om vast te stellen of er sprake is van een strafbare gedraging en wie daarvoor verantwoordelijk is, je
zal onderzoek moeten doen. Maar om onderzoek te kunnen doen, heb je bevoegdheden nodig, en
dat is wat het strafprocesrecht doet: die bevoegdheid geven aan politie en het Openbaar Ministerie.
Dat zijn vaak hele vergaande bevoegdheden. De politie kan bijvoorbeeld mensen aanhouden,
telefoons aftappen en dergelijke, dit omdat zij binnen het strafprocesrecht die mogelijkheden heeft
gekregen. Zonder dat strafprocesrecht zouden die mogelijkheden niet bestaan, omdat het
1
,legaliteitsbeginsel bestaat: pas als de wet mogelijkheden biedt, dan zijn die mogelijkheden er. Het
legaliteitsbeginsel is er vanwege de rechtsbescherming. Vrijwel elke bevoegdheid die wordt ingezet
maakt inbreuk op grondrechten. Wanneer je wordt aangehouden, wordt er een inbreuk gemaakt op
je recht op vrijheid. Wil je daar inbreuk op maken, dan zal je daar een wettelijke grondslag voor
nodig hebben. Daarmee zie je ook dat zowel in abstracte als concrete zin het strafproces steeds het
zoeken is naar een balans tussen waarheidsvinding en rechtsbescherming is. De voorwaarden
waaraan men gebonden is bij het gebruiken van bevoegdheden bieden rechtsbescherming aan de
burger, deze zorgen ervoor dat die bevoegdheden van politie en justitie niet zomaar ingezet mogen
worden. Een van de kernvoorwaarden van het strafprocesrecht is dan ook dat pas als iemand een
verdachte is er bevoegdheden gebruikt mogen worden. Dat is rechtsbescherming, mochten we dit
loslaten en politie en justitie laten doen wat ze nodig vinden om de waarheid te vinden, dan is het
snel gedaan met de persoonlijke vrijheid van burgers. Enerzijds biedt het strafproces mogelijkheden,
instrumenten en anderzijds biedt het bescherming tegen het inzetten van die instrumenten.
ACCUSATOIR VS. INQUISITOR PROCES
Het gaat hier om modellen, niet zo zeer om de realiteit. Wat is een accusatoir procesmodel? In dit
procesmodel wordt er niet zozeer uitgegaan van de materiële waarheid, maar van de formele
waarheid: de waarheid zoals die hoort te gelden tussen de procespartijen. Je gaat samen als
procespartijen afspreken wat er gebeurd is: dat kan de waarheid zijn, maar dat hoeft ook niet zo te
zijn. De rol van de rechter binnen dit procesmodel is die van scheidsrechter, de partijen moeten
samen de waarheid vinden en de rechter is dus lijdend. Ook zijn de procespartijen gelijkwaardig.
Daarnaast wordt er in dit model meer een mondelinge in plaats van een schriftelijke procedure
gevoerd. Ten slotte maakt het accusatoir procesmodel vaker gebruik van jury’s, hiervoor zijn
admissibility rules nodig: de rechter moet beslissen over wat de jury wel of niet mag horen qua
bewijs met betrekking tot de rechtmatigheid van het verkrijgen van het bewijs. De informatie wordt
aan de voorkant getoetst naar wat er wel en wat er niet het proces in mag. Wat is dan een inquisitoir
procesmodel? In dit procesmodel wordt er gezocht naar de materiële waarheid, de rechter is hier
actief: de verdachte is als voorwerp van onderzoek en de rechter gaat op zoek naar de materiële
waarheid. Ook zijn de procespartijen hier niet gelijkwaardig. Daarnaast wordt er in dit procesmodel
vooral gebruik gemaakt van schriftelijke stukken bij de waarheidsvinding. Binnen het inquisitoire
procesmodel wordt het onderzoek vooral dus buiten de rechtszaal uitgevoerd. Het gaat in het
inquisitoir proces meer over de motivering achteraf door de professionele rechter, dit omdat het
bewijs al van tevoren wordt doorgegeven.
De werkelijkheid is natuurlijk veel genuanceerder. In Nederland zitten we meer aan de inquisitoire
kant, maar we hebben niet een volledig inquisitoir procesmodel. We komen volgens het boek vanaf
een inquisitoire traditie vandaan, maar met contradictore elementen, elementen waarin de
tegenspraak en gelijkwaardigheid tussen procespartijen steeds meer is ingebakken. We beschouwen
de verdachte niet primair als voorwerp van onderzoek, dat zou ook niet kunnen, we beschouwen de
verdachte ook als voorwaardige procespartij. Maar dat hebben we ook moeten leren, in het
verleden lag dit anders, deze procesrechten voor verdachten hebben we geleerd van Straatsburg.
KENMERKEN VAN HET NEDERLANDSE STRAFPROCES
2
,In het Nederlandse strafprocesrecht doen we niet aan lekeninbreng, er wordt recht gesproken door
beroepsrechters. Het draagvlak voor juryrechtspraak is in Nederland dan ook niet zo groot, echter
wordt dit in andere landen wel gezien als grondrecht. Daar staat voorop dat je berecht moet worden
door medeburgers. In Nederland is er weinig wantrouwen in overheidsinstituties en juist meer
wantrouwen in onze medeburgers.
Van belang is ook dat er een zwaar accent ligt op het vooronderzoek, de politie doet onderzoek
onder leiding van de Officier van Justitie wat uiteindelijk moet uitmonden op een panklaar
strafdossier wat wordt doorgestuurd naar de rechter die op basis van dat dossier moet stellen of de
verdachte schuldig is of niet. Het idee is echt dat er op zitting niet zo veel onderzoek meer gedaan
wordt, het is meer een kwestie van het verifiëren of wat er in het strafdossier staat ook klopt. Echter
is het bijvoorbeeld ook zo dat de verdachte recht heeft om getuigen te horen, maar dit is meer
uitzondering dan regel. Er ligt dus een grote nadruk op het schriftelijke dossier. Is dit goed? Het is
wel zeker efficiënt, als je dit vergelijkt met andere rechtsstelsels is er te zien dat Nederland met
weinig geld het strafproces draaiende houdt. Er zitten echter wel slechte kanten aan, er bestaat
bijvoorbeeld het gevaar van tunnelvisie, confirmation bias, het gaat hier om het op zoek gaan naar
informatie die jouw eigen vermoeden bevestigd en ontkrachtende bewijzen negeren. Wanneer je
gaat werken met een dossier als rechter loop je dus wel het gevaar om meegedragen te worden
door de belastende informatie die hierin staat, dit is vooral problematisch omdat de OvJ dit dossier
opstelt en dit degene is die de verdachte wil veroordelen. Je hebt wel tegenspraak nodig om ervoor
te zorgen dat echt onbevangen oordeelt, want je gaat snel mee in zo’n scenario als het wordt
geschetst.
BRONNEN VAN HET STRAFPROCESRECHT
Het startpunt van de studie naar het strafprocesrecht is het Wetboek van Strafvordering, dit
wetboek geeft het kader waarbinnen de justitiële afdoening van een strafzaak moet worden
verricht. Dit Wetboek van Strafvordering is ingevoerd in 1926. Art. 1 Sv drukt het strafvorderlijk
legaliteitsbeginsel uit: Strafvordering heeft alleen plaats op de wijze bij de wet voorzien. Ook hier zie
je dat het primaat bij de wetgever ligt, net zoals in het materieel strafrecht. Met de wet wordt hier
de wet in formele zin bedoeld, de wetten die gemaakt worden door de regering in samenwerking
met de Staten Generaal. Dit is anders dan bij het materieel strafrecht, hier kunnen bijvoorbeeld ook
gemeentes gedrag strafbaar stellen. Strafvordering is dus echt een nationale aangelegenheid waar
alleen de formele wetgever zich mee bemoeit. Dat betekent niet dat alles wat je moet weten over
strafvordering in formele wetten staat, want delegatie is ook mogelijk. Je vindt best bevoegdheden
in wetten in formele zin, bijvoorbeeld dat je DNA mag afnemen bij verdachten, maar hoe je dan DNA
moet afnemen en hoe je dit moet vastleggen en de gehele uitwerking hiervan kan best zijn
neergelegd in AMvB’s. Maar de basis ligt wel bij de formele wetgever, nooit de decentrale wetgever.
De uitwerking kan dus wel bij de decentrale wetgever liggen. Er staat dus ‘de wet’, dit is de wet in
formele zin en het Wetboek van Strafvordering is een wet in formele zin. Maar niet alleen dit
Wetboek is van belang. We hebben ook nog de bijzondere wetten. Opiumwet, Wet Wapens en
Munitie, Wegenverkeerswet en de Wet op de Economische Delicten zijn de belangrijkste bijzondere
wetten in het kader van het strafprocesrecht. Dat soort bijzondere wetten bevat veel materieel
recht, dingen die je niet mag doen, maar vaak zit er weldegelijk ook een stukje formeel recht in, dit
gaat dan vaak over onderzoeksbevoegdheden. Zo mag de politie eerder een woning binnentreden
wanneer er vermoeden is dat er zich wapens bevinden in die woning dan wanneer er sprake is van
3
, een verdenking op een regulier strafbaar feit. Dus ook bijzondere wetten zijn belangrijke bronnen
van strafprocesrecht.
Daarnaast is ook het verdragenrecht van belang. Strafrecht maakt inbreuk op grondrechten, en bij
de uitleg of grondrechtinbreuk wel of niet legitiem is heb je het EVRM en het EHRM nodig.
Straatsburgs jurisprudentie is dan ook een belangrijke bron van strafprocesrecht.
Inmiddels staat ook het strafproces heel duidelijk onder invloed van het Unierecht. Ook Brussel
houdt zich bezig met het strafrecht. Recht op rechtsbijstand is dan ook een voorzetje geweest van
het EHRM dat door de Uniewetgever ingekopt door een Richtlijn Recht op Rechtsbijstand te maken
die is ingevoerd door Nederland. Dat geldt ook op het gebied van samenwerking tussen lidstaten,
overleveren is een Unie-instrument. Er zijn dus een tal van instrumenten binnen dat unierecht.
Beleidsregels van het OM zijn ook een bron van het strafproces. Het OM maakt vervolgingsbeleid,
wat het OM doet met verdenkingen wordt bepaald door richtlijnen. Mocht je een fiets stelen kan
het niet zo zijn dat je anders wordt behandeld dan een ander die ook een fiets steelt zonder goede
redenen. Hoe je omgaat met de grote stroom van verdenkingen en strafzaken wordt bepaald door
het beleid van het OM, wat ook vaak openbaar gemaakt wordt. De wet geeft slechts de kaders aan,
bijvoorbeeld diefstal wordt gestraft met een gevangenisstraf van 4 jaar, maar die straf krijg je
waarschijnlijk niet en de straf die je dan wel krijgt wordt bepaald door de richtlijn.
Daarnaast zijn er de beginselen van de goede procesorde. Dit zijn ook wel ongeschreven beginselen
van goede procesorde. Hier gaat het om het vertrouwensbeginsel, verbod op détournement de
pouvoir, gelijkheidsbeginsel en dergelijke. Een deel van die beginselen is ook erkend in het strafrecht
als de beginselen van de goede procesorde. Het vertrouwensbeginsel is een goed voorbeeld hiervan,
het OM heeft zich te houden aan opgewekt vertrouwen. Hoe kan het dat wij ongeschreven
rechtsbeginselen erkennen binnen het strafprocesrecht wanneer art. 1 Sv van toepassing is? Dit
omdat dit alleen maar te goede van de verdachte kan komen. Het legaliteitsbeginsel biedt de burger
bescherming tegen de overheid, en deze ongeschreven beginselen bieden juist extra
rechtsbescherming.
Ten slotte is er dan de jurisprudentie. Er moet veel geïnterpreteerd, uitgelegd en toegepast worden
waarvoor de jurisprudentie nodig is.
ONTWIKKELINGEN OP HET TERREIN VAN HET STRAFPROCES(RECHT)
Het debat in het strafrecht gaat over technologische ontwikkelingen en digitalisering. Het huidige
Wetboek van Strafvordering komt uit 1926, een hele andere tijd. Criminaliteit verplaatst zich ook
langzamerhand van de straat naar de digitale ruimte. Er moet ook een antwoord worden gevonden
voor cybercriminaliteit, waarvoor onderzoeksbevoegdheden binnen de digitale wereld nodig zijn.
Hier is in het Wetboek van Strafvordering nog niet nagedacht. Het gaat er dus om dat deze
digitalisering moet worden bijgebeend. Ook is internationalisering van belang, criminaliteit is niet
meer aan landsgrenzen gebonden, maar dat is het strafrecht wel. Ook hier moeten oplossingen voor
gevonden worden, wat lastig is aangezien het strafrecht iets is wat uitgaat van soevereine staten.
Een ander debat gaat over geld, in Nederland is het strafproces efficiënt vergeleken met andere
landen maar er wordt altijd gekeken naar oplossingen die zorgen voor minder kosten en vluggere
rechtspraak. Er staat een grote druk op de rechtspraak. Ergens zit hier wel een paradox in, want de
geregistreerde criminaliteit neemt af. Hoe zorg je er dan voor dat de machine van de rechtspraak
blijft draaien wanneer de druk steeds groter wordt? Dat leidt namelijk tot allerlei manieren om een
4