Methodiek oudergericht pedagogisch adviseren
Sonja Ehlers & Meta Kuipers
Hoofdstuk 1 Oudergericht adviseren
Met het oudergerichte pedagogisch advies (OPAd)biedt de hulpverlener stappen van handelen
om samen met de ouder tot een passend advies te komen. Niet het kind staat centraal, maar de
ouder. De ouder heeft een probleem met het aanpassen van zijn handelen aan de veranderende
vragen waar zijn kind hem voor stelt, iets staat hem in de weg.
1.1 Kindgericht en oudergericht adviseren
Pedagogisch advies gaat over ouders, niet over kinderen. Er is verschil tussen kindgericht
advies en oudergericht advies. In het kindgerichte advies is de ouder het adres voor informatie
en advies zodat het beter gaat met het kind. De begeleider verwacht dat de ouder de kennis en
instructie voor waar aanneemt en opvolgt. Het oudergerichte advies stelt de ouder centraal. De
oudergerichte begeleider richt zich op het denken voelen en doen van de ouder vanuit de
vraag: wat helpt deze ouder om antwoord te vinden op zijn vraag om weer te kunnen
aansluiten bij het kind?
Daarnaast blijft kindkennis over leeftijd passend gedrag natuurlijk belangrijk om te kunnen
aanbieden aan de ouder en om samen met de ouder te bekijken of dit relevante input is voor
zijn opvoedingsvraag. De inbreng van deze kennis heeft voornamelijk tot doel aanvullende
informatie te bieden en de ouder vanuit een wat breder en algemener kader opnieuw naar zijn
kind te laten kijken.
1.2 De beleving van de ouder centraal
Het uitgangspunt van het oudergericht advies, is de beleving van de ouder. Dit uitgangspunt is
afgeleid uit het theoretisch kader van het neurolinguïstisch programmeren (NLP). In NLP
sluit de hulpverlener aan bij de beleving van de cliënt. De ervaring van de ouder staat
centraal. Er is geen objectief ‘goed’ antwoord op de opvoedingsvraag, het doel van
oudergericht advies is subjectief. De ouder geeft zijn eigen subjectieve beeld van de wijze
waarop de opvoedingssituatie eruit moet zien, wat het doel is van het advies. We laten de
ouder er over nadenken, en naar eigen subjectieve ervaringen kijken. Hier is een groot deel
van de oplossing vaak te vinden. Als de ouder klaar is met het uitwerken van het nieuwe
handelen, nemen we zijn plan nog eens stap voor stap door om te kijken of de ouder nog
1
,hindernissen ervaart, dit noemen we de ecologietoets. Ook deze is afkomstig uit NLP en ook
hier wordt het handelen getoetst door het te meten aan subjectieve criteria van deze ouder.
Het belangrijke verschil tussen oudergericht pedagogisch advies en NLP is dat NLP een
therapeutisch model is en over de cliënt zelf gaat die ten aanzien van zichzelf de enige
deskundige is. Pedagogisch advies gaat over het handelen van de ouder ten opzichte van het
kind. Maar hij is niet de enige deskundige, de professional biedt kennis en vaardigheden aan
waar nodig en wenselijk. Alleen kennis en vaardigheden die bij de ouder passen worden
uiteindelijk toegepast in het advies, wel zal de adviseur vanuit eigen deskundigheid kennis
inbrengen als dit nodig lijkt.
1.3 Besef van verantwoordelijk-zijn
Alle ouders hebben de motivatie om het goed te doen als opvoeder. Als een ouder niet doet
wat een adviseur ze aanreikt, komt dat dus doordat hetgeen wat aangereikt is, niet past bij de
ouder. Het uitganspunt van OPAd is dat alle ouders intrinsiek gemotiveerd zijn en het is de
taak van de adviseur om bij deze motivatie aan te sluiten.
Deze motivatie is gebaseerd op twee theoretische achtergronden. De ene is afkomstig uit het
NLP, de andere uit het begrippenkader van Alica van der Pas. NLP stelt dat al het gedrag van
de cliënt berust op positieve intenties. Dit maakt het belangrijk om als hulpverlener te zoeken
naar de intentie achter het gedrag en met de cliënt te kijken of hij ook bereik wat hij bedoelde
te bereiken. Als dit niet zo is, kan de hulpverlening helpen om nieuw gedrag te zoeken om de
doelen alsnog te behalen. Het begrippenkader van Alice van der Pas stelt dat ‘met het hebben
van een kind’ 99% van alle ouders doordrongen raken dat zij verantwoordelijk zijn voor het
kind. De motor van het handelen is hun ‘besef van verantwoordelijk-zijn’. Als het misgaat in
de opvoeding heeft dit vaak niet te maken met gebrek aan motivatie, maar aan de manier
waarop.
Het is de kunst van hulpverleners om de motivatie van de ouders niet te verspelen en er als
vanzelfsprekend op te (blijven) vertrouwen dat de ouders het beste voor heeft met zijn kind,
alleen al omdat hij zichzelf als ouder verantwoordelijk voelt voor dit kind.
2
,Alice van der Pas heeft vanuit jarenlange ervaring als ouder- en systeembegeleider onderzoek
gedaan naar ouderschap. Wat maakt dat de ene ouder het ‘goed genoeg’ doet, en de ander
niet. Of dat het bij het ene kind wel ‘lukt’, en bij het andere kind niet. Dit heeft geleid tot een
theorie over ouderschap. Ze heeft een kader ontwikkeld dat ons helpt bij het begrijpen van
ouders en bij het in gesprek gaan met ouders over hun opvoedingsvragen. De theorie heeft
verschillende begrippen die een theoretisch kader geven aan de ouder begeleidende positie.
Het kader helpt om te taxeren wat maakt dat het opvoeden van de ouder stagneert en een
strategie uit te stippelen voor de ondersteuning die de ouder nodig heeft. Ook blijkt uit het
kader of OPAd voldoende te bieden heeft, of dat moet worden doorverwezen naar andere
vormen van opvoedingsondersteuning of hulpverlening.
1.4 Werkvloer
Alice van der Pas onderscheidt in haar theorie ‘de werkvloer’ – het terrein van het opvoeden
zelf’ – en factoren om de werkvloer heen die het opvoeden beïnvloeden.
1.5 Basisvaardigheden
Dit zijn de gereedschappen van het handelen van de ouder. OPAd gebruikt een andere ‘set’
van basisvaardigheden dan Alice van der Pas. OPAd hanteert als set van basisvaardigheden:
verzorgen (alle verzorgende activiteiten), contact maken (alles wat de ouder doet naar het
kind toe om zijn liefde, genegenheid, belangstelling, erkenning en waardering te uiten – dit is
bepalend voor de ontvangst van een boodschap) en structuur bieden (diverse vormen van
duidelijkheid geven).
1.6 Timen en doseren
Hierbij gaat het om het vinden van de juiste manier van het inzetten van de basisvaardigheden
afstemmen. Basisvaardigheden moeten steeds opnieuw worden aangepast aan de
ontwikkeling van het kind. Het gaat om een mix van dezelfde basisvaardigheden, maar de
handelingen zijn telkens aangepast aan de leeftijd van het kind. In oudergericht advies kijken
we samen met de ouder hoe hij de eigen mix van vrijlaten en steun bieden opnieuw kan
samenstellen. Het aanpassen van de basisvaardigheden speelt niet alleen bij overgangen naar
een volgende ontwikkelingsfase. Dit speelt ook ten aanzien van de persoon van het kind, bij
bijzondere omstandigheden en bij een handicap.
3
, 1.7 Zicht op het kind
Om aan te sluiten bij het kind heeft de ouder een goed ‘zicht op het kind’ nodig. Hij moet
weten ‘wie zijn kind is’. Een beeld hebben van zijn kind als persoon, qua leeftijd en
ontwikkelingsfase en mogelijk in het licht van een handicap om zijn handelen af te kunnen
stemmen op het kind. Het gaat niet alleen om een beeld van dit moment, ook over het
verleden en de verwachtingen voor de toekomst. Het is een subjectief beeld wat bij beide
ouders kan verschillen. Hoe de ouder zijn kind ziet, heeft invloed op zijn handelen. Kinderen
zijn in ontwikkeling, dit betekent dat de ouders hun zicht op hun kind steeds weer moeten
bijstellen. Om het beeld bij te stellen, is het nodig even afstand te nemen. Maar door emoties
is dit vaak lastig, en lukt het niet om het zicht op het kind bij te stellen. Het oudergerichte
pedagogische advies ondersteunt het afstand nemen door metapositie vragen te stellen. ‘wat is
er aan de hand?’ wat is er veranderd? Wat zegt het kind met zijn gedrag? Etc. Er ontstaat
ruimte om opnieuw naar het kind te kijken en schuif de emotie er tussen uit. In OPAd kijken
we met de ouder naar zijn zicht op het kind, hierbij kiezen we vaak de insteek van
leeftijdsgebonden gedrag. Ouders hebben vaak al belangrijke kennis over de
ontwikkelingsfase van het kind, in gesprek met de hulpverlener kunnen ze deze kennis ook
een plek geven in hun zicht op hun eigen kind.
Adviseren is dan minder het geven van informatie, maar meer het geven van ondersteuning
om de informatie die de ouders al heeft in het plaatje te passen en het proces van opnieuw met
afstand te kijken en te begrijpen hoe het met je kind is, wat het nodig heeft, te doorlopen.
1.8 Emoties
Emotie helpt vaak helpend en ondersteunend. Het wordt storend wanneer de afstand wegvalt
en bezorgdheid, geraaktheid of teleurstelling overheerst. Het belemmert de ouder dan in een
reëel zicht op het kind en het lukt niet meer om zijn handelen passend af te stemmen. Hij
komt in een negatieve spiraal terecht. Hier vraagt een ouder vaak om hulp. Emoties kunnen
afkomstig zijn vanuit de interpretatie van het gedrag van het kind, maar ook uit een zware
taaklast, omstandigheden als een scheiding of overlijden of associaties met de eigen
opvoedingsgeschiedenis kunnen emoties oproepen en versterken. Als het gaat om onopgeloste
conflicten in de eigen ontwikkeling is het raadzaam de ouder door te verwijzen naar andere
vormen van hulpverlening. Ook het besef van verantwoordelijk zijn als drijvende kracht en
motivatie van de ouder om te handelen kan in samenwerking met overtuigingen van de ouder
zorgen voor het oplopen van emoties tijdens de opvoeding. Dit kan goed, of juist slecht
uitpakken.
4