Leeruitkomsten ontwikkelingspsychologie
1.1. Beschrijft de reikwijdte van het vakgebied psychologie (reikwijdte: thematische gebieden en
leeftijdsgroepen).
Ontwikkelingspsychologie = de wetenschappelijke studie naar groei, verandering en stabiliteit bij
mensen, van conceptie tot ouderdom, maar met een accent op de jaren tot de volwassenheid.
Thematische gebieden binnen de ontwikkelingspsychologie:
→ Fysieke ontwikkeling
→ Cognitieve ontwikkeling
→ Sociaal- emotionele ontwikkeling
→ Persoonlijkheidsontwikkeling
Fysieke ontwikkeling
↳ Er wordt gekeken naar de invloed van het lichaam op ons gedrag. Denk aan de invloed van de
hersenen, het zenuwstelsel, de spieren en de zintuigen, maar ook de behoefte aan eten, drinken en
slaap.
Voorbeeld van onderzoek: het richt zich op de effecten van ondervoeding op het groeitempo en de
motoriek van kinderen, of op het seksuele rijpingsproces tijdens de adolescentie.
Cognitieve ontwikkeling
↳ Zij proberen te begrijpen hoe groei en verandering in intellectuele vermogens ons gedrag
beinvloed. Psychologen houden zich bezig met denken, leren, geheugen, probleemoplossing en
intelligentie.
Voorbeeld van onderzoek: ze proberen te achterhalen in hoeverre er culturele verschillen bestaan in
hoe leerlingen hun successen en mislukkingen op school verklaren.
Sociaal-emotionele ontwikkeling
↳ Het gaat om de manier waarop de interacties van mensen en hun sociale relaties in de loop van
hun leven groeien, veranderen en stabiel blijven en om de manier waarop zij in toenemende mate
hun emoties bewust ervaren en greep krijgen op hun emoties.
Voorbeeld van onderzoek: kijkt naar het uitgaansgedrag van adolescenten of naar de effecten van
een klasstructuur op het emotionele welbevinden van schoolgaande kinderen.
Persoonlijkheidsontwikkeling
↳ Er wordt gekeken naar stabiliteit en verandering in de karaktereigenschap die het ene individu van
het andere onderscheiden.
Voorbeeld van onderzoek: er wordt zich afgevraagd of een mens tijdens zijn leven stabiele, duurzame
karaktertrekken bezit.
,Leeftijdsgroepen en individuele verschillen:
Prenatale periode (van conceptie tot geboorte)
Babytijd (van geboorte tot twee jaar) 0-2
→ Het einde van de babytijd is niet helder begrensd. Zo spreken sommigen tot de leeftijd van een of
anderhalf jaar van een baby, en daarna tussen een en twee jaar van een dreumes.
Peuter -en kleutertijd (van twee tot zes jaar) 2-6
→ De kleutertijd eindigt als het kind naar groep 3 van de basisschool gaat.
Schooltijd (van zes tot twaalf jaar) 6-12
→ De overgang tussen de schooltijd en de adolescentie is niet helder afgebakend. Omdat de grens
tussen deze twee perioden gebaseerd is op een biologische verandering (het begin van het
rijpingsproces, dat van de ene persoon tot de andere kan verschillen).
→ Sommige ontwikkelingspsychologen hanteren een meer specifieke ontwikkelingsperiode. Zo
bestuderen ze bijvoorbeeld de puberteit als een aparte levensfase.
→ Een ander voorbeeld van een specifieke ontwikkelingsperiode is de pre puberteit: de periode
voorafgaand aan de puberteit, waarin al (hormonale) veranderingen in het lichaam optreden, maar
deze nog niet van buiten zichtbaar zijn.
Adolescentie (van twaalf tot twintig jaar) 12-20
→ Sommigen beschouwen de adolescentie als de levensfase die pas na de puberteit begint en
anderen zien de puberteit als een onderdeel van de adolescentie, waarbij de puberteit in feite het
begin vormt van de adolescentie.
→ Jeffrey Arnett spreekt van opkomende volwassenheid als een aparte levensfase, die loopt van de
tienerjaren tot midden twintig. Tijdens deze fase zijn mensen niet langer adolescenten, maar hebben
ze evenmin de verantwoordelijkheden van de volwassenheid volledig op zich genomen. In plaats
daarvan proberen ze nog verschillende identiteiten uit en zijn ze bezig met zelfverkenning.
Drie aparte levensfasen buiten de leeftijdsgroepen:
→ Puberteit(schooltijd)
→ Prepuberteit (schooltijd)
→ Opkomende volwassenheid (adolescentie)
We moeten wel onthouden dat deze globale leeftijdsgroepen of perioden sociale constructies zijn.
Sociale constructies = een idee over de realiteit dat weliswaar breed geaccepteerd is, maar afhangt
van de maatschappij en de cultuur op een bepaald moment.
Door de variatie in themagebieden en leeftijdsgroepen kunnen we specialisten met uiteenlopende
achtergronden zien als deskundigen op het gebied van de ontwikkelingspsychologie. Deze diversiteit
aan specialisten levert een groot aantal verschillende perspectieven en ook intellectuele rijkdom op.
Bovendien zorgt zij ervoor dat een breed scala aan beroepen de onderzoeksbevindingen van het
vakgebied in de praktijk toepast om het welzijn van kinderen te vergroten.
,Invloeden op de ontwikkeling: factoren en gebeurtenissen die de ontwikkeling bepalen.
Ieder mens behoort tot een specifieke cohort: een groep mensen die rond dezelfde tijd op dezelfde
plek zijn geboren.
→ Belangrijke sociaal-historische gebeurtenissen, zoals oorlogen, economische groei en crisis,
hongersnoden en epidemieën, hebben mogelijk een bepaalde gemeenschappelijke invloed op leden
van een cohort.
We maken onderscheid tussen normatieve en niet-normatieve gebeurtenissen die de ontwikkeling
mede bepalen:
Normatieve gebeurtenissen = gebeurtenissen die zich voor de meeste individuen binnen een groep
op dezelfde manier voltrekken. Ze kunnen historisch, leeftijdsgebonden of sociaal-cultureel bepaald
zijn.
→ Cohorteffecten zijn voorbeelden van historisch bepaalde invloeden: omgevingsinvloeden en
biologische invloeden die verbonden zijn aan een specifiek historisch moment.
● Leeftijdsgebonden invloeden = biologische invloeden en omgevingsinvloeden die gelijk zijn
voor mensen in een bepaalde leeftijdsgroep, ongeacht waar of wanneer ze opgroeien.
→ Het bereiken van de puberteit is hier een voorbeeld van.
● Sociaal-culturele invloeden = etnische afkomst, sociale klasse, lidmaatschap van een
subcultuur en dergelijke.
Niet- normatieve gebeurtenissen = specifieke gebeurtenissen die plaatsvinden in het leven van een
bepaald persoon, terwijl de meeste andere mensen hier niet mee te maken krijgen.
→ Auto-ongeluk is hier een voorbeeld van.
, 1.2. Beschrijft het verleden, heden en toekomst van de ontwikkelingspsychologie . (Vroege
denkbeelden over kinderen, de twintigste eeuw, actuele ontwikkelingspsychologische thema’s,
tendensen t.a.v. de toekomst van het vakgebied.
Waardoor kwam er meer focus op de kindertijd?
→ Door de industrialisatie eind achttiende, begin negentiende eeuw, werd het arbeidsproces grondig
hervormd. Dit veranderde ook de kijk op kinderen als goedkope arbeidskrachten. Het maakte de weg
vrij voor wetten die kinderen tegen uitbuiting beschermden. Daarnaast was het onderwijs meer
algemeen toegankelijk, waardoor kinderen overdag vaker gescheiden werden van volwassenen.
Leerkrachten gingen zich richten op betere manieren om kinderen iets bij te brengen. Door nieuwe
psychologische inzichten raakten mensen zich bewust van de invloed die hun kindertijd had op hun
volwassen leven.
In de eerste helft van de 20e eeuw ontstond een trend die een enorme invloed heeft gehad op ons
toezicht in de kinderlijke ontwikkeling: het uitvoeren van grootschalige, langdurige onderzoeken
naar kinderen. Zo gingen begin jaren twintig de Genetic Studies of Genius, later bekend als de
Terman Study of the Gifted, aan Stanford University van start. Deze studie loopt nog steeds.
Vraagstukken bij de thema’s van de ontwikkelingspsychologie:
De aard van veranderingen tijdens de ontwikkeling (continu of discontinu), het belang van de
kritische en gevoelige perioden, het levensloopmodel versus gerichtere benaderingen en het nature
nurture debat domineren het vakgebied van de ontwikkelingspsychologie.
● Continue verandering versus discontinue verandering
Continue verandering = hierbij is de ontwikkeling geleidelijk en vloeiende prestaties op een bepaald
niveau voort uit de prestaties op vorige niveaus. Het is kwantitatief, het heeft te maken met de
hoeveelheid.
→ Sommige theoretici zien de cognitieve ontwikkeling ook als continu, waarbij kinderen geleidelijk
steeds meer zouden kunnen verwerken in hun denken. Kinderen kunnen bijvoorbeeld steeds sneller
en beter lezen, maar het proces daarachter blijft hetzelfde: van letters klanken maken.
Discontinue verandering = het vindt plaats in aparte stappen of stadia. Elk stadium levert gedrag op
dat kwalitatief, dus qua inhoud en hoedanigheid, anders is dan gedrag in eerdere stadia.
→ Vanuit het standpunt van discontinue verandering kan een ontwikkeling abrupt, met sprongetjes,
verlopen. Zoals bij een kind dat opeens niet meer in bed plast, wanneer het door rijping eenmaal zijn
blaas kan beheersen,