Hoorcollege 1
Forensische botanie
3 verschillende rijken
- Protisten → amoeben en diatomeeën
- Schimmels
- Planten → pollen en hout
Forensische botanie is de discipline waarbij plantaardig materiaal wordt gebruikt voor het
oplossen van misdrijven.
Protisten
Het rijk protisten = kunstmatige groepering van: eencellige eukaryoten en meercellige
eukaryotische organismen
Protisten zijn eigenlijk alle ‘eukaryoten’ ~ waarvan de cel een kern bevat met daarin het DNA
~ die geen plant, dier of schimmel zijn
Manier van voedsel verkrijgen
- Plant: autotroof = fotosynthese → chlorofyl
- Dier: heterotroof = eet andere organismen
- Schimmels: heterotroof (meestal saprotroof): absorberen organische moleculen
Protisten die vergelijkbaar zijn met plantencellen: hebben celwand en chloroplasten
Belangrijk voor forensisch onderzoek:
- Schaal-amoeben (testate amoebae)
- Diatomeeën
- Eventueel andere algen en cyanobacteriën → groei op botten
Protisten: geschaalde amoeben
Amoeben: stam Rhizopoda, 200 soorten, 30 - 800 µm
- Omringd door harde karakteristieke ‘schaal’
- Harde schaal blijft bewaard
Belangrijk voor forensisch onderzoek:
- Soortensamenstelling karakteristiek voor gebieden
- Linken verdachte aan PD
Komen voor in veengronden en moerassen, bodem zoetwater
Protisten: diatomeeën
Diatomeeën: stam Stramenophila, meer dan 5600 beschreven soorten, 10 - 100 µm
- Eukaryote eencellige alg (kiezelwier), zachte cel omringd door glasachtig
‘doosje’ siliciumdioxide (schaaltjes → exoskelet)
Verschijningsvorm karakteristiek voor soort, redelijk goed te herkennen
Komt voor:
- Levend: zoet, brak, zout water, natte gronden (primaire voedselproducent = veel
voorkomend)
- Dood: kiezelskelet kan bewaard blijven in droge bodemlagen, sediment
,Reproductie diatomeeën ongeslachtelijk
- Elke nieuwe helft van het doosje wordt in de bestaande helft gevormd
- Een deel van de nieuwe cellen wordt steeds kleiner
- Hoe lost de diatomee dit op → cellen die deze kritische grens
bereiken delen niet langer en stappen over op geschlatelijke
voortplanting = terug naar oorspronkelijke grootte
Soortensamenstelling: verschillen per gebied en jaargetijde door verschil in:
temperatuur, saliniteit (zoutgraad water), pH (zuurgraad water), competitie andere
diatomeeënsoorten, stroming
Hierdoor:
- Gebiedsspecifieke soortensamenstellingen
- Identificatie bepaald gebied aan de hand van soortensamenstelling
- Bepaling periode aan de hand van soortensamenstelling
Forensische toepassing
Analyse watermonsters (of sediment):
- Linken verdachte aan PD
- Tijdslot misdaad bepalen
Diatomeeën worden alleen verspreid in organen als het slachtoffer in leven was en ademde
Analyse monsters uit lijk:
- Bepalen of iemand verdronken is (diatomeeën in longen, bloed, organen, beenmerg)
- Waar iemand verdronken is (aan de hand van soortensamenstelling gevonden in
lichaam)
- (Wanneer iemand verdronken is door soortensamenstelling)
- Echter niet 100% betrouwbaar: diatomeeën kunnen altijd in lichaam voorkomen (bij
zwemmen, voedsel)
Soortherkenning diatomeeën
- Microscopie (licht en SEM)
- Computerprogramma’s → pattern recognition software (3D), herkenning en tellen
- DNA: 18S (genomisch DNA) → DNA-isolatie
Fungi
Fungi
- Hyphae
- Mycelium
- Vruchtlichaam
- Echter ook eencellig → gist
Kenmerken
- Saprofiet: leeft van dood organisch materiaal
- Parasiet: onttrekt organisch materiaal aan levende organismen
- Predator: jaagt op nematoden
- Celwanden: bevatten veel chitine → zelfde bouwstof pantser insecten!
- Voortplanting afhankelijk van soort: sexueel, asexueel, via sporen (knopvorming bij
gisten)
Toepassing
- Sporen: verspreiding en voortplanting, karakteristieke morfologie → identificatie
sporen en sporen kunnen specifiek zijn voor een gebied en jaargetijde: linken
persoon of object aan bepaalde locatie
, - Nog weinig gebruikt in forensisch onderzoek
- Sommige paddestoelen geassocieerd met lijken, geen wetenschappelijke
ondersteuning
- Houden van ammonia-rijke grond
Planten
Planten
- Sporenplanten
- Wieren
- Zaadplanten: naaktzadigen en bedektzadigen
Identificatie van planten
- Traditioneel: gebaseerd op morfologie = moeilijk om nauw verwante soorten te
onderscheiden
Hout
Identificeren:
- Geur, morfologie: kleur, textuur (onnauwkeurig)
- Microstructuren van dunne doorsnedes vergelijken met online databases
- Moleculaire technieken (DNA) nog niet veel gebruikt
- Chemische analyse dmv DART TOFMS (Metabolic chemotyping) = identificatie van
karakteristieke chemische moleculen
Bruikbaar in FO:
- Illegale houtkap / import / export
- Houtschilfers op slachtoffer linken met wapen
- Kras, indruk, vormsporen in hout
Houtige planten
- Vertonen secundaire groei: primaire groei: lengtegroei, secundaire groei:
breedtegroei
- Primair xyleem: start lengtegroei, bij jonge plant transport vocht en mineralen
- Secundair xyleem: hoog lignine gehalte → stevigheid (binnenkant stam, hardhout),
saphout → transport vocht en mineralen (buitenkant, jongste lagen)
Jaarringen
- Ontstaan in gematigde klimaten
- Lagen van secundair xyleem: lente = grote cellen, dunne celwanden, zomer = kleine
cellen, dikke celwanden, winter = geen groei, lichte en donkere ring → 1 jaar
- Ook te gebruiken voor: bepalen hoe lang een lijk begraven ligt → wanneer een boom
in graf of door skelet heen groeit, asymmetrie ringenpatroon door druk van lijk
Plantenwortels
- Plantenwortels bevatten jaarringen: kan door botten / kleding groeien door diepte
bepalen hoe lang lijk ergens ligt, beschadiging door graven graf laat littekens na in
meristeem van wortels = bepalen wanneer graf is gegraven
- Plantenwortels kunnen skelet beschadigen: kan schedelresten uit elkaar duwen, kan
door excreties patronen in botten etsen