Samenvatting Ethiek in sociaal werk
5E editie
1.1, 1.2, 1.3, 1.4, 1.5, 1.6, 1.8
2.1, 2.2, 2.3
3.1, 3.2, 3.3, 3.4, 3.5, 3.6
4.1, 4.2, 4.3
,Inhoud
Hoofdstuk 1 Moraal en sociaal werk.......................................................................3
Hoofdstuk 2............................................................................................................ 8
Hoofdstuk 3 In gesprek over morele problemen...................................................11
Hoofdstuk 4 Sociaal werk in context.....................................................................15
, Hoofdstuk 1 Moraal en sociaal werk
1.1Normatieve professionaliteit: niet alleen de dingen goed doen, maar ook de
goede dingen doen
Sociaal werkers die beschikken over de juiste kennis, kunde en professionele
vaardigheden zijn effectief en efficiënt in het bereiken van hun doelen. Ze
beschikken over technisch-instrumentele professionaliteit. Alsnog moet je je
afvragen of je werk bijdraagt aan de centrale waarden, de idealen die wezenlijk
zijn voor de kwaliteit van leven en van het beroep. Wordt er ook gehandeld
volgens de daaraan gekoppelde normen, de waarden gebaseerd op
handelingsvoorschriften. Deugden zijn ook van belang, goede eigenschappen die
de handelwijze van de sociaal werker bepalen.
Efficiency is de mate waarin de doelen zijn bereikt, hier gaat het in eerste plaats
niet om want het is alleen waardevol als je aan de juiste doelen werkt. Bij
normatieve professionaliteit ben je je bewust van de normen, waarden en
deugden die een rol spelen in jouw handelen, over wat je als sociaal werker
belangrijk en nastrevenswaardig vindt, en dat je die in een open dialoog kunt
toetsen aan de argumenten van anderen.
Je moet je bewust zijn van de morele vragen die je tegenkomt en hoe je ermee
om moet gaan. Kenmerken van het sociaal werk:
- Kwetsbaarheid van de mensen met wie je werkt
- Werken met gevoelige informatie
- Omgaan met macht
- Krachtenveld met verschillende belangen
- Werken met ouders, kinderen en jongeren
Je moet goed kunnen verwoorden wat je visie en waarden en keuzes zijn. Volgens
Kunneman gaat het bij waarden en normen om de vragen:
- Wat mag ik?
- Wat kan ik?
- Waar sta ik voor?
Professionele wijsheid betekent dat je in gesprek kan gaan over je keuzes en
ethische vragen kan signaleren en hierop reflecteren.
- Microniveau: individuen, huishoudens. Vragen over de manier waarop je
van mens tot mens met elkaar zou moeten omgaan.
- Mesoniveau: het collectief; groepen, wijken, gemeenschappen. Visie van
de instelling, missie en manier waarop ze daaraan willen werken.
- Macroniveau: samenleving, beleid. Zegt iets over hoe de samenleving
moet worden ingericht.