bijkomende samenvatting bij mijn 3 andere samenvattingen die nodig zijn voor bedrijfseconomie in Hotelmanagement. (samenvatting 1, samenvatting 2, formules)
1. Wat is het verschil tussen een managementcontract en een franchisecontract?
Bij een franchisecontract moet de hoteleigenaar zelf instaan voor het personneel,
terwijl dit bij een managementcontract niet moet
2. Bespreek mij de wet van het afnemend grensnut. (=marginaal nut)
Het grensnut van een goed daalt, naarmate men een grotere hoeveelheid van het
goed ter beschikking heeft.
Bijvoorbeeld: als je voor de eerste keer naar een 2 sterrenrestaurant gaat, is het
fenomenaal. Als je er al 6 keer bent geweest, dan is het extra nut eraf. Het grensnut
daalt.
3. Wat is het verschil tussen micro- en macro-economie.
Marco-economie gaat over de economie in het groot (BBP, begroting, invoer- en
uitvoer…), terwijl micro-economie eerder over economie in het klein gaat (vb. de
hotelsector). Hier wordt bijvoorbeeld gesproken over het consumenten- en
producentengedrag.
4. Wat is het verschil tussen een douaneunie en een gemeenschappelijke markt?
Bij een douaneunie is er geen vrij verkeer van arbeid, goederen, diensten en
kapitaal, terwijl dit bij een gemeenschappelijke markt wel zo is. Hier heeft men
dus wel een vrij verkeer van arbeid, goederen, diensten en kapitaal.
5. Bespreek de verschillen tussen Europese Commissie, Europese Raad en het Europees
Parlement.
Europese Commissie zorgt voor het dagdaagelijkse bestuur van Europa. Zij kijken
de wetgeving na bij de 28 lidstaten en geven advies waar nodig. Er zijn 28
commissarissen (1 per lidstaat), in België is dit Marianne Thyssen.
De Europese Raad is een raad van staats- en regeringsleiders die de algemene
beleidslijnen leiden. De Raad van de EU (vroeger: Raad van Ministers) is het
beslissingsorgaan en de Europese Commissie kijkt dit na. Twee maal per jaar
wordt een nieuwe voorzitter gekozen.
Het Europees Parlement is gevestigd in Brussel en Straatsburg. Het Parlement
heeft een beperkte wetgevende bevoegdheid. Europese Commissarissen komen
een examen afleggen bij het Europees Parlement. Indien er problemen zijn
gesignaleerd heeft het Europees Parlement de macht om de commissie (alle 28
commissarissen!) naar huis te sturen.
6. Wat is het verschil tussen een devaluatie en een revaluatie?
Een devaluatie is een waardevermindering van de munt door de overheid, terwijl
het bij een revaluatie om een waardevermeerdering gaat.
7. Wat is het verschil tussen een inflatie en een deflatie? Geef telkens een voorbeeld.
Een inflatie is een algemene prijsstijging waardoor er bijvoorbeeld hogere
rentevoeten onstaan. Een deflatie daarentegen is een algemene prijsdaling.
Hierdoor gaan consumenten doen aan uitstel van aankopen en gaan de
rentevoeten heel laag liggen.
, 8. Geef mij de 4 convergentiecriteria die door de opkomst van de Euro werden
vastgelegd.
Overheidstekortkoming (3% van BBP)
Schuldgraad (schuld mag slechts 60% van het BBP bedragen, bij ons is deze nu 106%)
Inflatie: max. 2%
De rentevoeten mogen niet teveel afwijken van elkaar
9. Geef enkele voordelen van de Euro.
Er zijn geen wisselkoersen meer
Er zijn geen transactiekosten meer
Transparantie/prijsvergelijkingen (je kan makkelijk iets in een ander land kopen
omdat het daar bijvoorbeeld goedkoper is)
Lage inflatie
10. Wat is een monopolie? Een Oligopolie? Een monopolistische concurrentie?
Volkomen concurrentie? Geef telkens een voorbeeld.
Monopolie = één aanbieder op de markt en veel vragers. Er is geen concurrentie en
het is weinig transparant. Voorbeeld: NMBS, De Lijn.
Oligopolie = grote bedrijven die de markt zwaar beïnvloeden/beheersen.
Voorbeeld: social media, telecombedrijven zoals Telenet en Proximus.
Monopolistische concurrentie = gigantisch veel aanbieders, maar ieder heeft een
apart imago, ze onderscheiden zich van de rest. Voorbeeld: koffiehuisjes, de meeste
hotels.
Volkomen concurrentie = er zijn veel kopers en verkopers die elk maar een klein
deel van de markt vertegenwoordigen. De kopers en verkopers hebben geen
invloed op de prijs. Er is veel vraag en veel aanbod.
11. Teken een vraagcurve en leg uit.
Het verband tussen de vraag naar producten en diensten (vb. kamers) en de prijs en
het inkomen.
Hoe hoger de prijs, hoe lager de vraag. En omgekeerd: hoe lager de prijs, hoe hoger
de vraag.
12. Teken een aanbodcurve en leg uit.
Er is een verband tussen prijs en het aanbod van een product of dienst die men ter
beschikking zal stellen.
Hoe hoger de prijs, hoe meer men geneigd zal zijn om meer aanbod aan te bieden.
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper mieke_1234. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €3,49. Je zit daarna nergens aan vast.