Stoornissen versus onderwijsbehoeften
Hoe relevant is het eigenlijk om van stoornissen uit te gaan binnen de schoolcontext?
- Gedragsproblemen of probleemgedrag? Het overkoepelende begrip is
gedragsproblemen
- Er zijn meer gedragsproblemen dan gedragsstoornissen, na een bepaald moment
wordt een gedragsprobleem een gedragsstoornis
- Term stoornis: specifiekere (beschrijvende) categorie
- Continuïteit (dimensioneel) of discontinuïteit (categorisch ja of nee) tussen
normaliteit en pathologie?
o Dimensioneel: er zijn meer dimensies binnen het systeem van het kind
Dimensioneel systeem (Pameijer, 2008): op verschillende dimensies wordt gedrag
beschreven met een continuüm van minder naar meer kenmerken en gradaties van ernst.
Continuïteit versus discontinuïteit?
Beide principes worden teruggevonden. Bijv. intelligentie kan je op meerdere manieren
bekijken:
- Discontinu: een bepaalde intelligentie kan een stoornis betekenen, bijv. een hele lage
intelligentie
- Continu: bijv. een hogere mate van intelligentie kan betekenen dat het kind hogere
leerprestaties heeft
Pameijer zegt: probleemgedrag is beter te beschrijven met een dimensioneel systeem.
Gevaar van diagnostische categorieën is reïficatie.
Reïficatie (TENTAMEN!): een stoornis als een ding gaat beschouwen, met eigenschappen,
waar je naar kunt kijken, dat er een idee is van wat de oorzaak is en waar de oorzaak te
vinden is, de stoornis gebruiken als een verklaring. Reïficatie: denkfouten die kunnen
ontstaan rond een stoornis:
- Redeneren in termen van ziektes i.p.v. afspraken
- Idee: een specifieke oorzaak gebonden aan een stoornis
- Te localiseren in hersenen
- Specifieke genen in het spel?
Als je het probleem categorisch benaderd dan ligt reïficatie op de loer.
Categorische beslissing vaak nodig voor praktische doeleinden:
- Wanneer medicatie?
- Wanneer intensieve behandeling
Voordelen dimensionele benadering:
, - Vaak betrouwbaarder en meer valide én
- Beter voor vaststellen onderwijs- en zorgbehoeften
Stoornis-labels in het onderwijs
Hoe relevant is het nou? het is relevant maar combineer de categorische benadering
altijd met de dimensionele benadering. De dimensionele benadering geeft veel meer
informatie over de aanpak in de praktijk.
- Toekennen van stoornissen vandaag de dag (nog) populair in onderwijs
- Prikkel om stoornissen vast te blijven stellen budgetten zoals PGB’s
We kijken altijd naar het kind in de context. Belangrijkste contexten van het kind zijn ouders
en school.
Classificeren stoornissen in het onderwijs: (P = persoon/kind, O = omgeving)
Positieve kanten:
- Acceptatie bevorderd, tolerantie/begrip voor het gedrag van het kind, altruïstische
reacties, mensen uit omgeving zijn bereid te helpen (P en O)
- Inzicht bij het kind zelf (P)
- Transparantie communicatie (vooral tussen deskundigen) (P en O)
- Maakt soms weg vrij voor behandeling en actie. Urgentiebesef neemt toe. (P en O)
- Stellen van reële doelen (P en O)
Negatieve kanten:
- Te veel gericht op tekorten in kind (P). Nadruk komt te liggen op categorische
benadering
- Label wordt als een statisch gegeven beschouwd, iets wat niet kan veranderen.
Daardoor kan het leiden tot negatieve verwachtingen en negatieve stereotypen over
kind. negatieve verwachtingen leiden tot een negatieve spiraal waardoor het kind
ook negatief gedrag gaat laten zien (selffulfilling prophecy)
- Label kan leiden tot perceptie van zwaardere problematiek en negatieve
emoties/stress bij leerkracht
- Kan leiden tot minder vertrouwen bij leerkracht in eigen mogelijkheden om kind te
onderwijzen (gedragsaanduidingen hogere verwachtingen. Dus als het alleen maar
gaat over gedragingen leidt dat tot hogere verwachtingen, wanneer het gaat over
een label dan leidt dat tot lagere verwachtingen)
- Stoornis-labels corresponderen onvoldoende met schoolgedrag en
onderwijsbehoeften. Er is onvoldoende aandacht voor de verschillen tussen kinderen
met dezelfde labels. Een label betekent niet voor ieder kind hetzelfde.
Conclusie Pameijer: classificeren in het onderwijs is nuttig, maar vervolgens wordt van
belang wat de aanpak wordt in de praktijk. Dan wordt de dimensionele benadering veel
meer van belang. De dimensionele benadering staat voorop: alle stappen die je doorloopt bij
HGD moeten iets opleveren voor het kind, maar ook zeker voor de omgeving/context.
Tweede artikel. Labeling bias.
,Het verschil in verwachtingen of percepties op grond van het feit dat een leerkracht al dan
niet gehoord of gelezen heeft dat iemand een stoornislabel heeft. de leerkracht heeft
alleen nog maar de beschrijving gezien, het kind zelf niet, maar het label opzich geeft al de
perceptie dat het om zwaardere problematiek gaat, geeft stress en leidt tot lagere
verwachtingen dat de leerkracht in staat is om iets te veranderen aan het gedrag van het
kind.
Dit effect is nog meer aanwezig bij leerkrachten met voorkennis over labels.
Label bij een kind vergroot de bereidwilligheid dat bijv. leerkrachten eerder bereid zijn om
een behandeling te implementeren, maar ze willen er persoonlijk niet per se meer tijd in
steken.
Ohan vignetten bij elementary school teachers (beschrijvingen van kinderen)
Sayal negatieve werking van het label/uitspreken van een vermoeden. Dit kan heel lang
doorwerken. In het onderzoek komt naar voren dat wanneer er bij jonge kinderen het
vermoeden wordt uitgesproken dat er sprake is van ADHD dit nog steeds invloed heeft op
tien jarige leeftijd.
Speciale onderwijsbehoeften: verwijst naar behoefte van de leerling ten aanzien van
instructie of een bepaalde pedagogische aanpak. Dus: instructiebehoefte en/of
pedagogische behoefte = wenselijk aanbod.
Oriëntatie verschuift naar: wat heeft kind (bovenop standaard aanbod) nodig van leerkracht,
school, ouders of begeleiders.
Ondersteuningsbehoeften: wat hebben ouders, leerkracht, etc. nodig.
Hoe bepaal je deze behoeften? belangrijk doel van diagnostiek
Vanuit beginsituatie ga je naar doelen voor het kind.
Pameijer (2008) en Pameijer & Draaisma:
Stap 1: reëel korte termijn doel vaststellen
Stap 2: wat heeft kind (en keerkracht en ouders) extra nodig om dit doel te bereiken:
systeem met hulpzinnen (Bijv. dit kind heeft een leerkracht nodig die de opdracht herhaald).
Voorbereiding practicum 1. Intakefase
Diagnostisch proces staat centraal. Omdat dit proces grote gevolgen kan hebben voor een
kind, wordt dit gedaan aan de hand van normatieve modellen of procedures NVO
richtlijnen.
Diagnostische vraagstellingen:
1. Beschrijvend – wat is er aan de hand?
2. Verklarend – waarom is dit aan de hand?
3. A. Indicerend (in enge zin) – welke van deze behandelingen is het meest geschikt? (de
mogelijkheden voor behandelingen liggen er al, maar er moet gekeken worden of het
, kind voldoet aan bepaalde indicaties, zijn er kenmerken in de omgeving die beter
passen bij de ene of andere behandeling?)
B. Indicerend (in ruime zin) – hoe kunnen deze problemen worden aangepakt?
4. Evaluatief – heeft de aanpak het gewenste effect gehad?
Het is afhankelijk van het doel van de diagnostiek op welke vraag de nadruk ligt. Diagnostiek
is (meestal) gericht op advies. In ieder geval spelen verklarende en indicerende vragen vaak
een rol.
NVO versus HGD
NVO richtlijnen = vorm van (redeneren bij) diagnostisch proces, richtlijnen om
orthopedagogen in op leiding op te leiden in de diagnostiek.
HGD = inhoud van het diagnostisch proces
uitgangspunten sluiten erg op elkaar aan.
We doen wat de HGD ons voorschrijft (de stappen) en we schrijven dat op volgens de vorm
die de NVO voorschrijft
HGD kent verschillende uitwerkingen gericht op verschillende contexten
- Wij werken met HGD voor de jeugdzorg
- Soms wat aanvullen vanuit boek voor het onderwijs
Uitgangspunten NVO en HGD
NVO (inhoudelijke richtlijnen)
1. Dialogisch
2. Systeemgericht en transactioneel
3. Veranderingsgericht
HGD
1. Doelgericht
2. Gericht op behoeften van kind en opvoeders
3. Transactioneel referentiekader
4. Gericht op samenwerking
5. Aandacht voor beschermende factoren
6. Systematisch en transparant
Overlap op verschillende punten:
- Er wordt gekeken naar het kind in het hele systeem/context. Dit staat bij beide
centraal
- Doelgericht en veranderingsgericht: je gaat altijd doelgericht te werk, daarbij ga je er
vanuit dat er verandering mogelijk is.
- Dialogisch en samenwerking: alle betrokkenen in het proces worden meegenomen
en als orthopedagoog probeer je samen met het cliëntsysteem iets te doen aan het
probleem. Je staat naast de cliënt.
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper sabinemartens. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €3,49. Je zit daarna nergens aan vast.