Hoorcollege 2 Migratie
1. Migratie in vroegmodern Europa
2. Migratie naar de Republiek
3. Integratie van migranten in vroegmodern Europa
1. Migratie in vroegmodern Europa
Lange tijd is er gedacht over de vroegmodern periode als een soort van een immobiele periode. Een
periode waarin Europa vooral nog een plattelandssamenleving was en dat er weinig migratie plaats
vond. Dat blijkt helemaal niet te kloppen, want zo’n 2/3 van alle mensen in de vroegmoderne
periode verhuizen op zijn minst één keer in zijn leven. Sommige mensen waar heel veel onderweg,
want seizoenmigratie was iets wat heel veel voorkwam. Maar ook plattelandsmigratie, migratie van
het plaateland naar de stad en andersom was veelvoorkomend. Voor een gedeelte was migratie dus
in de levensloop verankerd.
Europa werd in de vroegmoderne periode gekenmerkt door het zogeheten West-Europese
Huwelijkspatroon, waarmee zij zich onderscheiden ten opzichte van de rest van de wereld. Dit kwam
met name, doordat er hier laat en weinig gehuwd werd. Dat zorgde ervoor, dat er een hele periode
te overbruggen was, want kinderen bleven niet eeuwig bij hun ouders in huis wonen. In plaats
daarvan gingen die kinderen of als knecht werken bij een andere boerderij of de meisjes gingen als
dienstbodes bij een burgerlijk gezin aan de slag. Beide hadden tot doel om ervaring op te doen voor
nadien als ze getrouwd waren en financieel onafhankelijk moesten zijn. Tegelijkertijd was het een
manier om geld te sparen, zodat er al wat middelen het huishouden ingenomen konden worden als
men in het huwelijk trad. De voornaamste reden voor het later trouwen kwam door de hoge
economische drempel. Deze hoge economische drempel was op zijn beurt weer het gevolg van
neolocaliteit in Europa. Neolocaliteit houd in dat je geacht wordt wanneer je trouwt een eigen
onafhankelijk huishouden op te zetten. Om dit te kunnen moest je financieel onafhankelijk zijn. De
ambachtslieden konden ook niet trouwen als ze niet bij de gilden hoorden en als ze niet de positie
van meester bereikt hadden. Dit was een vrij lange periode die daaraan vooraf, waarbij ze bij
verschillende meesters in het binnen en buitenland ervaring opdeden als leerling en gezel. Ook dat
zorgde dus voor het nodige migratiepatroon.
In de rest van de wereld was dit verschijnsel veel minder, omdat daar vroeg getrouwd werd
en onder de vrouwen het huwelijk universeel was. Dit betekende dat er ook een groot gedeelte van
de vrouwen in China of in Afrika al op hun 18 de getrouwd waren. Hierdoor was er helemaal geen
sprake van voorhuwelijkse mobiliteit, maar ook omdat inwoning plaatsvond bij de ouders van de
bruid ofwel van de bruidegom. Hier was er dan sprake van een ‘drie-generatiehuis’, waarbij
meerdere generaties onder een dak woonden. In Oost-Europa was er ook sprake van minder
mobiliteit, doordat daar boeren aan het land gebonden waren. De feodaliteit die in bij ons al sinds
het einde van de middeleeuwen niet meer bestond, bleef in de vroegmoderne tijd ten oosten van de
rivier de Elbe bestaan. Voor een horige boer betekende dit, dat je deel was van het grotere domein
van de heer en je niet zomaar het land mocht verlaten. Hierdoor was er simpelweg minder migratie
mogelijk.
De Republiek en Engeland waren de twee belangrijkste immigratielanden, doordat ze de
twee rijkste landen van Europa waren. Immigratiegraad in de Republiek lag veel hoger dan in
hedendaags Nederland. De immigratie had al een lange geschiedenis en er werd al over een lange
afstand gereisd, maar niet over de oceaan heen. Hierdoor was er met name sprake van
intracontinentale migratie, dat betekende dat de republiek en Engeland niet of nauwelijks
immigranten van buiten Europa hadden. De migranten die binnenkwamen waren met name
Europeanen vanuit de buurlanden.
, Belangrijkste oorzaken van migratie in de Nieuwe Tijd
Hoewel wel we het moeilijk kunnen reconstrueren voor lange periodes voor grote gebieden, is het
duidelijk dat er bepaalde gebeurtenissen en processen voor belangrijke pieken zorgden in migratie.
Voorbeelden hiervan waren:
- Religieuze conflicten en intolerantie: Na de reformatie, contrareformatie, de herroeping van
het edict van Nantes (1685) ontstonden religieuze vervolgingen die leidde tot
indrukwekkende migratiepatronen. Zo kwamen na de herroeping van het Edict van Nantes
door Lodewijk XIV de hugenoten uit Frankrijk naar de Republiek, Engeland, de Amerikaanse
koloniën en Zuid-Afrika. De invloed van de hugenoten in Zuid-Afrika is vandaag de dag nog
merkbaar door de rijke wijnbouwcultuur die de hugenoten uit Frankrijk met zich
meebrachten.
- Oorlogen: De vroegmoderne periode werd gekenmerkt door heel veel geweld en oorlogen,
zoals: Dertigjarige oorlog, Tachtigjarige oorlog, Zevenjarige oorlog en ect. Dit leidde iedere
keer tot stromen van vluchtelingen, die op de vlucht waren voor oorlogsgeweld voor korte
tijd of soms voor een langere periode en andere keerde niet meer terug.
- Schaarste: We zien in deze periode verbeteringen in de landbouw plaatsvinden. De
landbouw is zeker nog niet zo ontwikkeld dat een stabiele voedselvoorziening verzekert was.
Dit leidde regelmatig tot hongersnoden en pas in het midden van de negentiende eeuw
waren hongernoden verleden tijd. De mislukte aardappeloogsten in de jaren 40 van de
negentiende eeuw in met name Ierland leidde tot veel slachtoffers en kwam er een enorme
migratiegolf tot stand. In het algemeen was het zo, dat in periodes dat de oogst mislukten
mensen hun huis en familie achterlieten en vertrokken om elders een beter leven te kunnen
leiden.
- Tekort aan arbeid: Er was ook een tekort aan arbeid waar een economische boom ontstond,
zoals in de vroege zeventiende in de Republiek. Daar was een tekort aan arbeidskrachten,
want het liep economisch zo goed, dat er niet genoeg arbeidskrachten waren te vinden.
- Catastrofes, zoals de pest: Catastrofes die te maken hadden met schaarste, maar ook met
het feit dat de hygiënische omstandigheden nog niet waren wat ze moeten zijn, leidde ertoe
dat epidemieën ontstonden die zich razendsnel konden verspreiden. De pest is een heel
duidelijk voorbeeld, dat ervoor zorgde dat er in korte tijd heel veel dodelijke slachtoffers
vielen, waardoor er een groot arbeidstekort ontstond. Maar de immigratie zorgden ervoor
dat de bevolkingsaantallen weer tot de oude aantallen teruggebracht konden worden.
Gebrek aan bronnen
Van de vroegmoderne periode hebben minder goede data dan er beschikbaar is van de negentiende
en twintigste eeuw. Er is met name een gebrek aan censusmateriaal, migratieregisters en ook het
ontbreken van bevolkingsregisters. Dit maakt het ontzettend moeilijk om migratieonderzoek te doen
voor de vroegmoderne periode. Wat er wel beschikbaar zijn, zijn: burgerboeken, parochieregisters,
ondertrouwregisters, gildeboeken, studentenrollen, belastinggegevens en ect. Het gevolg daarvan is,
dat de meeste van onze kennis is berust op heel veel lokale en regionale registers. Er worden heel
wat schattingen gemaakt van migratie ontwikkelingen, maar alles kent zijn beperkingen.
Wat voor beperkingen zijn dit dan? Nou doordat we geen censusmateriaal hebben, weten
we niet precies wat de totale bevolking is voor een stad of gebied. Daarbij speelde ook mee, dat
mensen konden trouwen in de stad/gemeente maar hier helemaal niet per se woonden, waardoor
de gegevens onjuist kunnen zijn. In tegenstelling tot de vroegmoderne periode is er uit de vroege
negentiende eeuw wel goed censusmateriaal beschikbaar, maar vaak geen complete
migratieregisters. Toch kunnen we wel reconstrueren, want als de bevolking bijvoorbeeld tussen
1800-1810 met 10.000 toeneemt en bekend is dat er een geboorteoverschot is van 6.000 kinderen er