Samenvatting inkomsten- en vennootschapsbelasting
[vennootschapsbelasting]
Week 1: Winst uit onderneming
Inkomstenbelasting, inclusief hoofdzaken loonbelasting en premieheffing, Heithuis
e.a., 15e druk, Deventer: Kluwer 2019: 0, 1, 2, 3.1 t/m 3.2.10, 3.2.11.
Week 2: Aanmerkelijk belang
Inkomstenbelasting, inclusief hoofdzaken loonbelasting en premieheffing, Heithuis
e.a., 15e druk, Deventer: Kluwer 2019: hoofdstuk 4.
Week 3: Resultaat uit overige werkzaamheden in relatie tot onroerend goed
Inkomstenbelasting, inclusief hoofdzaken loonbelasting en premieheffing, Heithuis
e.a., 15e druk, Deventer: Kluwer 2019: 3.2.9.c, 3.2.20.g, 3.2.22.c, 3.4.2, 3.4.4,
3.4.5, 3.6.1, 3.6.2, 5.3.2.
Brief staatssecretaris van Financiën van 6 september 2019.
Week 4: Concepten vennootschapsbelasting
Heithuis (red.) e.a., Compendium vennootschapsbelasting, Deventer: Kluwer 2019
(18e druk):
- Hoofdstuk 1
- Hoofdstuk 2: uitsluitend par. 2.1 t/m 2.3.3.2.1 & 2.6.1
- Hoofdstuk 3: uitsluitend par. 3.1 t/m 3.5.3, 3.7 t/m 3.8.1.6, 3.9 t/m 3.10.4 en
3.11.3
- Hoofdstuk 4: uitsluitend par. 4.1, 4.2.2., 4.3.1, 4.3.2.5, 4.3.3 t/m 4.3.3.3
- Hoofdstuk 6: uitsluitend par. 6.1 t/m 6.2.2.1, 6.2.3 en 6.3.1 t/m 6.3.1.2
- Hoofdstuk 9: uitsluitend par. 9.1 t/m 9.4
- Hoofdstuk 11: uitsluitend par. 11.1 t/m 11.1.1
- Hoofdstuk 12: uitsluitend par. 12.1 en 12.4
- Hoofdstuk 14: uitsluitend par. 14.1 t/m 14.5
Week 5: Fiscale eenheid, deelnemingsvrijstelling & CFC
Heithuis (red.) e.a., Compendium vennootschapsbelasting, Deventer: Kluwer 2019
(18e druk):
- Hoofdstuk 6: uitsluitend par. 6.1 t/m 6.3.4.5 (m.u.v. 6.2.5.2.3), 6.6.1 en 6.8 t/m
6.8.4
- Hoofdstuk 9: uitsluitend par. 9.1 t/m 9.6.3, 9.7 t/m 9.7.1, 9.12 t/m 9.12.2
Week 6: Aftrekbeperkingen rente & EV/VV
Heithuis (red.) e.a., Compendium vennootschapsbelasting, Deventer: Kluwer 2019
(18e druk):
- Hoofdstuk 1: uitsluitend 1.2 en 1.3 (zie week 4)
- Hoofdstuk 3: uitsluitend 3.4.1.1, 3.4.2.1, 3.5.2 (zie week 4)
- Hoofdstuk 4: uitsluitend 4.2.2 en 4.3.3 t/m 4.3.3.2 (zie week 4)
- Hoofdstuk 5: geheel
- Hoofdstuk 6: uitsluitend 6.1, 6.2.4.1, 6.2.4.2, 6.3.1 en 6.3.4.3 (zie deel week 4)
- Hoofdstuk 14: uitsluitend 14.1 t/m 14.3.3
Bijeenkomst 6 november: Eigen woning
Inkomstenbelasting, inclusief hoofdzaken loonbelasting en premieheffing, Heithuis
e.a., 15e druk, Deventer: Kluwer 2019: 3.6.
Bijeenkomst 11 november: Eigen woning
Inkomstenbelasting, inclusief hoofdzaken loonbelasting en premieheffing, Heithuis
e.a., 15e druk, Deventer: Kluwer 2019: 3.6.
Bijeenkomst 13 november: Winst uit onderneming
Inkomstenbelasting, inclusief hoofdzaken loonbelasting en premieheffing, Heithuis
e.a., 15e druk, Deventer: Kluwer 2019: 3.2.24 t/m 3.2.26.
1
,Bijeenkomst 25 november: Aanmerkelijk belang
Inkomstenbelasting, inclusief hoofdzaken loonbelasting en premieheffing, Heithuis
e.a., 15e druk, Deventer: Kluwer 2019: hoofdstuk 4. (zie week 2)
Bijeenkomst 27 november: Firmaproblematiek
Inkomstenbelasting, inclusief hoofdzaken loonbelasting en premieheffing, Heithuis
e.a., 15e druk, Deventer: Kluwer 2019: 3.2.30.
Bijeenkomst 2 december: Inbreng in BV
Inkomstenbelasting, inclusief hoofdzaken loonbelasting en premieheffing, Heithuis
e.a., 15e druk, Deventer: Kluwer 2019: 3.2.27.
Bijeenkomst 4 december: Fusies en splitsingen
Heithuis (red.) e.a., Compendium vennootschapsbelasting, Deventer: Kluwer 2019
(18e druk):
- Hoofdstuk 3: uitsluitend 3.4.1.1 en 3.4.2 t/m 3.5.2 (zie week 4)
- Hoofdstuk 6: uitsluitend 6.1, 6.2.1, 6.3.1 t/m 6.3.1.2 en 6.7 (zie deel week 4)
- Hoofdstuk 7: geheel (m.u.v. 7.3.6.1 t/m 7.3.6.8, 7.4.3.4, 7.4.4.2 t/m 7.4.4.8,
7.5.4.2 t/m 7.5.4.6 en 7.6)
- Hoofdstuk 11: uitsluitend 11.1 t/m 11.1.1 (zie week 4)
Bijeenkomst 9 december: Verdieping & samenloop vennootschapsbelasting
Heithuis (red.) e.a., Compendium vennootschapsbelasting, Deventer: Kluwer 2019
(18e druk):
- Hoofdstuk 6: uitsluitend 6.6 t/m 6.6.7
- Hoofdstuk 7: uitsluitend 7.8 (zie bijeenkomst 4 december)
- Hoofdstuk 9: uitsluitend 9.6 t/m, 9.6.4.3, 9.8 t/m 9.9.2.2, 9.10 t/m 9.10.3
- Hoofdstuk 11: uitsluitend 11.3 t/m 11.3.3.2.2 en 11.3.3.3.3
2
,Week 4: Concepten vennootschapsbelasting (hoofdstuk 1, 2.1 t/m 2.3.3.2.1 & 2.6.1, 3.1 t/
m 3.5.3, 3.7 t/m 3.8.1.6, 3.9 t/m 3.10.4, 3.11.3, 4.1, 4.2.2, 4.3.1, 4.3.2.5, 4.3.3 t/m
4.3.3.3, 6.1 t/m 6.2.2.1, 6.2.3, 6.3.1 t/m 6.3.1.2, 9.1 t/m 9.4, 11.1 t/m 11.1.1, 12.1, 12.4,
14.1 t/m 14.5)
Hoofdstuk 1: Inleiding
Vennootschapsbelasting (§1.1)
Art. 1 Wet Vpb 1969 bepaalt dat onder de naam ‘vennootschapsbelasting’ een directe
belasting wordt geheven van de lichamen vermeld in art. 2 (binnenlands
belastingplichtigen) en art. 3 Wet Vpb 1969 (buitenlands belastingplichtigen). Echter, de
vennootschappen onder firma en de commanditaire vennootschappen zijn niet
belastingplichtig voor de vennootschapsbelasting.
Klassieke stelsel (§1.2)
Vennootschapsbelasting wordt geheven van lichamen die de door hen behaalde winst
uitkeren aan participanten, veelal de aandeelhouders. De heffing van de
vennootschapsbelasting moet om die reden altijd in relatie worden gezien tot de
belastingheffing bij de participant.
De vennootschapsbelasting komt in economische zin uiteindelijk ten laste van natuurlijke
personen. Vaak is de achterliggende aandeelhouder/natuurlijk persoon degene die de
vennootschapsbelasting draagt, doordat de geheven vennootschapsbelasting ten laste
komt van het uit te keren dividend of de waarde van zijn of haar aandelenpakket. Ook
raakt de vennootschapsbelasting direct werknemers en consumenten. Een hogere
vennootschapsbelasting leidt tot een lagere nettowinst en veel bedrijven proberen de
winst dan te herstellen tot een hoger niveau, bijvoorbeeld door de lonen te verlagen of
minder te verhogen of door de prijzen voor de eindproducten te verhogen.
Nederland hanteert het zogenoemde klassieke stelsel. Dit houdt in dat bij de heffing van
de inkomstenbelasting geen rekening wordt gehouden met de samenloop met de
vennootschapsbelasting. Deze heffingen staan formeel-juridisch volstrekt los van elkaar;
materieel hangen ze wel nauw samen. De vennootschapsbelasting wordt geheven over
de winsten van het lichaam en vervolgens wordt inkomstenbelasting geheven als deze
winsten (na vennootschapsbelasting) als dividend worden uitgekeerd aan de
aandeelhouders, zonder dat op enigerlei wijze rekening wordt gehouden met de reeds
eerder over de winst bij het lichaam geheven vennootschapsbelasting. Het klassieke
stelsel resulteert in zijn zuiverste vorm in economisch dubbele belastingheffing. Om aan
deze dubbele belastingdruk te ontkomen zijn alternatieven of tegemoetkomingen
ontwikkeld.
Een alternatief voor het klassieke stelsel is het zogenoemde verrekening stelsel. In dit
stelsel wordt rekening gehouden met het feit dat reeds over de door de aandeelhouder
ontvangen of gerealiseerde voordelen belastingheffing heeft plaatsgevonden op het
niveau van het lichaam.
Andere mogelijkheden om aan de economische dubbele belastingheffing tegemoet te
komen, kan men vinden in tegemoetkoming bij het uitdelende lichaam of bij de
ontvanger. Voorbeelden van tegemoetkomingen bij het uitdelende lichaam zijn een lager
vennootschapsbelastingtarief, een vrijstelling voor winsten (dividenden) die worden
uitgekeerd, of aftrek van winsten (dividenden) die worden uitgekeerd. Bij de ontvanger
kan men denken aan een gehele of een gedeeltelijke vrijstelling of verlaagd tarief in de
inkomstenbelasting over het dividend. Dit laatste doet Nederland voor natuurlijke
personen die aan aanmerkelijk belang bezitten in de vennootschap.
De huidige Nederlandse combinatie van inkomsten- en vennootschapsbelasting kan niet
worden gekwalificeerd als een (zuiver) klassiek stelsel. Er moet onderscheid worden
gemaakt tussen aandeelhouders bij wie het aandelenbezit kwalificeert als een
aanmerkelijk belang, en aandeelhouders bij wie dat niet het geval is. Bedraagt het
aandelenbezit 5% of meer van het geplaatste aandelenkapitaal van de vennootschap,
dan is sprake van een zogenoemd aanmerkelijk belang in de vennootschap en worden de
opbrengsten uit dit aanmerkelijkbelangpakket in de inkomstenbelasting belast in box 2
tegen het proportionele tarief van 25%. Tezamen met het algemene
3
, vennootschapsbelastingtarief van 25% resulteert een cumulatieve belastingdruk van
vennootschaps- en inkomstenbelasting van 43,75%. Dit kan worden gekwalificeerd als
forfaitair verrekening stelsel, waarbij de vennootschapsbelasting die in een eerdere fase
is geheven over de winst van het lichaam, in het lagere aanmerkelijkbelangtarief van
25% (forfaitair) is verrekend. Als het aandelenbezit minder van 5% bedraagt van het
geplaatste aandelenkapitaal van de vennootschap, worden de aandeelhouders in de
inkomstenbelasting belast in box 3 voor een forfaitair rendement van 4% over de waarde
van de aandelen van het relevante belastingjaar. Het belastingtarief bedraagt 30%, zodat
de belastingdruk per saldo 1,2% over de waarde van de aandelen bedraagt. Bij deze
belastingheffing wordt op geen enkele wijze rekening gehouden met het feit dat in een
voorfase reeds vennootschapsbelasting is geheven over de winst van het lichaam, zodat
voor deze categorie aandeelhouders het belastingstelsel kan worden gekwalificeerd als
een klassiek stelsel.
Ontwikkelingen binnen Nederland (§1.3)
Op 1 januari 2007 is een groot aantal wijzigingen doorgevoerd:
Ingrijpende verlaging van het belastingtarief naar 25% en de invoering van een
eerste tariefschijf ter grootte van €200.000 met een verlaagd MKB-tarief van 19%;
Invoering van de octrooibox die naderhand is omgevormd tot innovatiebox;
Aanzienlijke beperking van afschrijven op gebouwen, ingaande 2018 tot 100% van
de WOZ-waarde;
Beperking van afschrijvingstermijnen op goodwill en overige bedrijfsmiddelen;
Wijziging van de regels inzake de renteaftrek, ingaande 2019 bestaande uit een
nieuwe ‘earningsstripping’-maatregel, onder gelijktijdige afschaffing van de
aftrekbeperking voor de deelnemingsrente en voor de overnameholding in de
fiscale eenheid;
Integrale herziening van de belangrijke regeling van de deelnemingsvrijstelling,
onder andere leidend tot een nieuw regime voor beleggingsdeelnemingen;
Invoering van een ‘controlled foreign company’ (CFC)-maatregel.
Ontwikkelingen in internationaal verband (§1.4)
Ontwikkelingen in de Europese Unie (§1.4.1)
Door richtlijnen die in het algemeen in de diverse nationale wetgevingen moeten worden
geïmplementeerd, wordt getracht op termijn harmonisatie te bereiken.
Per 1 januari 2019 zijn drie maatregelingen in de Nederlandse vennootschapsbelasting
geïmplementeerd:
Een renteaftrekbeperking in de vorm van een ‘earningsstripping’-regel;
Een exitheffing;
Een zogenoemde ‘controlled foreign company’ (CFC)-heffing ter zake van
laagbelaste deelnemingen;
Een algemene antiontgaansclausule gericht tegen kunstmatige constructies.
Andere internationale ontwikkelingen (§1.4.2)
Het Base Erosion and Profit Shifting project heeft ten doel te bereiken dat internationale
taxplanning gericht op het verlagen van de ‘overall’ belastingdruk door internationale
ondernemingen zoveel mogelijk wordt tegengegaan. Ook bestaat de wens te komen tot
verdergaande informatie-uitwisseling om op die manier landen de mogelijkheid te geven
de aan een bepaald land toerekenbare winsten beter te kunnen vaststellen.
Het ‘transfer pricing’-project biedt ‘guidelines’ waarin de verschillende methoden voor het
bepalen van verrekenprijzen tussen gelieerde partijen staan beschreven en welke
uitgangspunten daarbij kunnen worden gehanteerd.
Ook kent art. 29b-29h Wet Vpb 1969 een ‘country-by-country-reporting’ die
internationaal opererende grote concerns verplicht inzichtelijk te maken hoeveel winst zij
behalen in elk land waarin zij actief zijn.
Rechtvaardigingsgrond (§1.5)
Een breed geaccepteerde theoretische rechtsvaarding is niet voorhanden, maar dit
bedreigt het voortbestaan van de vennootschapsbelasting op geen enkele wijze. Daarbij
komt dat het maatschappelijk verzet tegen de lage belastingdruk van vooral het
multinationale bedrijfsleven toeneemt, hetgeen de noodzaak voor een solide en
4