10.1 De Koude Oorlog: 1945-1963
Kapitalisme en communisme
Na de Tweede Wereldoorlog stelde de Amerikaanse president Franklin D. Roosevelt voor
om een verbeterde versie van de Volkenbond op te richten. → 1945 Dit leidde tot de
oprichting van de Verenigde Naties (VN).
- Roosevelt slaagde erin om de Sovjetleider Stalin te overtuigen om ook deel te
nemen. Bijna alle landen ter wereld werden lid, met de belofte om geschillen
voortaan vreedzaam op te lossen. Tegen 2011 telde de VN 193 lidstaten.
Hoewel de VN opgericht werd om oorlogen te voorkomen en internationale samenwerking te
bevorderen, slaagden ze er niet in om conflicten in de tweede helft van de 20e eeuw volledig
te voorkomen. → De samenwerking tussen de Amerikanen en de Sovjets tijdens de Tweede
Wereldoorlog verslechterde na 1945, waarbij wederzijds wantrouwen bleef bestaan.
De westerse landen voerden een beleid gebaseerd op:
- vrijheid en democratie, gekenmerkt door democratische besluitvorming, een
meerpartijenstelsel, regelmatige vrije verkiezingen, vrije meningsuiting en
kapitalisme.
- In het westen bemoeide de staat zich slechts beperkt met de economie, en
mensenrechten hadden hoge prioriteit.
In tegenstelling tot de westerse ideologieën, was het beleid van de Sovjet Unie gebaseerd
op het communisme zoals beschreven door Karl Marx. → Marx voorspelde de ineenstorting
van het kapitalisme en het opkomen van het proletariaat.
→ Na de Russische Revolutie van 1917 vestigde de marxistische leider Vladimir Lenin een
dictatuur van de Communistische Partij:
- Tegenstanders van het regime werden hardhandig vervolgd
- De geheime politie speelde een sleutelrol in het onderdrukken van dissidenten.
Na Lenins dood in 1924 werd Jozef Stalin de leider van de Sovjetunie. Stalin regeerde als
een tiran van 1927 tot 1953. Tijdens zijn regime werden miljoenen mensen die als
staatsvijanden werden beschouwd, vervolgd en verdwenen voor onbepaalde tijd in
strafkampen.
Macht Tegenstelling
Na de Tweede Wereldoorlog ontstond een conflict tussen de Verenigde Staten en de Sovjet-
, Unie over de heerschappij over Europa.
→ Duitsland werd in 1945 verslagen door een alliantie van Russen, Britten en Amerikanen.
De militaire aanwezigheid van de Sovjet-Unie in Oost-Europa was daarmee een feit.
Tijdens de Conferentie van Jalta in februari 1945 kwamen Stalin, Roosevelt en Churchill
overeen dat de staten in Midden-Europa, met name Polen, in de toekomst een
democratische regering zouden krijgen.
- Echter, Stalin zorgde ervoor dat deze regeringen bevriend zouden moeten zijn met
de Sovjet-Unie. Binnen enkele jaren werden deze landen satellietstaten, volledig
afhankelijk van de Sovjet-Unie. Dit resulteerde in het ontstaan van het Oostblok, een
groep landen onder Sovjet Invloed.
Stalin's motieven blijven onderwerp van speculatie:
- Historici suggereren dat hij niet alleen oprecht geloofde in de naderende ondergang
van het kapitalisme, maar ook gebruik wilde maken van de zwakte van het Westen
om de Sovjetmacht te verstevigen.
- Er is ook speculatie dat hij de westgrenzen van de Sovjet-Unie wilde beschermen,
gezien hun kwetsbaarheid in de 20e eeuw. → Russische propaganda benadrukte de
dreiging van een hersteld West-Duitsland, en Churchill noemde de scheidslijn tussen
het Westen en het Oosten het "IJzeren Gordijn."
Het vertrouwen in een vreedzame naoorlogse wereld verdween snel → In 1949 bleek dat
naast de Verenigde Staten, ook de Sovjet-Unie over atoomwapens beschikte, ook na de
Russische acties groeiden wantrouwen: Polen, Roemenië, Bulgarije en Hongarije kwamen
onder Moskous invloed, wat leidde tot de opkomst van de Koude Oorlog. → Deze "koude"
oorlog gaf aan dat hoewel er geen directe gewapende conflicten waren, de Amerikanen en
de Sovjets zich gedroegen alsof ze in oorlog waren:
- Beide supermachten versterken hun arsenalen
- sloten bondgenootschappen
- spioneerden elkaar
- voerden een propagandaoorlog
Binnen een paar jaar was de blokvorming compleet: de wereld was verdeeld in
kapitalistische en communistische blokken. De onzekerheid over de toekomst van Europa
en de mogelijkheid van een derde wereldoorlog zorgde voor veel angst. → Veel mensen,
waaronder 100.000 Nederlanders, emigreerden naar landen zoals Zuid-Afrika, Canada,
Australië of Nieuw-Zeeland. Ze deden dit niet alleen voor een beter leven, maar ook omdat
ze niet meer geloofden in een veilige en welvarende toekomst in Europa.