Tentamenvoorbereiding Wetenschapsfilosofie voor
Sociologen
Inhoudsopgave
Tentamenvoorbereiding Wetenschapsfilosofie voor Sociologen.....................................................................1
College 1 Inleiding, historie van wetenschapsfilosofie.........................................................................................1
College 2 Logisch positivisme en de Wiener Kreis................................................................................................3
College 3 Karl Popper...........................................................................................................................................5
College 4 Thomas Kuhn........................................................................................................................................7
College 5 Imre Lakatos.........................................................................................................................................9
College 6 Paul Feyerabend.................................................................................................................................11
College 7 Wetenschapssociologie......................................................................................................................13
College 1 Inleiding, historie van wetenschapsfilosofie
Verschil tussen rationalisme en empirisme
Rationalisme: de basis van betrouwbare kennis is de ratio, het verstand. Belangrijke
vertegenwoordigers zijn: Plato, Descartes, Popper (kritisch rationalist).
Empirisme: de basis van betrouwbare kennis zijn de zintuigen. Belangrijke
vertegenwoordigers zijn: Aristoteles, Hume, Wiener Kreiss (Carnap, Neurath), Comte.
Tabula rasa = volgens empirisme bezit de mens geen enkele vorm van kennis. Bij de
geboorte moet de geest opgevat worden als een onbeschreven blad.
Cogito ergo sum = ik denk dus ik ben. Descartes toont het bestaan van zijn eigen lichaam
aan. Dat hij kan twijfelen aan alles betekent dat hij kan denken, en dus als je kan denken,
betekent dat, dat je bestaat.
Brain in a vat gedachte-experiment.
Mensen bestaan niet, we zijn allemaal een brein in een vat bij een onderzoeker en die
bepaalt wat wij allemaal zien. Je kan niet bewijzen dat we geen brain in a vat zijn.
Cogito ergo sum is niet meer waar als we een brain in a vat zijn want dan word je denken
bepaald door die onderzoeker, die kan jou dus van alles laten denken.
Cartesiaans dualisme
De mens bestaat uit iets stoffelijks (lichaam) en iets niet-stoffelijks (geest). Dualisme volgt uit
cogito ergo sum vanwege het twijfelexperiment. Je kan twijfelen aan je lichaam maar niet
aan je denken dus we bestaan uit 2 substanties.
Deductief redeneren
Het is logisch en vanzelfsprekend. Het kan niet weerlegd worden.
Voorbeeld:
1. Alle mensen zijn sterfelijk (premisse)
2. Socrates is een mens (premisse)
1
, 3. Socrates is sterfelijk (conclusie)
Conclusie volgt logisch uit de twee premissen.
Inductief redeneren
Men komt tot een algemeen generaliserende regel op grond van empirisch onderzoek
(specifieke waarnemingen).
Voorbeeld:
- Alle geobserveerde zwanen in het park zijn wit
- Conclusie: ALLE zwanen zijn wit
Primaire en secundaire kwaliteiten – Locke
Primaire kwaliteiten = de uitgebreidheid, en de massa van dingen, de vorm, de beweging,
aantal. We kunnen zeker zijn dat onze zintuigen de werkelijke eigenschappen van de dingen
weergeeft.
Secundaire eigenschappen = zintuiglijke indrukken zoals kleur, geur, smaak en geluid. Geven
alleen de indrukken van de stoffelijke wereld op onze zintuigen weer.
Volgens Berkeley is dit onderscheid zinloos, dat wat wordt waargenomen bestaat alleen
maar in de geest, inclusief de primaire kwaliteiten.
Idealisme = benadrukken dat de werkelijkheid afhankelijk is van het bewustzijn. Materiële
wereld is een verbeelding, een gereguleerde droom.
David Hume: matters of fact VS relations of ideas
Matters of fact = uitspraken waarbij de feiten in de wereld ertoe doen.
- Voorbeeld: er zitten meer dan 25 mensen in dit lokaal -> of de uitspraak waar is,
hangt af van de zaken zoals ze nu zijn.
Relations of ideas = uitspraken die waar of onwaar zijn op grond van de termen/woorden die
je gebruikt. Je hoeft niet te gaan checken of het wel klopt
- Voorbeeld: alle vrijgezellen zijn ongetrouwd
A priori = vooraf, van tevoren, het is zo (r of i)
A posteriori = achteraf, naderhand, eerst onderzoeken (m of f)
Analystisch = de eigenschap zit opgesloten in het onderwerp (r of i)
Synthetisch = bevatten meer informatie dan louter in de termen die je gebruikt zit
opgesloten (m of f)
Noodzakelijk = het is belangrijk dat ze waar zijn, anders doen we onze taal en logica geweld
aan, dat leidt tot contradicties.
Contingent = tegenovergesteld van noodzakelijk, uitspraak had ook anders kunnen zijn.
Entiteiten die niet noodzakelijk bestaan.
Kant’s fusie van rationalisme en empirisme
Beiden stromingen vergissen zich volgens Kant. Zowel verstand als ervaring is nodig om
kennis tot stand te brengen. Zintuigen leveren een ruime inhoud van kennis en de ratio
plaatst die ruwe inhoud in een bepaalde vorm.
2