Deze arrestensamenvatting bevat een duidelijk overzicht van alle voorgeschreven arresten (en een aantal belangrijke niet-voorgeschreven, maar wel in colleges behandelde arresten) voor het vak Europees Recht van het studiejaar .
HvJ Commissie tegen Italië: Goederen zijn alle op geld waardeerbare zaken welke voorwerp kunnen
vormen van handelstransacties (zoals koop, verkoop en dergelijke). In dit arrest had Italië bepaalde
heffingen op goederen, maar dat mocht niet. Er geldt dus bijna een absoluut verbod op
douaneheffingen en heffingen van gelijke strekking ex art. 30 VWEU.
HvJ Tedeschi: lidstaten kunnen geen beroep doen op art. 36 VWEU indien er sprake is van
harmonisatiewetgeving op het onderhavige beleidsterrein. De harmonisatiewetgeving en diens
specifieke regels gaan dan immers voor op het Verdrag.
HvJ Commissie tegen Luxemburg: op grond van art. 30 VWEU zijn in- en uitvoerrechten en heffingen
tussen lidstaten op goederen verboden. Een inbreuk op art. 30 VWEU kan niet worden
gerechtvaardigd, maar in dit arrest formuleerde het Hof een uitzondering op de toepassing van dit
artikel. Wanneer het gaat om een vrijwillig geleverde dienst die vrijwillig door iemand wordt
geaccepteerd en daarvoor een vergoeding wordt gevraagd, is dat toegestaan en valt dat niet onder
het bereik van art. 30 VWEU. Voorbeeld: een lidstaat biedt aan goederen bij de grens tegen
vergoeding tijdelijk op te slaan.
HvJ Bauhuis tegen Nederland: in dit arrest formuleerde het Hof een tweede uitzondering op de
toepassing van art. 30 VWEU. Lidstaten mogen heffingen opleggen indien goederen de grens
overkomen en gecontroleerd worden indien 1) een maatregel van Unierecht de lidstaat dit verplicht,
2) dit door harmonisatie op een uniforme wijze voor alle lidstaten geldt en 3) de gevraagde
heffing/bijdrage kostendekkend is (men mag de reële kosten verhalen).
HvJ Commissie tegen Duitsland: uit dit arrest blijkt dat iedere, eenzijdige opgelegde geldelijke last die
wegens de grensoverschrijding van goederen wordt opgelegd een heffing van gelijke werking is ex
art. 30 VWEU. Dat is echter niet het geval indien de heffing onderdeel is van een algemeen stelsel van
binnenlandse heffingen waarbij alle goederen (zowel buitenlands als binnenlands) volgens dezelfde
criteria stelselmatig worden belast of een tegenprestatie vormen voor verleende diensten aan de
marktdeelnemer met heffing reële kosten of dit voortvloeit uit controles die krachtens Unierecht
moeten worden verricht (en dan is tevens vereist dat de heffing de werkelijke kosten niet
overschrijdt en verplicht zijn voor lidstaten, uniform zijn en zij het vrije goederenverkeer
bevorderen). Duitsland kreeg gelijk in deze zaak.
HvJ Humblot: uit dit arrest blijkt dat lidstaten als zodanig belastingen mogen heffen, maar in
het geval dat er sprake is van gelijke/gelijksoortige producten mag de belasting geen
discriminerend element hebben ten aanzien van producten uit andere lidstaten. Bij
concurrerende producten moet een protectionistisch element verdwijnen. In dit arrest hing
Frankrijk belasting heffen op auto’s naar ratio van hun pk’s. Franse auto’s bleven onder een
bepaalde gestelde grens, terwijl de meeste buitenlandse auto’s daarboven kwamen en dus
belastingen moesten betalen. Het Hof stelde dat dit element in strijd is met art. 30 VWEU.
, Non-tarifaire belemmeringen
HvJ Dassonville: op grond van art. 34 VWEU zijn kwantitatieve invoerbeperkingen en maatregelen
van gelijke werking verboden. In dit arrest stelde het Hof dat een maatregel van gelijke werking
iedere maatregel is die direct of indirect, daadwerkelijk of potentieel de interstatelijke handel kan
belemmeren. Het Hof ziet dit dus erg ruim en het is niet vereist dat er ook sprake is van discriminatie
(tussen producten uit eigen land en die uit een andere lidstaat). Ook maatregelen die dus geen
onderscheid maken kunnen maatregelen van gelijke werking zijn. Maatregelen die wel onderscheid
maken zijn het bijna altijd.
HvJ Keck & Mithouard: in dit arrest heeft het Hof de ruime definitie van maatregel van gelijke
werking weer iets beperkt. Geen maatregelen van gelijke werking zijn maatregelen die 1) een
verkoopmodaliteit inhouden, 2) zonder onderscheid zijn en dus gelden voor alle marktdeelnemers en
3) rechtens en feitelijk dezelfde invloed op de verhandeling van nationale producten en producten
uit andere lidstaten. Als één van deze voorwaarden ontbreekt, gaat de Keck-uitzondering niet op en
is er nog steeds sprake van een belemmering.
Van verkoopmodaliteiten is sprake indien het gaat om maatregelen die eisen stellen aan hoe een
product verkocht mag worden, waar dat mag, wie dat mag en wanneer dat mag.
Van producteisen is sprake indien er eisen worden gesteld aan de benaming, vorm, afmetingen,
gewicht, samenstelling, aanbiedingsvorm, etikettering of verpakking van goederen. Als dit het geval
is, gaat de Keck-uitzondering niet op en is er nog steeds sprake van een belemmering van de vrijheid
van vrij verkeer van goederen.
HvJ Cassis de Dijon: uit dit arrest blijkt dat maatregelen zonder onderscheid in beginsel ook verboden
zijn. Het Hof erkent ook het beginsel van wederzijdse erkenning (voldoen een goed in een lidstaat
aan de eisen, moet dat ook voor de andere lidstaten gelden). Voorts vloeit uit dit arrest de
zogenaamde Rule of Reason; dat is een mogelijkheid voor lidstaten om inbreuken op art. 34/35
VWEU te rechtvaardigen. Het Hof noemt enkele voorbeelden, maar die zijn niet limitatief en
lidstaten kunnen dus in theorie alles bedenken als rechtvaardigingsgronden. Daarvoor gelden de
volgende vereisten:
1. Deze rechtvaardigingsoptie kan alleen worden gebruikt voor maatregelen zonder
onderscheid (dus geen discriminatie).
2. De maatregel moet proportioneel zijn. Dat wil zeggen dat de maatregel 1) geschikt is en 2)
noodzakelijk is (het doel mag niet met een minder ingrijpende maatregel ook bereikt
worden; als dat wel kan, mag deze maatregel dus niet).
3. Er moet een dwingende regel zijn van algemeen belang (zoals volksgezondheid).
4. Maatregelen die zuiver economische reden dienen kunnen niet gerechtvaardigd worden
door de Rule of Reason.
HvJ Connegate: uit dit arrest blijkt dat een lidstaat niet met een beroep op de openbare zedelijkheid
de invoer van bepaalde, uit andere lidstaten afkomstige goederen kan verbieden, wanneer zijn
wetgeving de vervaardiging of het in de handel brengen van dezelfde goederen op zijn grondgebied
niet verbiedt. Het Hof accepteerde een beroep op de openbare zedelijkheid als dwingende vereiste
van algemeen belang niet. Het ging immers om opblaasbare poppen voor seksuele handelingen die
in Engeland niet mochten worden ingevoerd, terwijl ze daar wel gemaakt en verkocht mochten
worden en dat vond het Hof niet in orde.
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper rickweijers. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €5,49. Je zit daarna nergens aan vast.