College 1: Inleiding ontwikkelings- en levensloopcriminologie en risicofactoren
Ontwikkelings- en levensloopcriminologie
Discipline houdt zich bezig met:
De ontwikkeling en levensloop van antisociaal en crimineel gedrag
Risicofactoren op verschillende leeftijden
Effect van life events op crimineel gedrag
ICAP: Integrated Cognitive Antisocial Potential (Farrington)
Houdt de potentie in om antisociaal gedrag te plegen
o Hoge potentie pleegt niet direct criminaliteit
Twee vormen van antisociaal potentieel (AP)
o Lange termijn AP (zitten in het kind)
o Korte termijn AP (acuut of spontaan gedrag)
Route die de theorie schetst
o Lange termijn (laag familie inkomen, slechte
schoolprestaties, impulsief)
o Korte termijn (drugs, alcohol, verveling, frustratie)
o Cognitieve processen (kosten en baten afweging)
o Delinquent gedrag
o Consequenties van gedrag
Risicofactoren
Risicofactoren zijn factoren die kans op delinquent gedrag verhogen
Dynamische factoren zijn veranderlijk (verslaving, schoolprestaties, opvoedingsstijl)
Statische factoren zijn onveranderlijk (leeftijd, tienermoeder, slachtofferschap)
Antisociaal gedrag in kindertijd is grootste voorspeller voor later delinquent gedrag
Sociaal-ecologisch systeem (Bronfenbrenner)
In elke kring kunnen risicofactoren komen en de kring van het kind wordt steeds breder
dus er kunnen steeds meer risicofactoren bijkomen. Je leest het model van binnen naar
buiten.
Domijnen risicofacotren
o Individueel (lage intelligentie, hoge impulsiviteit)
o Familie en gezin (groot gezin, huiselijk geweld, tienermoeder)
o Vrienden en peers (delinquente peers, afwijzing door peers)
o School en omgeving (weinig sociale controle, slechte binding leerkrachten)
Age-crime curve
Er is een piek in de criminaliteit bij de leeftijd van 15 t/m 19 jaar. Er zijn hier twee verklaringen voor.
Het aantal delicten dat mensen plegen is een gevolg van een lage zelfcontrole. Zelfcontrole is
tijdens de adolescentie slechter, waardoor er tijdens de adolescentie de meeste criminaliteit
wordt gepleegd.
Tegelijkertijd is het een kwestie van participatie. Sommige mensen plegen hun gehele leven
criminaliteit en sommige alleen tijdens de adolescentie.
Criminele carrières
Een criminele carrière is de opeenvolging van alle delicten die een persoon tijdens zijn of haar leven
heeft gepleegd. Er zijn verschillende dimensies van criminele carrières:
Age of onset, frequentie en volume, ernst, versnelling en escalatie, specialisatie, co-
daderschap, desistance
1
, College 2: OLC-Theorieën
Cohortstudies
Cohortstudies is de beste manier om intra-individuele verschillen te meten, omdat de deelnemers bij
een gemeenschappelijk kenmerk hebben en over een langere periode met meerdere
meetmomenten worden gevolgd. Intra-individuele verschillen zijn verschillen binnen mensen.
Ontwikkelingspaden (Loeber)
Conflict met autoriteitspersonen
o Begint met koppig gedrag, gaat over in ongehoorzaamheid en later
komt er een actieve vermijding van de autoriteit (spijbelen)
Openlijke probleemgedragingen (geweldspad)
o Begint met milde agressie, gaat over in vechtpartijen en eindigt bij
ernstig geweld (mishandeling, verkrachting)
Heimelijke probleemgedragingen
o Begint met milde probleemgedragingen (liegen), gaat over in vernieling, dan in
fraude en zakkenrollen en eindigt in ernstige vermogenscriminaliteit
Een vroege start, snelle progressie en het zich op meerdere paden begeven
o Leiden vaak tot slechtere uitkomsten
Dual Taxonomy theorie (Moffitt)
LCP-daders zijn een relatief kleine groep daders, waarbij antisociaal gedrag begint in de kindertijd en
aanhoudt in de volwassenheid. Er is dus continuïteit in het gedrag.
Bij LCP-daders ontstaat het gedrag door:
o Neuropsychologische risicofactoren
Door hersenafwijking heeft kind cognitieve problemen en een lastig
temperament
o Risicofactoren op gezinsniveau
Onvoldoende toegeruste ouders (onvoldoende middelen)
Ineffectieve opvoedingsstijl (autoriteit of verwaarlozend)
Zij blijven gedrag vertonen door:
o Contemporaine consequenties van gedrag
Bepaalde karaktereigenschappen blijven rol spelen in volwassenheid
o Cumulatieve consequenties van gedrag
o Gevolgen van delinquent gedrag tellen bij elkaar op
o Hoe meer ‘snares’ hoe moeilijker stoppen is
Door deze consequenties raakt persoon gevangen (‘ensnared’)
Op 26e slechte banen, drugsproblemen, gewelddadig en vaak antisociale partner
Bij AL-daders begint antisociaal gedrag in de vroege adolescentie en het stopt in de volwassenheid.
Er is dus discontinuïteit in het gedrag. Ook is het gedrag normatief, want delinquentie in adolescentie
is normaal en (bijna) iedereen doet het.
Bij AL-daders ontstaat het gedrag door:
o Maturity gap (gat in jaren tussen biologische- en sociale volwassenheid)
o Social mimicry (imiteren van andere mensen)
Het gedrag stopt door:
o Zij komen uit maturity gap
o Er vindt een verandering plaats in de kosten
o Zij kunnen zich aanpassen aan omstandigheden (minder snares)
Abstainers is de groep dat helemaal geen delinquent gedrag vertoond. Zij doen het vanwege
bepaalde karaktereigenschappen niet goed in de volwassenheid. Tot slot zijn recoverers LCP-daders
2