Sportpsychologie – Hoofdstuk 4: Emoties en Sport
4.1. Gevoel, stemming en emotie
Gevoelens zijn subjectieve ervaringen, die op 2 dimensies kunnen variëren:
1. Hedonische toon van de ervaring, uiteenlopend van prettig (heeft aantrekkingskracht) tot
onprettig (is te vermijden);
2. Activatie (intensiteit), variërend van kalm tot opgewonden.
Dimensies zijn onafhankelijk (alle combinaties kunnen optreden).
Stemming is een gematigde gevoelstoestand of affectieve toestand. Stemming ontstaat vaak
geleidelijk. Stemmingen kunnen de manier waarop informatie verwerkt wordt, beïnvloeden en
mede daardoor zichzelf in stand houden. Daardoor kunnen stemmingen soms lang aanhouden
(wel enkele weken of zelfs maanden). Voor een verschil tussen emotie en stemming, zie tabel 4.1
op blz. 115!
Emoties zijn reacties op duidelijke gebeurtenissen of een welomschreven situatie. Emoties zijn
gevoelsreacties, waarbij die gevoelens heftiger zijn dan bij stemmingen en ze worden vrijwel
altijd vergezeld door sterke fysiologische reacties. Ook worden ze gekenmerkt door de
aanwezigheid van een actietendens: de neiging om handelingen uit te voeren, passend bij de
emotie. Emoties zijn er van het ene moment op het andere, iets wat samenhangt met het eerste
kenmerk (een reactie op een gebeurtenis of situatie). Emoties zijn verder nog kortdurend en
kunnen hooguit maar enkele uren aanhouden (dan zouden ze veranderen in een gevoel waarbij
de neiging tot handelen niet langer prominent aanwezig is).
Bij emoties is er vrijwel altijd sprake van sterke fysiologische reacties. Deze kunnen worden
opgedeeld in 3 categorieën:
1. Autonoom-fysiologische reacties: o.a. hartfrequentie, bloeddruk, ademhaling,
zweetafscheiding, reactie van maag/darmen, activatie van de traanklieren,…
2. Hormonale reacties: adrenaline en noradrenaline via de as van het sympathisch
zenuwstelsel naar het bijniermerg, en ACTH en corticosteroïden via de as van de hypofyse
naar de bijnierschors.
3. Neurale reacties: verandering van activiteit in het brein.
De hypothalamus wordt beschouwd als het belangrijkste regelcentrum van emotionele arousal.
4.2. Theorie van Frijda over emoties
Emoties zijn sterke gevoelens en actietendensen. Gevoel en actietendens zijn wezenskenmerken
van emoties. Vaak is het niet zo dat de omstandigheden als zodanig bepalend zijn voor de
emotie, maar de inschatting daarvan door de persoon (appraisal).
Het appèl van een situatie is sterk, bijna onontkoombaar (Wet van het Appèl). Hoe groot het
appèl van een gebeurtenis is, heeft alles te maken met het belang dat wordt geraakt. Hoe groter
het belang, des te heftiger de emotie.
Een gebeurtenis staat in de regel niet op zichzelf. Er zijn allerlei gebeurtenissen aan
voorafgegaan die meebepalen hoe de situatie wordt beoordeeld en welke emoties optreden. Bij
de beoordeling van een situatie spelen ook andere factoren een rol, zoals eigenschappen van de
persoon en de stemming waarin iemand verkeert. Frijda spreekt in verband met die
eigenschappen over inschattingsgeneigdheden. Zie figuur 4.2 op blz. 119 over het ontstaan van
emotie.
Volgens Frijda is de actietendens de essentie van een emotie. Door de actietendens centraal te
stellen, is ook de verbinding van emotie met motivatie gelegd. Emoties zetten aan tot gedrag.
1
, Verschillende emoties zetten aan tot verschillende gedragingen (vreugde ➜dansen, springen,
omhelzen,…). Gedrag hoeft echter niet persé tot uiting te komen.
Frijda noemt een van de wetmatigheden van emoties de Wet van Geslotenheid.
Wet van Geslotenheid = emoties neigen ertoe gesloten te zijn, dat wil zeggen “absoluut in
noodzaak, waarheid en tijd, en gesloten voor overwegingen die noodzaak, waarheid en
tijdsperspectief kunnen relativeren”.
De Wet van Geslotenheid geeft aan waarom het soms beter is even te wachten met
goedbedoelde, geruststellende opmerkingen: ze komen eenvoudigweg niet aan en kunnen
emoties zelfs versterken.
Het directe appèl van een situatie, de emotie die wordt opgeroepen en de actietendens als
ogenblikkelijke reactie zijn processen die zich niet zo gemakkelijk laten (bij) sturen door
rationele overwegingen.
4.3.1. Emotieregulering
Mogelijkheden om emoties (enigszins) te reguleren:
1. Invloed uitoefenen op de emotie:
Frijda wijst erop dat de Wet van Appèl sterk is, maar dat de persoon er niet willoos aan
overgeleverd is: de persoon kan tegen het appèl in gaan. Dit kan door aan de
gebeurtenis een andere betekenis te geven. Als het lukt om de gebeurtenis ander te
zien, zal er dus ook een andere emotie zijn. Echter, ingaan op deze wet, kost energie.
Als iemand er doorheen zit, brengt hij het eenvoudig niet op anders tegen een
gebeurtenis aan te kijken.
2. Het beinvloeden van het belang:
Als er andere belangen zijn of als het belang kleiner is, zullen andere of minder heftige
emoties optreden.
3. Het beinvloeden van gevoel en fysiologische reacties:
In programma’s van mentale training wordt er veel aandacht besteed aan deze
mogelijkheid.
4. Invloed uitoefenen op de actietendens:
Welke actietendens ontstaat, is ook afhankelijk van het actierepertoire waarover
iemand beschikt. Bijvoorbeeld: een sporter die is opgegroeid in een omgeving waarin
fysiek geweld not done was, zal bij kwaadheid niet zo snel de neiging hebben om te
slaan of te schoppen. De rol van het actierepertoire bij het ontstaan van actietendens
wijst erop dat die tendensen ook kunnen worden beïnvloed, maar dan indirect, door
het repertoire te wijzigen.
4.3. Individuele zone van optimaal functioneren
Individuele zone van optimaal functioneren theorie van Hanin = er is voor iedere sporter een
gebied van spanning (zone) waarin de beste prestatie wordt geleverd en meer of minder
spanning betekent een slechtere prestatie.
De zone van optimale spanning verschilt tussen sporters.
Het idee van zone van optimale spanning is uitgewerkt voor emotionele reacties in het
algemeen. Drie belangrijke uitbreidingen van het oorspronkelijke idee zijn:
1. Emoties ➜plezierig/onplezierig en emoties hebben een + of – gevoelswaarde.
2. Emoties ➜functioneel (bevorderend voor een goede prestatie)/disfunctioneel (kan een
goede prestatie in de weg staan). ≠ plezierig/onplezierig (bv. een onplezierige emotie kan
functioneel zijn etc.).
2